|
Rotterdam, 22 augustus. Van een geachte hand ontvangen wij het volgende extract uit een brief van kapt. D. Keus, voerende het schip EUROPA, behelzende een nader verslag omtrent het verongelukken van het Engelse schip JEAGER, waarvan wij in ons nummer van gisteren reeds met een enkel woord melding maakten. “Sinds 8 dagen hadden wij,“ zo luidt de brief, “onder meer andere schepen, ook het Engelse driemastschip JEAGER bij ons, doch steeds op een afstand van 1½ mijl. Op vrijdag 25 juli des morgens was het wederom, zo als sinds 5 dagen, te loefwaarts van ons en zeilde met alle dienstdoende zeilen. Ten 7 ½ uur hees gemeld schip de Engelse vlag en hield tegelijk voor de wind naar ons toe. Wij van onze zijde hielden derhalve dicht bij de wind, om zodoende het zo spoedig mogelijk te benaderen. Ten 9 uur enigzins genaderd zijnde, zagen wij rook en stoom tussen de grote- en bezaansmast opgaan, en meenden dat het een schroefstoomschip was, omdat er juist een te St. Helena was, dat de volgende dag naar London zou vertrekken. Wij hadden ook nog een Zweedse brik aan lij vooruit, welke tegelijk zijn vlag vertoonde, en daar wij direct een grote Nederlandse vlag gehesen hadden en genoemd schip nagenoeg zo dicht bij ons was, om de seinen te kunnen zien, doch steeds niets als zijn vlag liet waaien, zo vroegen wij welk schip het was, om zo doende verder onderzoek te doen, waarop na lang wachten wel geantwoord is, doch welke seinen wij niet konden zien. Op eenmaal, half 10 uur, zagen wij op gemeld schip een gedeelte der zeilen neerlopen en alles in wanorde door elkander losgooien, waaruit men begreep dat er iets buitengewoons gaande moest zijn, en daar gemeld schip op dat ogenblik een paar streken oploefde, bemerkten wij dat het schip tussen de grote- en bezaanmast, in plaats van stoom en rook, in de brand stond en er reeds een boot te water was gebracht. Onmiddellijk wendden wij met de EUROPA met alle zeilen bij, om zo spoedig mogelijk bij het brandende schip te komen. Wij brachten intussen onze grote sloep te water tot redding van mensen, enz. Om 10 uur stond het schip reeds geheel in brand, en in minder dan 15 minuten was de grote top in zo verre verbrand, dat dezelve ter halve mast hoogte ter neder stortte, waarmede de kruistop en mast naar beneden en overboord vielen. Wij waren toen gemeld schip zeer dicht genaderd, zonden onze sloep af, en draaiden bij. Kort daarna zagen wij 3 boten van boord komen. Alstoen was het niet meer mogelijk aan boord te komen, terwijl het gehele schip in vlam stond. Ruim 10 ure kwamen de twee boten met de onze, die wij afgezonden hadden, aan boord met de kapitein William Thomas Bartlitt en zijne equipage, bestaande uit 28 mensen. De equipage had nog een weinig van haar goederen gered, doch de kapitein niets dan zijn chronometers, en om dezelve uit zijn kamer te krijgen, was hij bijna zelf verbrand. Bij het aan boord komen hebben wij hen dadelijk alle hulp verleend, en op ons verzoek nam de Zweedse brik PYLADES, welke inmiddels genaderd was, 8 man van de equipage over, omdat ik met 23 passagiers over niet veel ruimte te beschikken had. Alzo bleef de kapitein, 1e en 2e stuurman, met de andere, te samen 20 man aan boord, welke wij zo goed mogelijk logeerden en verzorgden. De JEAGER behoorde aan de heren Clark en Zonen te Liverpool, en was beladen met salpeter, suiker, rijst, raap- en lijnzaad, castor-olie en jute, en een soort van hennep of vlas, waardoor, zo men gist de brand is ontstaan. De kapitein ontdekte dezelve ’s morgens ten 7 uur, doch dezelve nam zo snel toe, dat zij nauwelijks tijd hadden de boten te water te laten en er zich in te redden. Ten 12 ure zag men niets meer dan de romp van het schip, ontdaan van masten en boegspriet; het geleek een enkele vuurmassa. Des middags ten 3 uren ontplofte de salpeter. Daarna hebben wij er niets meer van kunnen zien; het schip was toen, benevens de lading, uitgebrand, zodat er bijna niets van overgebleven zal zijn.
|