1940-05-01: |
De Banier 01-05-1940: Twintig dagen in Denemarken. Kapitein verhaalt zijn belevenissen. Gisteravond omstreeks acht uur is te Rotterdam binnengekomen het Nederlandsche motorschip „OMLANDIA", metende 450 ton eigendom van K. Albers uit Hoogezand. Kort nadat het schip aan de Stieltjeskade alhier was aangekomen, na een reis naar de stad Kopenhagen, gelukte het ons een onderhoud te hebben met den den heer C. Posthumus, die ons het een en ander van zijn wederwaardigheden mededeelde. Toen wij het einde der vorige maand uit Vlissingen vertrokken, aldus de heer Posthumus, hadden wij nog weinig vermoeden van wat het vreedzame Denemarken boven het hoofd hing. Den 31 sten Maart vertrokken wij uit Vlissingen met een lading stukgoed uit Antwerpen aan boord, bestemd voor Kopenhagen. De reis verliep vlot. Van mijnen of andere oorlogsbelemmeringen hebben wij niet het minste last gehad — trouwens, zoo vertelde de kapitein, een klein schip als het onze spoelt de mijnen langs het schip weg; het zog zuigt de gevaarten naar de buitenkant en het gevaar dat wij er mee in aanraking zullen komen is uiterst gering. Donderdag 4 April konden wij reeds het anker laten vallen in de haven van de Deensche hoofdstad. Met het lossen kon nog niet dadelijk begonnen worden, omdat we nog wachtten op een plaats langs de kade. Eerst Maandag begon het lossen van de lading, en alles ging goed. Toen werd plotseling den Dinsdag daarop het Deensche land en de Deensche hoofdstad door Duitsche troepen bezet! Alle plaatsen, die van eenig belang waren, werden door Duitschers in genomen. De eerste manschappen kwamen met verschillende vliegtuigen in de hoofdstad aan. Dat zullen er, aldus schatte het onze zegsman, ongeveer 600 geweest zijn. Al spoedig even wel volgde meerdere aanvoer met behulp van transportschepen. De Deensche gemobiliseerden werden naar huis gestuurd en de Duitsche soldaten namen hun plaatsen in. Waar voorheen de Deensche wachtposten werden aangetroffen zag men nu de Duitsche uniform. Slechts de wacht voor het paleis des konings, voor het slot Amaliënborg, bleef gehandhaafd, maar in dien tusschentijd was hun gewone pakje vervangen door stormtenue. De karakteristieke Huzarenmutsen verdwenen en de stormhelm kwam er voor in de plaats. De groote toegangsweg tot het centrum van de Deensche hoofdstad, de Langelinie, werd geheel door militairen afgezet en voor het verkeer gesloten. In de onmiddellijke nabijheid van de Langelinie werd de Deensch kazerne, gelegen dicht bij de bekende Gefion-fontein, door de Duitsche troepen bezet. De twee groote forten, die in de haven van Kopenhagen zijn gelegen, het Mittelgrundfort en het Flakfort, werden eveneens door de Duitsche troepenmacht bezet. Ondertusschen ging het leven in Demarken, zoo waren de indrukken van onzen ooggetuige, gewoon zijn gang. leder ging naar zijn werk, naar kantoor, naar school als twee dagen tevoren. De kerken hielden hun diensten op de gezette tijden. De menschen waren dan ook rustig, maar toch kon men bemerken, dat zij door de onverwachte gebeurtenissen wel wat uit het lood geslagen waren. Dat ondervonden wij persoonlijk, toen op den dag van de bezetting het lossen plotseling gestaakt werd. De havenarbeiders wilden zich vóór alles op de hoogte stellen van den toestand Voorloopig weigerden zij eenvoudig verder te werken. Den volgenden dag waren zij evenwel weer present en voor de rest verliep het lossen naar wensch. Je moet niet denken, aldus de kapitein, dat wij toen rustig konden wegvaren! Daar was in de eerste weken geen sprake van. Niet minder dan drie weken hebben wij „gesperrt" gelegen, omdat de Duitschers toestemming om weg te varen weigerden Ondertusschen gingen wij de stad maar pon? bekijken Daar was vanzelfsprekend des avonds alles in een Egyptische duisternis eepuld. Wie zich nog op straat wilde begeven, moest er voor zorgen, dat hij van een of ander wit kenteken voorzien was een band om de arm, een witte pet. witte kousen. Wie des avonds niet van een dergelijk kenteken was voorzien, liep de kans op een boete van 50 kronen. Van levensmiddelenschaarschte was evenwel geen sprake. Het Deensche land zelf had van alles steeds voldoenden voorraad. Wel vond distributie van margarine plaats maar ik vermoed, zoo zeide de heer Posthumus, dat dat meer was om de eigen boter in consumptie te brengen. Wel waren de kolen zeer schaarsch. Tijdens ons verblijf in Kopenhagen hoorden wij op zekeren dag een ontzaggelijk geronk. Wij renden allen naar het dek. Een aantal van bijna vijftig vliegtuigen trok hoog boven onze hoofden voorbij. Het was waarschijnlijk de eerste aanvoer van Duitsche troepen naar Noorwegen. Mogelijk ook waren het gevechtsvliegtuigen of bommenwerpers., dat was niet duidelijk te onderscheiden op zulk een hoogte. Verder troepenvervoer hebben wij niet meegemaakt, want na twintig dagen „Sperrung" konden we weer naar het moederland vertrekken. Den 24sten April voeren wij weg. Het was nog een geluk, dat wij toen weg konden, want wij hoorden, dat eenige dagen later de haven opnieuw was „gesperrt". Toen wij in de Sont voeren, zagen wij op de hoogte" van Helsingör, een kwartier voor ons uit, een Letlandsch schip op een mijn loopen. Terwijl wij de „Gondega" voorbij voeren, heb ik nog een paar foto's van het beschadigde vaartuig kunnen maken, maar de schade was gelukkig niet groot en de bemanning is veilig aan wal gekomen. Bij aankomst in het Kielerkanaal wachtten ons eenige Duitschers, die gedurende de doortocht van het kanaal mee aan boord gingen. Dat was den 26sten April. Wij kregen geen toestemming om Borkum aan te doen; dat was trouwens weinig wenschelijk vanwege het mijnenveld, dat het gebied daar geblokkeerd heeft. De Duitschers werden door de Duitsche loodsen van boord genomen. Dat was de laatste hinderpaal die we hebben meegemaakt. De route over de Noordzee gaf geen enkele moeilijkheid. Het is nu net een kwartiertje geleden, dat wij hier aankwamen — ik zie op mijn horloge de tijd van 8.15 uur — wat we nu zullen gaan doen is nog niet zeker. Wij hebben geen lading mee teruggebracht, omdat we zoo gauw mogelijk Denemarken hebben verlaten. Een oponthoud om te laden van slechts één of twee dagen, had ons weer weken langer kunnen vasthouden. En ten slotte is het toch veiliger om in het moederland te zitten.... Het schip, de „OMLANDIA", ligt momen teel aan de Stieltjeskade, wachtende op nieuwe orders.. |