|
Rederijen in 1914. Het jaar 1914 is ten einde en daarmee een jaar, dat zeker in vele opzichten een van de merkwaardigste zal zijn voor het tegenwoordige geslacht. Een jaar, waarin, trots de hoge beschaving, waarop men meende te kunnen bogen, in weerwil van de zoveel jaren gepredikte vredesbedoelingen en niettegenstaande het schijnbaar veld winnen van een algemeen altruïsme, het ruw geweld hoogtij vierde, en recht en wet op last van de hoogst geplaatsten in de maatschappij, met voeten werden vertreden. In zeer korte tijd stond niet alleen geheel Europa in vuur en vlam, maar over de gehele wereld scheen men door de oorlogsduivel te zijn aangetast. Overal strijd. Natuurlijk werden onder deze omstandigheden Handel en Scheepvaart ten zeerste getroffen. De vooruitzichten waren in 't begin van het jaar zeker niet zeer bemoedigend en algemeen was de stand van de vrachten laag, zodat door vele rederijen bezwaarlijk lonend emplooi voor de schepen kon worden gevonden. Toen brak plotseling de oorlog uit. Het gevolg was algemene stagnatie in het goederenverkeer en een gedemoraliseerde toestand in het scheepvaartbedrijf, zoals nooit tevoren gekend. Niet alleen toch werden weldra de gehele Duitse- en Oostenrijkse koopvaardijvloten aan het verkeer onttrokken, terwijl ook tal van schepen van de andere oorlogvoerende partijen tot stilliggen gedoemd werden, maar ook de neutrale schepen werden dermate lastig gevallen, dat het de schijn had of de gehele scheepvaart zou worden lamgelegd. Eerbied voor vlag en lading scheen niet meer te bestaan. Men hield de schepen eenvoudig aan en nam kalmweg bezit van de ladingen. Gelukkig is er sedert wel enige verbetering in de toestand gekomen, hoewel vooral de kleine vaart nog steeds met allerlei moeilijkheden en gevaren te kampen heeft en er menig schip en vele opvarenden door de mijnen zijn te gronde gegaan. Maar ook hier is het spreekwoord van toepassing, dat het al een slechte wind is, die voor niemand goed waait. Nadat de eerste opwinding iets bedaard was en een kalm zakelijk overzicht mogelijk geworden, werden weldra door onze rederijen maatregelen getroffen, om zo mogelijk de toestand dienstbaar te maken aan het bedrijf. Wel werkten de hoge premies voor oorlogsrisico drukkend, maar daar het wereldverkeer toch niet kon worden aan banden gelegd en er een zo grote scheepsruimte van de markt was genomen, bleek het weldra, dat de nog disponibele scheepsruimte niet voldoende was om in de vraag daarnaar van de verschillende productielanden te voorzien. Het gevolg was natuurlijk een belangrijke stijging van de vrachten, waarvan nu kon worden geprofiteerd, zodat met enige grond mag worden gehoopt, dat de balansen van vele van onze rederijen er beter zullen uitzien dan de vooruitzichten aanvankelijk konden doen verwachten, terwijl er, wat de handel betreft, in weerwil van de algemene malaise in enkele branches, toch nog door velen goede winstgevende zaken werden gedaan. Aan de ,,Scheepvaart" ontlenen wij voorts het volgende: „Een natuurlijk gevolg van de grote behoefte aan scheepsruimte was de aandrang van onze rederijen om de vloten te vergroten. Doch dit ging niet zo gemakkelijk, te minder, daar Engeland dezer dagen de uitvoer van schepen verbood en dus de schepen die reeds vóór de oorlog aldaar waren besteld, niet zullen geleverd worden, voordat de vrede getekend is. Dat dit sommige rederijen belangrijke schade veroorzaakt, behoeft geen betoog. Juist de laatste jaren waren wegens overgrote drukte op de Nederlandse werven, vele schepen in Engeland besteld, die gelukkig voor verreweg het grootste gedeelte vóór de oorlog waren afgeleverd, doch het thans gebeurde doet duidelijk de wenselijkheid uitkomen om zoveel mogelijk slechts bij uitzondering in het buitenland schepen te bestellen. Mocht de oorlog ten gevolge hebben, dat de Nederlandse scheepsbouwindustrie zich zodanig weet in te richten, dat zij voortaan aan alle opdrachten gevolg kan geven, dan zou dit althans een zegenrijk gevolg zijn. Waar aankoop moeilijk ging en aan bouwen in Engeland of Duitsland niet behoeft gedacht te worden, daar spreekt het vanzelf, dat de orders aan de Nederlandse scheepsbouw ten goede moesten komen en zo zagen wij de laatste tijd een zeer groot getal schepen hier te lande bestellen. Kon in het vorige jaar worden vermeld, dat geen enkel Nederlands stoomschip verloren ging, dit jaar is het verlies te betreuren van niet minder dan 10, waarvan de meeste ten gevolge van de oorlog. Toch bleef een belangrijke vermeerdering over. Het Panamakanaal, hoewel niet officieel geopend, wordt in gebruik genomen en hoewel nog geen Nederlandse lijnen er door lopen, passeren toch af en toe enkele schepen onder Nederlandse vlag. Voor de Holland Amerika Lijn bleef in aanbouw het stoomschip STATENDAM (34.000). Voorts werden besteld twee stoomschepen voor passagiers en goederen van 12.000 ton voor een lijn naar San Francisco via het Panama Kanaal en twee goederenboten (elk 8.000). In de vaart kwamen het nieuw gebouwde stoomschip VEENDIJK (6.874) en het aangekochte stoomschip WAALWIJK (4.995). Tijdelijk had deze Maatschappij het zeer druk met het vervoer van de gestrande Amerikanen en van een grote hoeveelheid exportgoederen naar Amerika. Voor de Stoomvaart Mij. Nederland werd te water gelaten de mailboot JAN PIETERSZOON COEN (11.200) en kwamen in de vaart de mailboot PRINS DER NEDERLANDEN (9.322) en de goederenboten ROEPAT (7.563), BANKA (6.561), RIOUW (7.526), BOEROE (6.591), BAWEAN (6.478) ROTTI (7.518) EN RONDO (7.549). De mailboot Koning Willem III (4.541) en de goederenboot BALI (3.389) werden verkocht. Een goederenboot van 6.800 ton werd besteld. Sedert korte tijd wordt door deze Maatschappij in vereniging met de Rotterdamsche Lloyd een verbinding onderhouden tussen New York en Nederlands Indië via Zuid Afrika. De Rotterdamsche Lloyd bracht in de vaart het mailschip INSULINDE (9.615) en de goederenboot DJEMBER (7.058). Besteld werden de mailboten PATRIA (9.660) en de goederenboten SITOEBONDO en BUITENZORG (7.000). Ongelukkigerwijze ging het stoomschip BOGOR (3.621) verloren. De mailschepen van deze Maatschappij zullen dezer dagen beginnen met op de uit- en thuisreis Napels aan te doen. Voor rekening van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij kwamen in de vaart de stoomschepen SINGKEP (615), SINGKARA (622), VAN REES (3.050), SLOET VAN DE BEELE (2977), VAN IMHOFF (2.980) en PIJNACKER HORDIJK (2.982), terwijl het stoomschip BORNEO (2.167) buiten dienst werd gesteld, thans zijn nog in aanbouw de stoomschepen BARENTSZ, ROGGEVEEN (elk 4.700) en OMBILIN (5.400) en de motorboten MIJER, SIBERG (elk 1.870), BENGKALIS EN BOELONGAN (elk 1.000). Voor rekening van de Koninklijke Hollandsche Lloyd kwam in de vaart het dubbelschroefmailschip TUBANTIA (13.911). De gewone diensten van de Kon. Ned. Stoomboot Mij. werden grotendeels door de oorlog in de war gebracht, doch in plaats daarvan werden een aantal schepen in de algemene vrachtvaart gebezigd en veelal op lange reizen, waar men de schepen van deze Maatschappij anders niet ziet, zoals Brits-Indië, Noord- en Zuid-Amerika. De in aanbouw zijnde stoomschepen HERCULES (2.288), DEUCALION (1.779), ORION (1.705), AGAMEMNON (1.904) en POSEIDON (1.900) kwamen alle in de vaart. De met K.N.S.M. verbonden Kon. West-Indische Maildienst, verkocht nog in 1913 haar stoomschip PRINS WILLEM III (1.980). Voor de nieuwe lijn op Colon zijn in aanbouw de stoomschepen VENEZUELA, COLOMBIA en ECUADOR (elk 4.900). Opgericht werd de N.V. Algemeene Stoomvaart-Mij. (Wambersie & Zoon) te Rotterdam, met een kapitaal van NLG 5 miljoen, waarvan voorlopig uitgegeven NLG 1,2 miljoen. Zij bestelde in Engeland drie bananenboten, waarvan de VAN HOGENDORP en VAN DER DUYN (elk 3.299) in de vaart kwamen, doch de VAN STIRUM (3.300) nog niet is afgeleverd. De schepen zijn voor tien jaar verhuurd aan de Atlantic Fruit Company voor de vaart van Centraal Amerika en Jamaica naar Europa, speciaal naar Nederland, maar ook dit is door de oorlog in de war gebracht. Van de lijn voor bananenvervoer tussen Suriname en Rotterdam, waarover de firma's Wambersie & Zoon en Van Nievelt Goudriaan & Co. onderhandelingen met de regering voerden, schijnt niets meer te komen, daar de voorgestelde regeling niet de goedkeuring van de planters kon verwerven. De Java-China-Japan-Lijn bracht het stoomschip TJIKEMBANG in de vaart, terwijl het stoomschip TJISONDARI (8.000) in aanbouw bleef. Het voor de Hollandsche Stoomboot Maatschappij in aanbouw zijnde stoomschip TEXELSTROOM (1.600) kwam gereed. De Nederlandsche Stoomvaart Mij. Oceaan bracht de stoomschepen ANTENOR (5.319) en PATROCLUS (5.312) onder Nederlandse vlag, terwijl haar stoomschip PYRRHUS (3.491) onder vreemde vlag kwam. De Nederlandsche Lloyd en Scheepvaart- en Steenkolen Mij. brachten in de vaart het stoomschip NIEUWLAND (931) welk schip kort daarop op een mijn liep en zonk. Thans zijn nog in aanbouw de stoomschepen DIRKSLAND (1.600), MIDSLAND (950), GAASTERLAND (1.000) en OOSTERLAND (1.200). De firma Phs. van Ommeren bracht het tankmotorschip GALLIA (1.113) in de vaart en heeft thans het tankstoomschip BARENDRECHT (3.500) in aanbouw, terwijl haar vorige stoomschip BARENDRECHT (3.223) verkocht werd. Voor de Nederlandsche Tankstoomboot Maatschappij kwamen in de vaart de tankmotorschepen ARTEMIS (3.803), ARES (3.783), SELENE (3.738), POSEIDON (617) en HERMES (3768) en het stoomschip J.H. MENTEN (482). De firma. P.A. van Es & Co. bestelde het stoomschip BERNISSE (900) en de Scheepvaart Mij. v/h. Smith & Co. het stoomschip HOLLANDER. Voor de N.V. Furness Scheepvaart & Agentuur Mij., waarin thans zijn opgelost de Indische Lloyd, de Stoomvaart Mij. „Hollandia" en de Rotterdamsche Scheepvaart Mij. kwamen in de vaart de nieuwgebouwde stoomschepen EIBERGEN en KELBERGEN (beide 4.751), benevens de aangekochte stoomschepen VRIJBERGEN (4.228), TENBERGEN (3.826) en VEENBERGEN (4.281). Het stoomschip GRAMSBERGEN (4.995) werd aan de Holland Amerika Lijn verkocht. Hudig & Veder's Stoomvaart Mij. liquideerde en haar beide stoomschepen CALLISTO (3.521) en THEMISTO (3.594) werden ingebracht in de Maatschappij Zeevaart, die tevens het nieuwgebouwde stoomschip LETO (3.225) in de vaart bracht. Voor Van Nievelt Goudriaan & Co's Stoomvaart Mij. werd te water gelaten het stoomschip BELLATRIX (3.552), terwijl nog vijf stoomschepen van gelijke grootte in aanbouw zijn; haar stoomschip ALCOR (3.233) werd door de Russen tot zinken gebracht. Voor Solleveld, Van der Meer en T.H. van Hattum’s Stoomvaart Mij. kwamen in de vaart het stoomschip NOORDDIJK (3.241) en zijn nog in aanbouw 2 stoomschepen van 3.500 ton. Haar stoomschip HOUTDIJK (2.336) ging door een mijn verloren, tegelijkertijd met het stoomschip ALICE H (3.052) van de Stoomvaart Mij. Sophie H. De firma Erhardt & Dekkers bracht het stoomschip WINTERSWIJK (3.205) in de vaart en de N.V. Houtvaart het stoomschip MAAS (1.234). De stoomschepen JENNY (1.809) en HAROLD (1.804) van de Westphalische Transport Actien Gesellschaft kwamen onder Duitse vlag. In de vaart kwamen nog het nieuwe stoomschip CORNELIS (2.434) voor de N.V. A.C. Lensen's Stoomvaart Maatschappij en het aangekochte stoomschip HAMBORN (1.219) voor de N.V. Handels- en Transport Maatschappij „Vulcaan”. De firma Jos. de Poorter verloor haar stoomschip MARIA (3.801), (Holland-Gulf Stoomvaart Mij.) dat in de grond werd geboord en haar stoomschip HERMINA (634) (Nederlandsche Vrachtvaart Mij.), dat strandde, terwijl zij het stoomschip LEONORA (2.668) (Stoomvaart Mij. Leonora) verkocht. Voor Wm. Ruys & Zonen (Stoomvaart Mij. Triton) werd te water gelaten de eerste Nederlandse turbineboot TURBINIA (3.200), terwijl verkocht werd het stoomschip VLIELAND (2.029). Voorts werd verkocht het stoomschip LA HESBAYE (2.552) van de American Petroleum Company, terwijl verloren gingen het stoomschip DOROTHEA (2.035) van P.W. Louwman, het stoomschip AUTOMAAT (1.107) van de Overzeesche Vrachtvaart Mij. (Vermeer & Van den Arend) en de LEERSUM (1.455) van de Stoomvaart Mij. Oostzee, de laatste door op een mijn te lopen. In aanbouw zijn het stoomschip LARENBERG (3.000) voor de Stoomv. Mij. Hilligersberg, een stoomschip van 1.200 ton voor Hudig & Pieters en twee stoomschepen van 3.500 ton voor Gebr. van Uden. In 1914 kwamen in het geheel in de vaart 49 stoom- en motorschepen, metende 205.842 tonnen, terwijl uit de vaart geraakten 22 schepen, metende 56.838 tonnen zodat de vermeerdering bedraagt 27 schepen en 149.004 tonnen. In de laatste 10 jaren was de vermeerdering als volgt: Jaar. Schepen. Tonnen. 1913 30 135.424 1912 23 96.707 1911 3 35.305 1910 17 56.693 1909 28 97.611 1908 14 79.274 1907 7 45.261 1906 5 33.979 1905 2 8.443 1904 8 20.840 Thans zijn nog in aanbouw 42 stoom- en motorschepen (vorig jaar 55), metende 215.282 tonnen (269.837), waarvan 37 (v.j. 37) schepen, metende 150.482 tonnen (153.337) op Nederlandse werven gebouwd worden. N.B. De getallen tussen haakjes geplaatst achter de scheepsnamen, geven de tonnenmaat in bruto register tonnen.
|