1840
RC 160440
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar Liverpool, het Nederlands nieuw gebouwd schooner-kofschip ADRIAAN, kapitein H.R. Bok.
Op 22 april 1840 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de ADRIAAN, aangevraagd door E.P. de Monchy, Rotterdam, voor H.R. Bok als kapitein.
RC 300540
Rotterdam, den 29 mei. Den 28ste, des morgens, zeilde naar zee: ADRIAAN, kapitein H.R. Bok, naar Liverpool. (opm: eerste reis van de kof, kapt. Harm Reints Bok)
1841
RC 260141
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar New York, het Nederlands schooner-kofschip ADRIAAN, kapitein H.R. Bok.
AH 070441
Helvoetsluis, 5 april. Uitgezeild: ADRIAAN, kapitein H.R. Bok, naar New York. Z.O. en omlopend.
GRC 230741
Aankomst en vertrek van schepen
Zeilklaar te New York, tussen den 25 en 30 juli, ADRIAAN, kapitein H.R. Bok, naar Rotterdam.
AH 100841
Carga lijsten Rotterdam.
New York. ADRIAAN, kapitein H.R. Bok, 55 v. tabak, 522 stukken lignum vitea, 46 vjs. potasch, 3 k. drogerijen, 212 v. walvistraan, 46 tons, 1000 weights, 2 quarters en 2 pond verfhout, diversen.
1842
RC 040142
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar New York, het Nederlands schooner-kofschip ADRIAAN, kapitein H.R. Bok.
RC 220242
Rotterdam, den 21 februari. Den 19de, des morgens, zeilde ADRIAAN, kapt. H.R. Bok, naar New York.
Op 8 juli 1842 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de ADRIAAN, aangevraagd door E.P. de Monchy, Rotterdam, voor H.R. Bok als kapitein.
1844
RC 130244
Rotterdam, den 12 februari. Den 12 dezer, des morgens, zeilde van Helvoetsluis ADRIAAN (opm: schoenerkof), kapt. H.R. Bok, naar New York.
Op 28 september 1844 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de ADRIAAN, aangevraagd door E.P. de Monchy, Rotterdam, voor H.R. Bok als kapitein.
1845
AC 251145
Cuxhaven, 20 november. Het schip ADRIAAN, kapt. Bok, van Riga naar Rotterdam, is bij de hoek van Texel door het schip KRONPRINZ VAN HANNOVER overzeild. Twee man der equipage bevinden zich aan boord van laatstgenoemd schip (opm: zie o.a. AC 021245 en AH 241245).
NRC 011245
Een brief uit Amsterdam meldt dat de equipage van het kofschip ADRIAAN, kapt. H.R. Bok, van Riga naar Rotterdam, hetwelk bij den hoek van Texel door het schip KRONPRINZ VON HANOVER is overzeild, na drie dagen op het wrak te zijn gebleven, is gered geworden (opm: zie AC 251145, 021245 en AH 241245).
AC 021245
Terschelling, 24 november. Het schip ADRIAAN, kapt. Bok (opm: schoenerkof, bouwjaar 1840, kapt. H.R. Bok, zie o.a. NRC 011245), van Riga naar Rotterdam, op de hoogte van Texel overzeild, is op 55º00’ N.B. en 04º20’ O.L. gezonken, doch de equipage bestaande uit de kapitein en vijf man, door kapt. De Groot, voerende het schip AGATHA (opm: kof, kapt. W.J. de Grooth), gered en alhier aangebracht (zie RC 210146).
AH 241245
Rotterdam, 22 december. In de maandelijkse vergadering, van de alhier gevestigde Zuid-Hollandsche maatschappij tot redding van schipbreukelingen, gehouden den 19de dezer, is besloten te doen uitreiken aan: aan W.J. de Grooth, voerende het Groningse kofschip AGATHA, de groote zilveren medaille: aan J. van Mekeren, kok op gemeld schip, insgelijks de groote zilveren medaille en NLG 30 aan J.J. Feyken, matroos op dat schip NLG 20, welke drie laatsten zich door beleid, moed en edel gedrag onderscheiden hadden bij de gelukte pogingen tot redding van de equipage van het hier thuis behorende schooner-kofschip ADRIAAN, hetwelk in de nacht van 17 november in de Noordzee door ene Deense bark is overzeild (opm: zie o.a. AC 021245 en DC 251245).
DC 251245
Dordrecht, 24 december. Men leest in de Rotterdamsche Courant:
Directeuren der hier ter stede gevestigde Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen hebben opnieuw, in hun maandelijkse vergadering, gehouden vrijdag 19 december, besloten te doen uitreiken:
- Aan W.J. de Grooth, voerende het kofschip AGATHA, thuis behorende te Groningen, de grote zilveren medaille; aan J. van Mekeren, wonende te Harlingen, kok aan boord van gemeld schip, mede de grote zilveren medaille, benevens NLG 30,-; aan J.J. Feyken, wonende te Muntendam, matroos op hetzelve NLG 20,-; namelijk: aan de eerste (kapt. De Grooth) voor zijn met zeemansbeleid en kunde aangewende pogingen in het redden der equipage van het hier ter stede thuis behoord hebbende schoener kofschip ADRIAAN, gevoerd geweest door schipper H.R. Bok (opm: zie AC 021245), welke in de nacht van de 17de der vorige maand, in de Noordzee, op de hoogte van Texel, door een Deense bark is overzeild en zich in zinkende staat bevond, waardoor de bemanning in groot gevaar verkeerde, terwijl bij hun met alle mogelijke zorg aan boord heeft verpleegd en te Amsterdam veilig aan wal gebracht; aan de tweede (de kok), als zijnde de enige persoon van de bemanning der AGATHA, die zich onmiddellijk gereed betoonde de sloep te bemannen, om de schipbreukelingen te redden, terwijl hij in twee gevaarlijke tochten met de sloep dit menslievend doel heeft bereikt, en aan de derde (de matroos), omdat hij niet wilde gedogen dat kapt. De Grooth, die daartoe gereed was, als tweede persoon de sloep zou bemannen, en de eerste tocht met de kok heeft volbracht, zijnde de tweede tocht geschied door gemelde kok en één man, die reeds van de ADRIAAN was gered.
Terwijl directeuren voornoemd, als administrateurs van het zo weldadig fonds van wijlen mejuffrouw Ida Maria de Raadt, aan onderscheiden weduwen, wier mannen in zee zijn verdronken, wonende te Vlissingen, Brielle, op Ameland, te Pekela en te Veendam, ondersteuning hebben uitgereikt.
1846
NRC 210146
Groningen, 18 januari. In de openbare vergadering van het departement Groningen van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen van de 14e dezer, werd de grote zilveren medaille uitgereikt aan de scheepskapitein W.J. de Groot, die hem voor het redden van schipbreukelingen door de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen, te Rotterdam gevestigd, was toegewezen. In november l.l. had de bekroonde in de Noordzee bij een hevige storm en zijn eigen leven in de waagschaal stellende de bemanning gered van het bereids zinkende schip ADRIAAN, van Rotterdam, kapt. H.R. Bok (opm: zie AC 021245 en DC 251245). De kok des kapiteins De Grooth (opm: J. van Mekeren), benevens een matroos (opm: J.J. Feyken) van het Groninger kofschip AGATHA die zich bij diezelfde gelegenheid edel en moedig gedragen hadden, hebben tevens ieder een beloning ontvangen.