NRC 011184. Rotterdam, 31 oktober. De directie van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij bericht, dat zij door een van hare gezagvoerders te Bremerhaven mondeling nadere inlichtingen heeft doen inwinnen van kapt. Sanders van het stoomschip ODER, die l.l. zaterdag het uitgebrande stoomschip MAASDAM is gepasseerd. Kapt. Sanders rapporteerde, dat hij rond de MAASDAM was gestoomd, zó nabij, dat hij de naam van het schip op de achterspiegel ontwijfelbaar zeker kon lezen en duidelijk kon zien, dat het dek, met al wat er op had gestaan, geheel was weggebrand, terwijl er geen spoor van enig levend wezen was te ontdekken. Men had geen pogingen gedaan om aan boord van de MAASDAM te komen, daar de zijden van het reeds zeer hoog boven water liggende schip klaarblijkelijk zo heet waren, dat aan opklimmen daar langs niet viel te denken. De gehele tuigage, ook zelfs de masten waren weg, alleen de schoorsteen stond nog. Uit de toestand van de boots- davits was niet op te maken, of de boten al dan niet waren te water gelaten. Er was niets van boten te zien; ook had men niets hoegenaamd zien drijven in de omtrek, hoezeer men daar zeer scherp naar had uitgezien. Het weder was toen, zaterdag, tamelijk kalm. Er was wel een vrij hoge deining, doch niet zo of een boot kon wel zee bouwen. De overige dagen en ook de volgende hadden er stijve westenwinden geheerst, met onrustige en hoge zee. Kapt. Sanders was van gevoelen, dat het schip minstens reeds 36 uren moest gebrand hebben toen hij er bij was, en daar het schip zich in de meest gevolgde trek van de Atlantische Oceaan bevond, blijft hij het mogelijk achten, dat de mensen door een passerend schip zouden zijn opgenomen en gered. Zodra enig nader bericht mocht inkomen, zal de directie daarvan onverwijld mededeling doen.