|
Delfzijl, 28 oktober. Kapt. Kruizinga, voerende de Nederlandse tjalk REINA, bericht het volgende: In de maand juli j.l. bevond ik mij met mijn schip in de grote Bilt (Noordzee). Overvallen door een felle storm uit het Noord-Westen, sloeg ik, bij het aanslaan van het tweede rif in het grootzeil, overboord. Mijn knecht en vrouw trachten het schip door de wind te krijgen, dat ook gelukte. Zij zagen nu en dan mijn hoofd nog boven water, maar ik achtte mij verloren, omdat ik niet kon zwemmen. Zij wierpen mij op goed geluk een touw toe; ik zag dit en riep: ’O, God, help mij!’ Hierop werd ik, als het ware uit het water opgeheven en greep ik het touw, waarmede ik mijn leven redde. Met dit alles was wel een half uur verlopen. Deze wonderbare redding noopt mij dit openlijk hier te vermelden.
|