|
Rotterdam, 15 oktober. Wij zijn door een vriendelijke hand in staat gesteld het volgende bericht te plaatsen omtrent het gebeurde met het Nederlandse schip TWENTHE, waarvan reeds vroeger melding is gemaakt. Dit bericht is gedagtekend Rio Janeiro, 13 september en afkomstig van Z.M. consul aldaar, en luidt letterlijk als volgt: “Op dit ogenblik wordt mij buiten de stad door kapt. Stolte van het hier in de haven liggende Nederlandse schip CONSTANTIA EN ELISABETH binnengeleid kapt. Coopmans, gevoerd hebbende het Nederlandse schip TWENTHE, behorende aan de heren J.C.P. Brack & Co te Amsterdam, welke mij het verschrikkelijke bericht bracht, dat hij op zijn reis van Rotterdam naar Batavia op de hoogte van Madeira door het Maleisische gedeelte zijner equipage, bestaande uit 22 man, op het onverwachtst met allerlei soort van moordtuig is overvallen geworden, met dat ongelukkige gevolg, dat hij en zijn equipage door de boosdoeners is overweldigd geworden nadat hij 16 wonden aan de handen en een steek in het lijf had bekomen, zijnde ook zijn eerste stuurman G.H. Soff door 3 houwen op het hoofd en 4 steken in zijn linkerzijde ter neder geslagen, en aan de derde stuurman A.P. Barends een gebroken linkerarm toegebracht. Geen wederstand in die staat meer kunnende bieden, zo gingen de boosdoeners met hun werk van verwoesting voort. Na al de officieren en de overige equipage naar beneden gejaagd te hebben, sloten zij al de toegangen tot het dek af, zetten de boten uit, vulden dezelve met mondbehoeften en met alles wat zij tot bereiking van hun hels ontwerp nodig beoordeelden, en daarmee gereed zijnde, staken zij de brand in alle kanten van het schip, na vooraf alle putsen, brandspuit, in één woord alles wat tot blussing van de brand kon dienen, vernield te hebben, stekende toen in zee, latende de slachtoffers hunner woede in het midden der vlammen aan hun lot over. Voorzeker waren de 13 op het brandende schip achtergelaten slachtoffers, waaronder de jeugdige vrouw van de schipper, het verschrikkelijke slachtoffer van deze verregaande boosheid geworden, indien de heer Faubert, kapitein van het Franse schip TALISMAN, van Havre naar Bombay bestemd, zijn koers niet naar het brandende schip had gesteld, en nog tijdig genoeg dit toneel van ellende heeft kunnen naderen, om allen te redden. Aan deze edele mensenvriend zijn dus al die ongelukkigen hun leven verschuldigd. Hij is grootmoedig genoeg geweest om hen op dit ogenblik in deze haven binnen te brengen, en ik verbeid met ongeduld de dag van morgen, om hem in naam van Nederland en van mijzelf, mijn innige dank te kunnen toebrengen. In deze treurige omstandigheid is mij echter aangenaam te kunnen verzekeren dat, behalve de opperstuurman, die nog veel aan zijn wonden lijdt, de overige gewonden zo goed als geheel hersteld zijn, en dat niemand bij dit verschrikkelijke moordtoneel het leven verloren heeft. Ik heb reeds voor de schipper en zijn vrouw een kamer in mijn eigen huis gereed gemaakt, en zal zowel voor hen, als voor de overige slachtoffers van deze ongehoorde gruwel de getrouwste zorg dragen.
|