1955-10-20: |
Bij Hirsholm (Denemarken) in dichte mist op 25 meter van de vuurtoren gestrand. Het was in ballast onderweg van Gothenburg naar Aalborg. De bemanning verliet het schip maar keerde later terug. Het werd op 21 oktober vlot gesleept door de sleepboot 'Jason' van Svitser en naar Frederiksstad gebracht. Na inspectie bleek de bodem zwaar beschadigd te zijn. Voorlopig hersteld en op eigen kracht voer het naar de werf van van Groot & van Vliet te Slikkerveer en is daar volledig hersteld.
m.s. BARRACUDA af Groningen, 290 B. R. T. På rejse fra Göteborg til Aalborg i ballast. Grundstødt d. 20/10 55 ved Jyllands Ø. kyst. Strandingsindberetning dat. 22/10 55.
Kl. 0451 grundstødte B. under en hård SSØ.-lig kuling med N.-gående strøm ved Hirsholm Ø. for fyret. Besætningen blev bragt i land ved hjælp af redningsstol. D. 21/10 kom skibet flot ved hjælp af bjergningsdampere. Anm. Årsagen til grundstødningen angives at være vejrforholdene.
NvhN 20-10-1955: Barracuda op de stenen gelopen. Vanmorgen bij Hirsholm gestrand. Vanmorgen is het motorkustvaartuig Barracuda bij Hirsholm (Denemarken) op de stenen gelopen. Deze te Groningen thuisbehorende coaster was vannacht in ballast van Gothenburg naar Aalborg vertrokken, om daar een lading graan in te nemen voor Antwerpen.
Vanmorgen werden er pogingen in het werk gesteld om het schip vrij te krijgen. De Barracuda is eigendom van de heer L. H. Vogelzang te Groningen. Het schip werd in 1950 gebouwd bij de Scheepvaart Unie te Groningen.
Leeuwarder courant 24-10-1955: De Groninger kustvaarder „Barracuda" die in het Kattegat op de Oostkust van Jutland liep, is vlotgekomen. De bemanning, die met het wippertoestel van boord was gehaald, ging weer op het schip toen de zee kalmer werd. De bodem van de „Barracuda" zal moeten worden vernieuwd; ook het roer is beschadigd bij de stranding.
NvhN 24-10-1955: Barracuda vlot, maar zwaar beschadigd. Zaterdag konden wij in een deel van onze editie nog melden, dat het Groninger kustvaartuig Barracuda, dat Donderdag ter hoogte van Hirsholm in het Kattegat aan de grond was geraakt, met behulp van een Deense sleepboot weer vlot was gekomen. Het schip is naar Frederikshaven gebracht. Het Deense persbureau Ritzau meldt nader, dat de Barracuda zwaar beschadigd is. De gehele bodem zal moeten worden vernieuwd. Ook het roer moet worden gerepareerd. Vermoedelijk zal het vaartuig in Frederikshaven voorlopig worden hersteld en dan door binnenwateren naar Nederland worden overgebracht.
NvhN 09-01-1956: Een week ontzegging voor kapitein van de Barracuda. Slordige navigatie en niet verstandige besluiten. De Raad voor de Scheepvaart heeft kapitein-eigenaar L. H. V. van het 290 brt. metende kustvaartuig Barracuda schuldig bevonden aan de stranding van zijn schip op het Deense eiland Hirsholm op 20 oktober van het vorige jaar en heeft zijn diploma ingetrokken voor de tijd van een week. De inspecteur voor de scheepvaart, de heer J. Metz, had de Raad voorgesteld het diploma van de kapitein in te houden voor de tijd van drie weken. De Barracuda is op 20 oktober 1955 in de vroege ochtend tijdens slecht weer op de rotsen van het eiland gestrand op 25 meter afstand van de vuurtoren. Het schip heeft daar ruim een dag vastgezeten en is toen door een sleepboot van een bergingsmaatschappij losgetrokken. In het dok te Frederikshaven is een noodreparatie verricht en nadien volgde te Rotterdam de definitieve reparatie. De schade bedroeg ruim f 100.000. De voorzitter van de Raad, prof. mr. Offerhaus, vroeg aan de kapitein of hij de bemanning van de reddingboot, die op de 20e in de buurt is gebleven nog bedankt heeft. De kapitein vertelde, dat hij twee flessen jenever en duizend sigaretten had gegeven. Hij heeft nadien niet meer schriftelijk bedankt. Prof. Offerhaus deelde hierop mede, dat via officiële instanties door de Denen geklaagd is, dat de kapitein niets meer van zich heeft laten horen. Zowel de voorzitter van de Raad als de inspecteur zeiden, dat de kapitein beter niet uit Goteborg had kunnen vertrekken met zulk een hoog liggend schip, dat in ballast voer. De heer Metz zei voorts, dat naar zijn mening de kapitein een slordige navigatie heeft gevoerd en dat zijn besluiten niet alle verstandig zijn geweest. Hij sprak de hoop uit, dat de kapitein alsnog een dankbrief aan de Denen zal sturen.
Het Vrije Volk 10-01-1956: Kapitein niet 't laatst van boord. Wegens „slordig navigeren" verlangde de inspecteur-generaal bij de Raad voor de Scheepvaart gisteren drie weken inhouding van het kapiteinsdiploma tegen de betrokkene L. H. V., wiens kustvaarder „Barracuda" onlangs op slechts 25 meter afstand van een Deense vuurtoren aan de grond liep. Ofschoon de weersvoorspellingen buitengewoon ongunstig waren, was de „Barracuda" op 19 november van het vorig jaar met grote spoed uit Göteborg vertrokken, met als einddoel Rotterdam, waar een lading op haar wachtte. Korte tijd daarna strandde het schip. ... Toen de Deense redders eenmaal een wippertoestel hadden geïnstalleerd, was de kapitein een der eersten, die het schip verlieten en vooral dat nam de inspecteur hem kwalijk. „De kapitein dient ónder alle omstandigheden zijn schip het laatst te verlaten," zo verklaarde hij, „en deze zeemanswet had u beter niet kunnen overtreden"
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van donderdag 2 februari 1956, no. 24. Uitspraak van de Raand voor de Scheepvaart: No.6 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake de stranding van het motorschip ,,Barracuda" op Hirsholm in het Kattegat. Betrokkene: de kapitein L. H. Vogelzang. Op 20 oktober 1955 is het motorschip „Barracuda" op de reis van Gothenburg naar Aalborg, tijdens buiig weer, gestrand op Hirsholm in het Kattegat. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze stranding en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Barracuda", L. H. Vogelzang, wonende te Rotterdam. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 9 januari 1956, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de verhoren van de kapitein en de roerganger, zomede van de te Aalborg afgelegde scheepsverklaring en een Deens strandingsrapport, benevens het scheepsdagboek en de Engelse kaart no. 2114: The Kattegat, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Barracuda" is een Nederlands schip, toebehorende aan de kapitein L. H. Vogelzang, te Rotterdam. Het meet 290 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 195 pk motor. Op 19 oktober, te 20 uur, vertrok de „Barracuda" onder loodsaanwijzing van Gothenburg met bestemming Aalborg. Het schip was leeg; de diepgang was voor 4', achter 7'. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 7 personen. Te 21.15 uur was het schip buitengaats, ontscheepte de loods en voer vervolgens langs de voorgeschreven route verder. Het was ruw weer met regenbuien; ds wind was zuid 8; er stond een woelige zee. De kapitein kreeg op 20 oktober, te 0 uur, de wacht. Te 0.38 uur werd Laeso-v.s. op korte afstand aan bakboord gepasseerd. Vanhier werd 245° r.w. gestuurd, op het kompas 248°. De variatie was min 3", de deviatie 0°. Men had geen log uit; de kapitein schatte de vaart op 6 mijl. Tussen de zware regenbuien was het goed zicht; het schip werkte zwaar. Te 3.20 uur peilde de kapitein het vuur van Hirsholm één streek aan stuurboord. Het schip bleek dus sterk om de noord te zijn verzet. Te 3.51 uur werd de routeboei 35/7 dichtbij aan stuurboord gepasseerd. De kapitein liet nu 197° r.w. sturen, een koers, die buiten de geveegde route leidde, maar die hij in verband met wind en stroom de juiste achtte. Na het passeren van genoemde boei voer men gedurende een halfuur in een zware regenbui en had men al die tijd geen verkenning van enig vuur. Toen het tegen 4.30 uur opklaarde, zag de kapitein aan stuurboord op korte afstand het vuur van Hirsholm. Hij liet onmiddellijk hard b.b.-roer geven, maar 2 minuten later liep het schip aan de grond op Hirsholm. Ongeveer 5 minuten later draaide het schip rond en kwam het met b.b.-zij tegen de kust te liggen. Het gelukte niet het schip door middel van roer- en schroefmanoeuvres vlot te brengen. De kapitein liet geen noodseinen geven. Het schip maakte aanvankelijk geen water en hij besloot daglicht af te wachten. Te 9.30 uur kwam de reddingboot van Frederikshaven in de buurt, maar door de hoge zee kon deze geen hulp verlenen. Tegen 11 uur werd met de wal verbinding gemaakt door de ,,Barracuda" en kon een wippertoestel worden opgetuigd. In de te Aalborg afgelegde scheepsverklaring staat vermeld, dat de kapitein door middel van het wippertoestel aan de wal ging om de verzekerings- maatschappij op te bellen. In zijn voor de Scheepvaartinspectie afgelegde verklaring vermeldde de kapitein, dat de stuurman aan de wal ging en dat deze de verzekeringsmaatschappij opbelde, maar dat toen deze maatschappij de stuurman verzocht de kapitein mede te delen zelf aan de wal te komen, omdat in de loop van de dag een vertegenwoordiger van de bergingsmaatschappij te Frederikshaven te Hirsholm zou komen. Toen de stuurman met dit bericht terugkwam, is de kapitein aan de wal gegaan. Hij zegt, dat hij aanvankelijk bezwaar had zijn schip te verlaten, daar hij niet zeker ervan was weer aan boord terug te kunnen komen. Te 12 uur kwam de kapitein weer terug bij het schip; hij kon toen, daar wind en zee waren toegenomen, niet aan boord terugkomen. De kapitein liet toen de gehele bemanning aan de wal komen. Hij bracht met de stuurman de nacht door te Hirsholm; de anderen werden ondergebracht in het zeemanshuis te Frederikshaven. Toen de volgende morgen bleek, dat de wind aanmerkelijk was afgenomen, ging de gehele bemanning te 7 uur terug aan boord. De wind was nu west 3-4. Een sleepboot bracht pompen aan boord om het ruim, dat lek was geworden, leeg te pompen; de machinekamer was droog gebleven. Nadat het ruim zoveel mogelijk was lens gepompt, slaagde de sleepboot te 11.15 uur erin de „Barracuda" vlot te trekken. De „Barracuda" werd naar Frederikshaven gesleept, waar zij te 15 uur meerde. Hier is het schip in het droogdok opgenomen voor onderzoek en is een voorlopige reparatie uitgevoerd. Op 4 november kon het schip leeg vertrekken naar Rotterdam, waar het op 8 november arriveerde. Het vlak was ernstig beschadigd. De kapitein heeft nog verklaard, dat het kompas goed was en dat ook goed is gestuurd; hij wijt de stranding aan grote drift door abnormaal sterke noordgaande stroom. Ter zitting verklaarde de kapitein, dat hij reeds 30 jaar ter zee voer; hij was reeds 6 jaar kapitein-eigenaar van de „Barracuda". De „Barracuda" had op 19 oktober te Gothenburg gelost en zou leeg vertrekken naar Aalborg om vandaar een lading graan te vervoeren naar Antwerpen. Het was, in Gothenburg liggende, stormweer uit het zuiden. Betrokkene herinnert zich niet kort voor vertrek een weerbericht aan boord te hebben ontvangen; hij meent echter te weten, dat het weerbericht sprak van afnemende wind. Vóór vertrek zijn de dubbele-bodemtanks gevuld, totaal 76 ton waterballast. Betrokkene is te 20 uur, onder aanwijzing van een loods, vertrokken. Betrokkene heeft er niet over gedacht om het vertrek uit te stellen tot het weer zou zijn verbeterd; hij geeft ter zitting toe, dat, achteraf beschouwd, het wel beter zou zijn geweest te blijven liggen. De loods heeft geen opmerking gemaakt over het voornemen van betrokkene om zee te kiezen. Toen het schip buiten was en de loods ontscheept, is betrokkene enige tijd gaan rusten, maar te 0 uur van 20 oktober nam hij de wacht over. Het schip loopt in stil water bij volle kracht 8 ½ a 9 mijl; betrokkene schatte nu de vaart op 6 mijl. Er was geen log uit en betrokkene heeft, toen te 0.38 uur Laeso-v.s. werd gepasseerd, niet de behouden vaart berekend. De koers werd te 0.38 uur 245° r.w. Betrokkene bracht daarbij 13° voor drift in rekening. Door het zware werken van het schip was het, na het passeren van het vuurschip, niet mogelijk door middel van de richtingzoeker te controleren of het schip te veel werd weggezet door de stroom. Toen betrokkene te 2 uur een radiopeiling wilde nemen, bleek het toestel niet te functioneren. Te 3.20 uur peilde betrokkene het vuur van Hirsholm op één streek aan stuurboord. Het bleek toen, dat de „Barracuda" aanmerkelijk om de noord was verzet; het schip was daardoor buiten de geveegde route geraakt. Daar de peilingslijn van Hirsholm juist over boei 35/7 liep, besloot betrokkene zo door te gaan en bij deze boei weer in de geveegde route te komen. Hoewel het schip erg gierde, stuurde de roerganger goed; betrokkene heeft geregeld het sturen gecontroleerd. Toen te 3.51 uur de boei werd gepasseerd, heeft betrokkene 197° laten sturen. Hij verwachtte, dat het schip, welks vaart hij op deze koers op 3 a 4 mijl schatte, door wind en stroom juist in de route op zou gaan. Direct na het passeren van de boei viel een harde regenbui in en betrokkene heeft een halfuur gevaren zonder enige verkenning. Toen hij te 4.30 uur weer zicht had, zag hij het licht van Hirsholm zeer dichtbij. Het bleek, dat het schip sterk was ingezet en vrijwel geen voortgang had gemaakt. Betrokkene liet terstond hard h.b.-roer geven, maar even later stootte het en bleef het vastzitten. Doordat het achterschip de grond raakte, draaide het schip door de wind over bakboord rond en bleef daarna tegen de stenen liggen, ongeveer 20 m van de wal van het eiland Hirsholm. Het was niet mogelijk door machinemanoeuvres het schip vlot te brengen; na enige tijd begon het ruim water te maken, maar de pomp kon dit bijhouden. Daar de wachter van de vuurtoren de stranding had opgemerkt, achtte betrokkene het niet nodig noodseinen te geven. Te 9.30 uur kwam een reddingboot in de buurt, maar deze kon niet dicht genoeg bij het schip komen. De opvarenden van de reddingboot hebben daarna aan de wal geholpen een verbinding mat de „Barracuda" tot stand te brengen. Dit gelukte na korte tijd. De stuurman is aan de wal gegaan om het voorgevallene aan de verzekeringsmaatschappij te melden. Deze droeg de stuurman op de kapitein te vragen zelf aan de wal te komen om te spreken met een vertegenwoordiger van de bergingsmaatschappij, die naar Hirsholm zou gaan. Daar het weer iets gunstiger was geworden, vond betrokkene het niet bezwaarlijk zijn schip te verlaten. De „Barracuda" heeft wel radiotelefoon, maar betrokkene meende, dat hij daarmee geen goede verbinding kon krijgen. Toen hij aan de wal kwam en hem bleek, dat deze vertegenwoordiger eerst te 16 uur op Hirsholm zou arriveren, wilde betrokkene naar zijn schip terugkeren. Toen bleek, dat wind en zee zo waren toegenomen, dat teruggaan zeer bezwaarlijk was. Mede op raad van het personeel van de reddingsmaatschappij besloot betrokkene het schip vóór de nacht te doen verlaten. De gehele bemanning verliet hierop het schip. Toen het weer de volgende morgen aanmerkelijk bleek te zijn verbeterd, zijn allen naar boord teruggekeerd. Nadat een bergingsvaartuig pompen aan boord had gebracht en daarmee het ruim lens was gepompt, slaagde deze boot erin de „Barracuda" te 11.15 uur vlot te trekken. Het schip is eerst naar Frederikshaven gesleept en daar voorlopig hersteld. Op 4 november is de „Barracuda" naar Rotterdam vertrokken. Vrijwel het gehele vlak en de dubbele bodem moesten worden vernieuwd. Betrokkene deelt de raad nog mee, dat, hoewel hij de redders op Hirsholm persoonlijk heeft bedankt, hij nagelaten heeft in een brief aan de reddingmaatschappij zijn dank voor de geboden hulp te betuigen. Betrokkene wijt de stranding aan de harde wind en de abnormaal sterke stroom ten gevolge van deze wind. De inspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat de „Barracuda" op 19 oktober 1955, na te Gothenburg haar lading te hebben gelost, diezelfde dag te 20 uur vandaar vertrok, ofschoon het weer zeer slecht was. De „Barracuda" had alleen 76 ton waterballast in, lag erg achterover en had een geringe diepgang. Het is beter, dat een leeg schip bij zulk slecht weer niet uitgaat. Als een dergelijk schip toch uitgaat, is het een eerste vereiste te zorgen, dat het niet op lager wal komt. De plaats van bestemming lag min of meer op lager wal. Leaso-v.s. werd normaal gepasseerd. Voor het bepalen der vaart is het beter een log uit te hebben. De kapitein liet na het behoud tussen Gothenburg en het vuurschip te bepalen. Hierna moest het schip over de grond 258° opgaan; de kapitein liet 245° sturen en bracht dus een drift van 13° in rekening. De roerganger zou volgens de kapitein goed hebben gestuurd. De kapitein heeft niet gepoogd te controleren of zijn schip de goede koers opging; dit had met het radiopeiltoestel kunnen gebeuren, zeker tot 2 uur, toen het uitviel. Als de kapitein dit had gedaan, zou hem zijn gebleken, dat het schip veel meer om de noord werd gezet dan hij meende. Door deze controle na te laten, heeft de kapitein zeer slordig genavigeerd. Te 3.20 uur kwam Hirsholm in zicht; nu bleek, dat het schip sterk om de noord was verzet. De kapitein wilde nu in de geveegde route komen en besloot door te varen naar boei 35/7. Bij goede controle had de kapitein vanaf Laeso-v.s. in de geveegde route kunnen varen. Nu echter sprak allereerst de eis om vrij te komen van de wal en hij had nu niet door mogen gaan tot dichter bij de wal. Bij het passeren van de boei bevond de „Barracuda" zich gevaarlijk dicht bij de wal. De kapitein veranderde toen koers en bracht weer enige drift in rekening. Controle op het goed volgen van de route was niet mogelijk. De kapitein had zijn koers moeten veranderen tot recht tegen de wind. Op dit kritieke moment verdween het licht in een bui en bleef een halfuur weg. Juist toen het zicht opklaarde, strandde het schip vlak bij de vuurtoren. De kapitein heeft enige keren slordig en minder verstandig genavigeerd. De reddingmaatschappij deed een ernstige poging tot redding en toen dit met de boot niet gelukte, hebben de opvarenden van de reddingboot aan de wal geholpen een wippertoestel aan de wal op te tuigen. Allen, die daarbij hebben geholpen, komt daarvoor een woord van lof toe. Het zou juist zijn, indien de kapitein ook in een brief deed blijken van zijn waardering voor het werk der redders. De inspecteur keurt het vervolgens af, dat de kapitein zijn schip verliet om met de verzekeringsmaatschappij te spreken. Dit had de stuurman moeten doen. De inspecteur is van mening, dat de kapitein mede schuld heeft aan de stranding van zijn schip, en stelt de raad voor hem te straffen door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van drie weken. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Het motorschip „Barracuda" is op 19 oktober 1955 bij slecht weer — wind zuid en windkracht 8 — in ballast met een diepgang van 4' voor en 7' achter van Gothenburg vertrokken naar Aalborg. Nu men besloot ondanks de ongunstige vooruitzichten de reis te aanvaarden, was grote voorzichtigheid, vooral bij het naderen van de Deense kust, geboden. Na het passeren van Laeso-v.s. te 0.38 uur van 20 oktober is een koers van 245° r.w. gestuurd, omdat betrokkene verwachtte aldus in verband met de noordwaartse drift de geveegde route te zullen volgen, maar toen te 3.20 uur het vuur van Hirsholm werd gezien, bleek, dat het schip verder om de noord verzet was tot benoorden de geveegde route. Betrokkene heeft verklaard, dat hij te 2 uur tevergeefs getracht had een radiopeiling te verkrijgen, en de vraag is gesteld of hij niet op een vroeger momenj had moeten pogen zijn plaats te bepalen. De raad kan echter begrijpen, ilat dit bij deze weersomstandigheden bij een gierend en slingerend schip geen zekerheid zou hebben verschaft. Ook is begrijpelijk, dat betrokkene te 3.20 uur besloten heeft door te varen tot bij boei 35/7, om dan zoveel mogelijk de geveegde route langs de kust te volgen. Betrokkene passeerde deze boei te 3.51 uur en bevond zich toen op nog geen twee mijl afstand van Hirsholm. Hij wijzigde zijn koers tot 197° r.w., daarbij weder met drift rekening houdende. Het zou toen voorzichtiger zijn geweest het bij de boei gaande te houden tot licht worden, maar, aangenomen, dat het zicht toen juist redelijk was en toeliet de nieuwe koers te gaan voorliggen, was het gevaarlijk zo dicht langs de kust verder te navigeren, indien dit op de gis moest gebeuren. Toen dan ook even later door een zware regenbui de boei uit het oog werd verloren, had betrokkene nog meer naar bakboord en verder van de kust af moeten sturen en moeten afwachten tot de bui voorbij was of totdat het dag werd, zodat hij weder verkenning zou krijgen. Hij hield echter de gekozen koers aan en is blijkbaar nauwelijks vooruitgekomen, maar naar Hirsholm verzet, waar het schip na 4.30 uur strandde onder de vuurtoren. De raad meent, dat de navigatie van betrokkene na het passeren van de boei foutief is geweest en dat daarin zijn medeschuld aan de stranding ligt; dat is dan ook de maatstaf voor het bepalen van de aan betrokkene op te leggen straf. Intussen mag ook opgemerkt worden, dat het verlaten van de haven van Gothenburg in de hiervóór weergegeven omstandigheden geen verstandig beleid was; het schip zou de reis ledig maken en er was een grote kans, dat het een speelbal van wind en zee zou worden. De ,.Barracuda" is langer dan een etmaal geboeid gebleven en heeft hulp gekregen van een reddingboot en daarna van bergers. De raad spreekt zijn waardering uit voor de assistentie, in moeilijke omstandigheden door het Deense reddingwezen verleend. Nadat eerst de stuurman aan de wal was gegaan, heeft op verzoek van de verzekeraars betrokkene ook zelf het schip verlaten, terwijl de bemanning nog aan boord was. De raad acht het besluit van betrokkene om aan het verzoek gevolg te geven niet verantwoord; er waren andere mogelijkheden om met verzekeraars en bergers verbinding te krijgen. De raad straft mitsdien kapitein Leonardus Hendricus Vogelzang, geboren 22 oktober 1910, te dezer zake domicilie kiezende te Rotterdam, door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van één week. Aldus gedaan door de heren prof. mr. J. Offerhaus, voorzitter, C. H. Brouwer, H. A. Broere en F. van der Laan, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, A. Boosman, en uitgesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de raad van 9 januari 1956. (Get.) J. Offerhaus, A. Boosman.
NvhN 04-02-1956: De stranding van de Barracuda. Bevoegdheid van kapitein voor een week ontnomen.
De Raad voor de Scheepvaart heeft kapitein L. H. V. van het Groninger motor-schip Barracuda medeschuldig bevonden aan de stranding van zijn schip op 20 oktober 1955 op Hirsholm in het Kattegat en heeft hem zijn bevoegdheid ontnomen voor de tijd van een week. De Raad is van oordeel, dat de navigatie van de kapitein foutief is geweest. Hij acht het geen verstandig beleid, dat de kapitein met slecht weer de haven van Gothenburg heeft verlaten voor de reis naar Aalborg. Tenslotte acht de Raad het besluit van de kapitein om aan het verzoek van de verzekeraars zijn schip te verlaten te voldoen, terwijl de bemanning nog aan boord was, niet verantwoord. |