1924-03-00: |
NRC 16.03.1924: Amsterdam, 15 maart: Volgens alhier door de rederij ontvangen bericht is de schoener “Velox”, van Grenaa naar Lysekil, gisteren bij Laeso op het N.W. rif vastgeraakt, doch kwam het schip in de namiddag met assistentie van een Svitzer’s bergingsboot weer vlot, waarna het te Frederikshavn werd binnengesleept. Er was contract gemaakt voor 10.000 kr. De bodem werd door duikers onderzocht en onbeschadigd bevonden.
NRC 16.03.1924: Frederikshavn, 14 maart: De Nederlandse schoener “Velox”, in ballast van Grenaa naar Lysekil, strandde, doch is naderhand met assistentie vlot- en te Laeso aangekomen. Een duiker zal de bodem van het schip onderzoeken. De schoener in oogenschijnlijk onbeschadigd.
NRC 15.11.1924: De raad voor de scheepvaart te Amsterdam heeft gisteren een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de stranding van het zeilschip “Velox” van de N.V. de Ruyter te Amsterdam, op het rif van Laeso op 14 maart j.l. Het onderzoek liep over de vraag, of de stranding is te wijten aan een daad van nalatigheid van de gezagvoerder. Deze verklaarde dat hij op dit als een gaffelschoener opgetuigd schip nog slechts kort voer. Zijn zoon was stuurman. Verder had hij een matroos en een kok aan boord. Te halfelf, terwijl de stuurman wacht had, waarschuwde hij de kapitein dat er een licht in zicht was. Deze is echter eerst om 12 uur boven gekomen, te1 uuur is het schip gestrand. Een van de leden van de raad gaf, als zijn mening te kennen dat, als er gelood was, in dit moeilijk en gevaarlijk vaarwater, er niets had behoeven te gebeuren. Het schip is met behulp van een bergingsvaartuig losgekomen, het had geen averij. De uitspraak volgt later.
Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart betreffende de stranding van het zeilschip Velox (betrokkene: schipper J. Buisman). Op 14 Maart 1924 is het zeilschip Velox op het noordwest rif van het eiland Laesö in het Kattegat gestrand. Overeenkomstig het voorstel van den hoofdinspecteur voor de scheepvaart besloot een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, dat deze de oorzaak van het ongeval zou onderzoeken en dat tevens zou worden nagegaan, of de oorzaak een gevolg was van een daad of nalatigheid van den schipper. Het onderzoek had plaats in ’s Raads openbare zitting van 14 November 1924; gehoord werden als betrokkene de schipper Jan Buisman, en als getuige Pieter Buisman, stuurman op de Velox, beiden wonende te Groningen. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig door de scheepvaartinspectie ingesteld onderzoek en een afschrift van een scheepsverklaring van de bemanning van de Velox, op 15 Maart afgelegd voor den consul der Nederlanden te Frederikshaven in Denemarken. Uit een en ander is de Raad het volgende gebleken: Het zeilschip Velox, als tweemastgaffelschoener getuigd, een platboomd vaartuig van kimkielen voorzien, groot 142,72 bruto, 115, 87 netto reg. ton, in eigendom behoorende aan de N.V. “De Ruyter”, te Amsterdam, vertrok op 13 Maart 1924 in den namiddag van Greena met bestemming naar Lysekil om daar lading in te nemen.De bemanning bestond uit vier personen: den schipper, die in het bezit is van een dienst-diploma groote zeilvaart, reeds 35 jaar als schipper vaart en ettelijke malen het Kattegat heeft bezeild, den stuurman, een zoon van den schipper, in het bezit van een diploma derde-stuurman groote stoomvaart, oud 22 jaar, een bevaren matroos van ongeveer denzelfden leeftijd, en een kok, die nog nimmer op een zeilschip had gevaren en in Greena was aangemonsterd, daar de kok, die op de Velox voer, was gedrost. De lading bestond uit 60 ton zandballast, de diepgang was voor 13,5 dM., achter 15 dM. In den avond van 13 Maart stelde de schipper ter hoogte van Fornaes, dat hij op ongeveer 1½ mijl afstand voorbijging den koers op N.½W. per kompas - de wind was Z.W.-; hij rekende, daar de deviatie O(ost) was en hij oordeelde geen drift te hebben, dat hij N.½W. magn. opging. Tegen 8 uur was de wind naar het westen geloopen, de schipper meende toen op ½ streek drift te moeten rekenen en gaf als koers aan N.tW.½W., met welken koers hij vertrouwde tussen Jutland en het eiland Laesö te zullen doorvaren. De schipper ging vervolgens naar kooi, de wacht overlatend aan den stuurman en den kok. Het weer was goed, matige koelte, heiig over de zee, het vroor ongeveer 6° Celsius. Men maakte ± 7 mijl per uur. Om half elf zag de stuurman een licht aan stuurboord, drie flikkeringen, wit; daar de schipper hem gezegd had, dat hij het licht eerst tegen 12 uur zou zien, begaf hij zich onmiddellijk naar beneden om het hem te rapporteren. Hij kon echter slechts een ogenblik beneden blijven, daar hij het roer niet durfde over laten aan den onbevaren kok. De schipper vermoedde, dat het licht, dat gezien werd, het vuur van Östre Flak was en bleef rustig beneden. Eenigen tijd later zag de stuurman aan bakboord nog even de lichten van een stoomboot. De stuurman verklaarde overtuigd te zijn, dat steeds N.t½W. is gestuurd, eerder nog iets westelijker, als de wind wat schraler werd, daar hij dan op meer drift moest rekenen. Om 12 uur kwamen de schipper en matroos aan dek en namen de wacht over. De schipper stuurde N.tW., hij meende nog vrij ver van Laesö verwijderd te zijn en loodde niet; in zijn mening werd hij versterkt doordien hij, aan stuurboord een licht ziende, dacht, dat dit een licht van een stoomschip was, hetgeen echter later is gebleken een licht te zijn geweest van een huis op Laesö Om 1 uur stootte de Velox plotseling op harden zandgrond. Na ongeveer 15 minuten werd de kim iets helderder en zag men het roode vuur van (de) noord-west rif van Laesö, zoodat de schipper begreep op dat rif te zijn gestrand. Het lukte niet het schip met eigen kracht vrij te krijgen. Des morgens om 10 uur kwam echter een bergingsschip in de nabijheid, dat de Velox vlot maakte en naar Frederikshaven bracht. Na duikonderzoek bleek er geen schade aan den bodem te zijn toegebracht. De Raad is van oordeel, dat de oorzaak van het ongeval is gelegen in de nalatigheid van de schipper, bestaande in niet zorgvuldige navigatie. De schipper toch had er op moeten rekenen, dat hij door den stroom, welken hij met den westelijken wind achter had, voorlijker stond dan zijn snelheid deed vermoeden; het feit dat het vuur van Östre Flak reeds om half elf in zicht kwam, had hem in dit opzicht een waarschuwing moeten zijn. Bovendien had hij moeten bedenken, dat de drift een platboomd vaartuig als de Velox niet onbelangrijk zou uitzetten, hetgeen dan ook is geschied. Als hij dit alles behoorlijk overwogen had, zou hij zeker gelood hebben en, wanneer hij had gelood, zou het ongeluk niet zijn gebeurd. Terzake van voorschreven nalatigheid, straft de Raad Jan Buisman, geboren 18 November 1864 te Groningen en wonende aldaar, door het uitspreken van een berisping. De Raad voegt hieraan nog toe, dat de schipper beter had gedaan in dit vaarwater den geheelen avond en nacht zelf aan dek te blijven, hetgeen hij best had kunnen doen, daar hij dien dag pas was uitgevaren en dadelijk, na Fornaes te zijn gepasseerd, eenigen tijd rust had kunnen nemen; in ieder geval had hij, toen de stuurman hem het licht rapporteerde, aan dek moeten zijn gegaan, om zich te vergewissen of het licht inderdaad van Östre Flak was. Aldus gedaan door …… en uitgesproken ……ter openbare zitting van 18 December 1924.
|