|
Stoomvaart op Amerika. Ieder rechtgeaard Amsterdammer betreurt het, dat tot dusver een directe stoomvaartlijn van Amsterdam op New York ontbreekt. Rotterdam bezit zulk een verbinding, die de jaren van tegenspoed te boven schijnt te zijn gekomen en die – ofschoon elke week een boot vaart – toch niet altijd alle goederen kan verschepen die haar worden aangeboden. Aan teleurstellingen en klachten is dan ook geen gebrek, vooral bij Amsterdamse inladers en geconsigneerden, die natuurlijk achterliggen bij Rotterdam. Deze ervaringen hebben geleid tot een zeer eigenaardige samenwerking, om opnieuw de vestiging ener geregelde Amsterdams-Amerikaanse stoomvaartlijn te beproeven. Zoals vóór drie eeuwen vele Amsterdamse kooplieden zich verenigden om de vaart naar Indië te ondernemen, die voor ieder afzonderlijk te machtig was, zo zal vermoedelijk ook thans een combinatie voor de verbinding met New York tot stand komen. Op aandrang van enige flinke stadgenoten heeft namelijk de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij zich bereid verklaard, één jaar lang met drie van haar boten, de CASTOR, de POLLUX en de STELLA en zo nodig met gelijksoortige andere boten, eenmaal in de drie weken geregeld tochten van Amsterdam naar New York en terug te ondernemen, te beginnen met 1 maart 1881, onder voorwaarden, tegen een mogelijk verlies tot een maximum van NLG 125.000,- te worden gewaarborgd. De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij zelve is bereid van die som een vijfde te dragen en door een twintigtal firma’s en maatschappijen is reeds voor ongeveer NLG 50.000,- voor het waarborgkapitaal getekend, o.a. door de Nederlandsche Handelmaatschappij voor NLG 20.000,-. Bijna allen hebben zich tot medewerking verbonden voor een tweede jaar. Indien de 17 reizen winst opleveren, wordt deze naar verhouding der inschrijvingen verdeeld. In het belang van de Amsterdamse handel is het zeer te hopen, dat voor het nog ontbrekende gedeelte van het waarborgkapitaal worde getekend. Uit deze bescheiden onderneming kan allengs een uitgebreider dienst op Amerika zich ontwikkelen, welke Amsterdam in dat opzicht onafhankelijk maakt en ook door concurrentie de gehele Nederlandse handel ten goede komt. Zijn eenmaal de pijlers van deze brug in de Oceaan gelegd, dan zal ook de voltooiing zich niet laten wachten. Tot dusver hebben, behalve de Handelmaatschappij, zich tot deelneming bereid verklaard de heren Calkoen & Gildemeester, Joosten & De Bordes, Nederlandsch Indische Handelsbank, Adolph Boissevain & Co., W.F. Pieck & Co., Ten Have & Van Essen, Buyn & Boissevain, M.P. Pels, A.C. Wertheim, Crommelin & Co., Van Eeghen & Co., Willink & Co., Lippman Rosenthal & Co., Alsberg Goldberg & Co., Küster & Co. J. Kogel en Böninger Cramer & Co.
|