1832
AH 180432
Advertentie Schepen in lading te Amsterdam:
- Naar Batavia. Het nieuw gebouwd en gekoperd tweedeks fregatschip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Amsterdam.
Adres bij Jan Corver en Co. en D' Arnaud en Co. Vertrekt vóór of op 30 april.
Op 25 april 1832 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de TWEE CORNELISSEN, aangevraagd door de Gebr. Hartsen, Amsterdam, voor J.J. Reinhardt als kapitein.
AH 050532
Schepen in lading te Amsterdam:
- Naar Batavia. Het nieuw gebouwd en gekoperd tweedeks fregatschip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Amsterdam.
Adres bij Jan Corver en Co. en D' Arnaud en Co.
AH 220532
Texel, 20 mei. Vertrokken: TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, naar Batavia;
1833
RC 100133
Rotterdam, 9 januari. Volgens brief van kapitein J.J. Reinhardt, voerende het schip de TWEE CORNELISSEN, van Amsterdam naar Batavia, in dato 19 september, was hij, na de 17e dito in de Straat Sunda aangekomen te zijn, toen op de hoogte van St. Nicolaashoek en dacht hij de volgende dag de rede van Batavia te bereiken; aan boord was alles wel.
RC 090233
Rotterdam, 8 februari. De 30e september is van Batavia naar Soerabaya gezeild het schip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt.
AH 240433
Het schip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Batavia naar Amsterdam, is de 29e maart te Ferrol binnengelopen
DC 250433
Dordrecht, 24 april. Het schip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Batavia naar Amsterdam, is op 29 maart te Ferrol binnengelopen
JC 110633
Uit berichten van St. Helena, lopende van de 1e januari tot de 18e maart j.l. blijkt, dat aldaar waren aangeweest de onderstaande Nederlandse schepen:
De 27 januari het schip TWEE CORNELISSEN, kapt. J. Reinhardt, van Batavia naar Amsterdam, en het schip WILLEM, kapt. A. Plug, van Batavia naar Rotterdam.
AH 290633
Scheepstijdingen.
Binnengekomen:
Texel, 27 juni. TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhard, van Batavia, l. v. Farol; VISSCHERIJ, kapt. P.J. Jeltsma en VROUW DIEUWKE, kapt. R.L. Bovenkamp, van Londen.
AH 010733
Carga-lijsten Amsterdam:
DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Batavia met koffie, suiker, kruiden, huiden, tin.
AH 310733
Advertentie. Schepen in lading.
Naar Nederlandse koloniën:
Batavia. Het gekoperd tweedeks fregatschip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Amsterdam. Adres bij D’Arnaud en Comp
Op 14 augustus 1833 werd een Turkse Pas verstrekt voor de TWEE CORNELISSEN, aangevraagd door de Gebr. Hartsen, Amsterdam, voor J.J. Reinhardt als kapitein.
JC 240833
Een brief uit Nederland van 22 april behelst, dat de BATAVIER, kapt. Joses (opm: fregat, kapt. J. Jooses), van Canton naaar Rotterdam, door een neutraal vaartuig gewaarschuwd en naar New York zoude stevenen.
DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Batavia naar Amsterdam, had op de Gronden (opm: het ondiepe gedeelte van de Atlantische Oceaan voor de ingang van Het Kanaal; ruwweg het gebied binnen de 100 vademlijn) een door het gouvernement aldaar gestationeerde neutrale bodem ontmoet en het geluk gehad om met deszelfs kostbare lading te Ferrol binnen te lopen (opm: Engelse en Franse oorlogsbodems trachtten de Nederlandse schepen op te brengen teneinde opening van de Schelde voor Belgische schepen te forceren).
De ASIA, kapt. Boot (opm: fregat AZIA, kapt. J. Boot), van Batavia naar Middelburg, was almede gewaarschuwd en had koers om de noord gezet.
JC 281233
Batavia, 25 december. Heden is alhier aangekomen het schip TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, met enige passagiers, de 5 september vertrokken van Amsterdam.
1834
AH 020534
Scheepstijdingen
- Te Batavia is waarschijnlijk 21 december gearriveerd: DE ANNA CATHARINA, kapt. S.H. Veer, van Amsterdam, rapporterende gepraaid te hebben: DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Amsterdam, alles wel aan boord; alsmede bij Straat Sunda
PGC 060534
Kapt. S.H. Veer, van Amsterdam te Batavia gearriveerd heeft op 1 december bij de eilanden St. Paulus en Amsterdam gepraaid het schip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Amsterdam naar Batavia
AH 060534
Batavia, 25 december. Binnengekomen DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, NICOLAAS WITZEN, kapt. F. Lange en ROSALIE, kapt. G.H. de Bruyn, alle drie van Amsterdam.
RC 080534
Rotterdam, 7 mei. Kapt. S.H. Veer, van Amsterdam te Batavia gearriveerd, heeft de 1e december, bij de eilanden St. Paulus en Amsterdam, gepraaid het schip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Amsterdam naar Batavia;
AH 210534
Soerabaya, 15 januari. Binnengekomen: ROSALIE, kapt. G.H. de Bruyn, van Batavia. 17 januari. DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Batavia.
AH 210534
Batavia, 20 januari. Binnengekomen 17 januari. DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Batavia.
AH 140734
Binnengekomen:
Texel, 12 juli. TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Passaroeang;
AH 150734
Carga-lijsten Amsterdam: DE TWEE CORNELISSEN, kapt. J.J. Reinhardt, van Batavia met koffie, suiker, huiden, bindrottingen en sapanhout;
AH 220834
Advertentie. Naar Batavia zal in de eerste dagen van september vertrekken: het welbezeild fregatschip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. Sybrand Veenstra. Voor passagiers of goederen te bevragen bij D’Arnaud en Comp., cargadoors, op de Binnenkant, no. 51 of bij de kapitein, op het Haarlemmer Plein.
AH 270834
Advertentie. Schepen in lading.
Naar Nederlandse koloniën:
Batavia, Het gekoperd tweedeks fregat DE TWEE CORNELISSEN, kapt. Sybrand Veenstra, van Amsterdam. Adres bij d’Arnaud en Comp.
Op 29 augustus 1834 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de TWEE CORNELISSEN, aangevraagd door de Gebr. Hartsen, Amsterdam, voor S. Veenstra als kapitein.
AH 180934
Texel, 16 september. Uitgezeild TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra.
RC 021034
Rotterdam, 1 oktober. Kapt. W.B. Bakker, van Cette in Texel binnen, heeft de 20e september, 5 mijlen ten noorden van Portland, aan boord alles wel zijnde, gepraaid het schip TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, van Amsterdam naar Batavia.
1835
JC 060235
Batavia, 5 februari. Alhier zijn aangekomen: de 3e februari het Nederlandse schip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, met twee passagiers, de 20e oktober van Amsterdam vertrokken,
AH 200735
Binnengekomen:
Texel, 17 juli. TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, van Batavia;
AH 200735
Carga-lijsten Amsterdam: TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, van Batavia met koffie en suiker.
RC 230735
Rotterdam, 22 juli. Kapt. S. Veenstra (opm: fregat TWEE CORNELISSEN), van Batavia, Soerabaya en Passaroeang in Texel binnen, rapporteert, dat de ?? maart met hem Straat Balie is doorgezeild het schip DE NEDERLANDSCHE NIJVERHEID, kapt. A. van der Valk, van Batavia, Soerabaya en Passaroeang naar Rotterdam, alsmede dat hij de 19e dito, op 15º23’ ZB 104º10’ OL, gepraaid heeft het schip SUMATRA, kapt. J. Joses, van Rotterdam naar Batavia.
AH 091035
Advertentie. Schepen in lading.
Naar Nederlandse koloniën:
Batavia. Het gekoperd tweedeks fregatschip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. Sybrand Veenstra, van Amsterdam. Adres bij D’Arnaud en Comp. Sluit 10 oktober.
AH 221035
Uitgezeild:
Texel, 20 oktober. TWEE CORNELISSEN, kapt., S. Veenstra, naar Batavia.
1836
JC 060235
Batavia, 5 februari. Alhier zijn aangekomen: de 3e februari het Nederlandse schip (opm: fregat) de TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, met twee passagiers, de 20e oktober van Amsterdam vertrokken,
AH 130636
Gepraaide schepen. Kapt. Sybrand Veenstra (opm: fregat TWEE CORNELISSEN), van Amsterdam te Batavia gearriveerd, heeft de 10e januari op 37º53′ ZB 67º53′ OL, gepraaid het schip ANNA CATHARINA, kapt. Simon Hendrik Veer, van Amsterdam naar Batavia; aan boord was alles wel.
AH 270736
Binnengekomen:
Texel, 25 juli. DE TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra en MARIA, kapt. J.J. Remkes, beide van Batavia;
AH 270736
Carga-lijsten Amsterdam: DE TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, van Batavia met koffie, suiker, huiden, bindrotting en sapanhout;
AH 290736
Scheepstijdingen. Kapt. Sybrand Veenstra (opm: fregat TWEE CORNELISSEN), van Sourabaya, laatst van St. Helena, in Texel binnen, rapporteert, dat de 24e mei op St. Helena was aangekomen het schip DE JAVAAN, kapt. Jacob Philip Meyer, van Batavia naar Amsterdam, hetwelk de 26e dito de reis zoude voortzetten. Voorts heeft kapt. Veenstra de 22e juli op de hoogte van Goudstaart gezien een bark, tonende vlag van het collegie Zeemanshoop, met no. 306, zijnde die van kapt. Daniel Grim, voerende het schip SUSANNA, van Amsterdam naar Batavia en een kof, tonende dezelfde vlag, met no. 261, zijnde die van kapt. S.T. de Boer, voerende het schip PAULINA, van Rotterdam naar Baltimore.
Op 11 oktober 1836 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de TWEE CORNELISSEN, aangevraagd door de Gebr. Hartsen, Amsterdam, voor S. Veenstra als kapitein.
AH 021136
Uitgezeild van Texel, 31 oktober. DE TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, naar Batavia;
PGC 091236
Volgens brief van Kapt. S. Veenstra, voerende het schip (opm: fregat) DE TWEE CORNELISSEN, van Amsterdam naar Batavia, d.d. rede van Cowes den 1 december jl., was hij de vorigen avond, na sedert zijn vertrek uit Texel, op de 31 oktober onophoudelijk met tegenwind gekruist, en na eerst tot driemalen van voor De Hoofden (opm: Nauw van Calais) tot benoorden Texel, en vervolgens tweemalen van bij de Goudstaart (opm: Start Point) teruggedreven te zijn, den 29 november door een hevige storm overvallen geworden, waarbij het schip met de nokken der ra's te water lag, en men, tot behoud der bezaansmast, genoodzaakt was de grote sloep te kappen, in goeden staat aldaar binnengelopen.
1837
RC 050137
Rotterdam, 4 januari. De schepen FLEVO, kapt. H.T. Amsberg, DE TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, beide van Amsterdam naar Batavia te Cowes binnen, hebben den 23 december 1836 hunne reizen voortgezet.
RC 080837
Rotterdam, 7 augustus. De Javasche Couranten van den 29 maart en 2 april behelzen geen bijzonder nieuws.
Te Batavia lagen ter rede Zr.Ms. fregat DIANA, brik ORESTES, corvetten CASTOR en AJAX, schoener SIREEN;
civiele schoeners DORIS en ALCINOE;
Nederlandse schepen VROUW JEANNETTE, MERCURY, PRINSES MARIANNE, KOLONEL KOOPMAN en DE TWEE CORNELISSEN;
RC 140937
Rotterdam, 13 september. De Javasche Couranten tot den 13 mei behelzen het volgende berigt uit Batavia van den 9 dier maand:
Van Batavia zijn vertrokken de Nederlandse bark ADELAAR naar China en het schip (opm: fregat) DE TWEE CORNELISSEN naar Soerabaya.
PGC 171037
Ter rede van Batavia lag op 20 juni het Nederlandsche schip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra om op 30 juni naar Japan te vertrekken.
1838
ZZC 120638
Laatstleden woensdag (opm: 6 juni) is te Amsterdam de jaarlijkse vergadering van de raad der Nederlandsche Handel-Maatschappij geopend. De president, de heer Van der Houven, heeft bij die gelegenheid een overzicht gegeven van de gang en de stand van zaken van die maatschappij, gedurende het boekjaar 1837.
De uitbreiding van de betrekkingen der maatschappij is blijkbaar zowel in de vermeerderde retouren, voor haar uit Oost-Indië aangebracht, als in het toegenomene bedrag van de derwaarts uitgezondene goederen en waarden. Aan het gevaar, waarmede de handelscrisis in Amerika, in haar uitwerkselen en gevolgen, ook de maatschappij bedreigde, is zij gelukkig ontkomen, zonder aanmerkelijke schade te lijden.
In de veilingen van de maatschappij gedurende 1837 werden opgenomen: 662.453 balen en 200 vaten koffie; 117.556 krajangs en kanassers (opm: krandjang, gevlochten mand van bamboe als verpakking voor suiker, resp. kanaster ofknaster, kist of korf van vlechtwerk voor verzending van tropische producten, in 't bijzonder mand van grof rottingriet voor suiker), 1453 kisten en 1150 matten en balen suiker; 2893 kisten indigo en een aanzienlijke hoeveelheid specerijen, 28.047 schuitjes tin (opm: á ½ pikol = 30,8806 kg.), benevens enige curcuma (opm: ook wel geelwortel genoemd [bevordert de spijsvertering]) en Java thee. Dit alles werd geredelijk geplaatst, waaruit blijkt, wat er is van de vestiging van een markt van koloniale producten hier te lande, en van hoe veel belang het beginsel is der vereniging van die producten in één krachtige en doelmatig bestuurde hand.
De maatschappij bevrachtte in 1837 127 schepen, waaronder één van Groningen, metende tesamen 36.335 en uitmakende 43.560 uitleverende lasten; dat is 29 schepen meer dan in 1836, terwijl bovendien nog onderscheidene bodems, ter gehele of gedeeltelijke belading, bij de factorij te Batavia werden aanbevolen. Van de in 1836 uitgezonden schepen is alleen nog DE TWEE CORNELISSEN, ten gevolge der afgelegde Japanse reis, niet in onze havens teruggekeerd. De maatschappij heeft zich onthouden van het verlenen van toezegging van bevrachting van nieuw gebouwde schepen; zij acht die aanmoediging onnodig, ja zelfs schadelijk, vermits, ofschoon het de directie gelukken mocht, in 1837, al de gereed komendeaangebodene en geschikte bodems te bevrachten, echter, zoals reeds in bet vorige jaar, door de heer president, was opgemerkt, de aanbouw van schepen, in weerwil van de uitbreiding der cultuur op Java, in geen verhouding meer staat tot de behoefte aan scheepsruimte, en zonder een matiging in die aanbouw het gebruik van al de bodems, voor de vaart op Oost-Indië geschikt, een volslagen onmogelijkheid gaat worden.
De noodzakelijkheid dier matiging valt allerwege in het oog. Negentien schepen, meestal van buitengewone grootte, werden in 1837 op stapel gezet, en in de loop van 1838 is dit getal met nog 15 vermeerderd. Reeds bevinden zich 146 bodems, in staat om meer dan 50.000 lasten aan te brengen, in de vaart op Oost-Indië, en de onmatige toeneming van dat getal is geheel onevenredig aan de vermindering, welke, langs de gewone weg van sloping, daarin kan worden verwacht, terwijl het de vurige wens blijft, dat die vermindering niet door buitengewone rampen moge worden daargesteld.
De maatschappij betaalde in 1837 aan vrachtgelden voor retouren NLG 6.704.156,40 en aan assurantiepremies NLG 791.909.
De president wees voorts de gang en de stand van de fabriekmatige nijverheid hier ten lande aan, en leverde deswege een, over het geheel genomen, gunstig verslag, terwijl de gehele aanspraak overtuigend aantoonde, dat en hoe de Nederlandsche Handel-Maatschappij voortgaat met te beantwoorden aan het doel harer oprichting, door op de algemene belangen van Handel, Scheepvaart en Nijverheid de voordeligste invloed uit te oefenen. (opm: dit artikel is bewerkt en bekort en grotendeels complementair aan LC 120638, zie hierna; vergelijk ook het jaarverslag over 1836 in RC 100637)
AH 091038
Schepen in lading te Amsterdam:
Batavia: het gekoperde tweedeks fregatschip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. Sybrand Veenstra, adres bij d’Arnaud & Co.
Op 13 oktober 1838 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de TWEE CORNELISSEN, aangevraagd door de Gebr. Hartsen, Amsterdam, voor S. Veenstra als kapitein.
1839
ZP 070139 – 281
Het schip (opm: fregat) HELENA, kapt. Blom, van Amsterdam naar Batavia, de 12e november uit Texel, was volgens brief van 7 december op 11º N.B. en 24º30’ W.L. van Greenwich in goede staat zeilende, alles wel aan boord. Nog wordt volgens bovengemelde brief gemeld dat zij de 15e november reeds buiten de gronden waren, echter passeerde men door gestadige tegenwind eerst de 30e november de Kanarische - en 6 december de Kaap Verdische eilanden. De 19e november zagen zij het schip (opm: fregat) DE TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, van Amsterdam naar Batavia, aan welks boord alles wel was.
ZP 030739 – 432
De 7de maart lagen ter rede van Soerabaija de schepen MENADO, kapt. Charlau, LUCIA MARIA, kapt. Wente, DRIE GEBROEDERS, kapt. Parma, OCEAAN, kapt. Sunderdorp, HELENA, kapt. Blom, JEANETTE PHILIPPINE, kapt. Rademaker, VERENIGING, kapt. Herman, ELISABETH ANTHONIA, kapt. Veer en DE TWEE CORNELISSEN, kapt. Veenstra.
ZP 220739 – 448
Volgens brief van Batavia in dato 10 april zou van daar vertrekken de schepen CATHARINA, kapt. Rietmeijer, DIANA, kapt. Lindeman naar Rotterdam en COLUMBIA, kapt. Zijdeveld naar Amsterdam, allen de 11e april, CHRISTINA AGATHA, kapt. Fabius, TWEE CORNELISSEN, kapt. Veenstra, ANNA EN LOUISA, kapt. De Jong en HELENA, kapt. Blom naar Amsterdam en ORION, kapt. Henrichs naar Rotterdam, alle in het eind dier week
ZP 020939
Schepen in lading naar:
Batavia: het gekoperd tweedeks fregatschip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, sluit 28 september. Adres bij d’Arnaud & Comp
1840
JC 010440
Te Soerabaija aangekomen schepen:
De 20e maart: fregat VAN GALEN, kapt. M. Marcussen, van Passaroeang de 19e maart; fregat ANNA ELIZA, kapt. C.N. Gorter, van Passaroeang de 19e maart.
De 23e maart: fregat ANNA EN LOUIZA, kapt. K.J. de Jong, van Passaroeang de 21e maart; fregat DE TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, van Passaroeang de 21e maart.
DC 050940
Dordrecht, 4 september. De schepen ORION, kapt. J. van der Linden, en DELTA, kapt. G. Crans, beiden van deze stad naar Batavia, zijn de 21e april l.l. in Straat Sunda ontmoet door kapt. S. Veenstra. (opm: fregat TWEE CORNELISSEN)
Op 14 oktober 1840 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de TWEE CORNELISSEN, aangevraagd door de Gebr. Hartsen, Amsterdam, voor S. Veenstra als kapitein.
1841
PGC 020341
Kapt. Egholm, van Rio de Janeiro naar Antwerpen, te Brouwershaven binnen, rapporteert op 01˚33' NB 24˚52' WL, gezien te hebben een Nederlands schip, tonende vlag van het College Zeemanshoop met No. 246, zijnde die van kapt. Veenstra, voerende het schip DE TWEE CORNELISSEN, van Amsterdam naar Batavia.
JC 240341
Batavia, 21 maart. Gisteren is hier aangekomen het Nederlandse schip de TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, met 12 passagiers, vertrokken van Amsterdam de 10e december.
AH 171241
Carga-lijsten Amsterdam: TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, van Batavia met koffie, suiker en bindrotting.
AH 241241
Schipper H. Westering, voerende de kanaal lichter DE JONGE PIETER, van het Nieuwe Diep alhier aangekomen, aan boord hebbende een gedeelte der lading van het schip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, van Batavia naar Amsterdam, rapporteert dat hij de 21e dezer in het Noord-Holland kanaal bij Alkmaar heeft ontmoet het schip DE ANNA EN MARIA, kapt. D. Steenveld, van Amsterdam naar Suriname, welk schip volgens de wetten op gemeld kanaal, buitenom moest houden, dewijl beide schepen door paarden getrokken werden, doch zulks heeft geweigerd, met dat gevolg, dat gemeld schip DE ANNA EN MARIA, tegen de lichter aanvoer, waardoor dezelve geheel ontramponeerd werd en lekkage bekwam, zodat vermoedelijk de lading beschadigd zal zijn geworden.
1843
Op 5 augustus 1843 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de TWEE CORNELISSEN, aangevraagd door de Gebr. Hartsen, Amsterdam, voor S. Veenstra als kapitein.
1844
JC 060144
Batavia, 3 januari. Gisteren zijn hier aangekomen het Nederlandse schip de TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra, met 14 passagiers, de 31e augustus van Amsterdam vertrokken, en het dito schip JOHANNA, kapt. R. Maalsteed, de 30e augustus van Amsterdam vertrokken.
1845
DC 030445
Dordrecht, 2 april. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn in het geheel voor deze maand bevracht de navolgende schepen:
- Voor Amsterdam: TWEE CORNELISSEN, kapt. S. Veenstra; DRIE VRIENDEN, kapt. H. de Wijn; ALIDA WILLEMINA, kapt. K. Latjes; LOUISA MARIA, kapt. B.C. Jaski; URANIA, kapt. C. Abrahams Jr.; DILIGENCE, kapt. L. Smit; WILHELMINA LUCIA, kapt. J.P. Carst; HOLLAND, kapt. R. Dekker; OOST INDIA PAKKET, kapt. B. Bakker; JACOB ROGGEVEEN, kapt. H. Rolff; JAN HENDRIK, kapt. H.W. Eickelberg.
Op 21 april 1845 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de TWEE CORNELISSEN, aangevraagd door de Gebr. Hartsen, Amsterdam, voor H.D. van Wijk als kapitein.
JC 200845
Batavia, 17 augustus. Heden is alhier aangekomen het Nederlandse schip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. H.D. van Wijk, vertrokken van Amsterdam de 10e mei.
1846
NRC 020146
Eastbourne, 28 december 1845. De TWEE CORNELISSEN, kapt. Van Wijk (opm: fregat, bouwjaar 1832; kapt. H.D. van Wijk, van Batavia naar Amsterdam, is deze morgen dicht bij Pevensey-Sluice (opm: ten noordoosten van Eastbourne) op de kust geworpen en zal naar alle waarschijnlijkheid geheel verloren zijn. De equipage is, met uitzondering van één man, gered geworden (opm: zie NRC 030146 en AH 060146, DC 060146 en JC 040446).
NRC 030146
Amsterdam, 2 januari. Aangaande het schip DE TWEE CORNELISSEN, kapt. Van Wijk, van Batavia naar herwaarts, bij Eastbourne gestrand (opm: zie NRC 020146), wordt volgens brief van Londen van de 30e december vermeld, dat volgens brief van de kapitein het grootste gedeelte der lading vermoedelijk geborgen zou kunnen worden.
AH 060146
Amsterdam, 5 januari. Aangaande het in Pevensey baai nabij Eastbourne verongelukte schip DE TWEE CORNELISSEN verneemt men nader dat hetzelve thans aan stukken is geslagen en een gedeelte der lading langs het strand rondspoelt. Te Hastings en andere plaatsen had men enige kisten indigo gevist; een gedeelte van het wrak is nog zichtbaar. De in het want omgekomen passagier was Grönwald genaamd, een ziekelijk militair, die zijn leven in zijn vaderland dacht te zullen eindigen. De manschap der Engelse reddingboot had bij het aan land brengen der schepelingen veel menslievendheid en wonderen van onverschrokkenheid en volharding aan de dag gelegd. (opm: zie NRC 020146)
DC 060146
Eastbourne, 31 december. Het weder blijft zeer onstuimig en sedert zondag is het schip DE TWEE CORNELISSEN (opm: zie NRC 020146) aan stukken geslagen en het grootste gedeelte der lading weggespoeld, en enige mijlen oostwaarts langs de kust aangedreven. Verscheidene kisten indigo zijn te Hastings en andere plaatsen geborgen; men veronderstelt, dat er nog enige balen koffie in het overig gebleven kleine gedeelte van het schip zitten; het hol is nog zichtbaar, en men maakt toebereidselen om het weinige, wat hetzelve nog bevat, te bergen.
DC 060146
Dover, 1 januari. Enige kisten indigo, welke men veronderstelt afkomstig te zijn van de lading van het schip DE TWEE CORNELISSEN, zijn alhier aangebracht. Ook te Lydd zijn er enige aangedreven.
JC 040446
Omtrent het vergaan van DE TWEE CORNELISSEN (opm: zie NRC 020146) deelt de Monthly Times deswege mede:
De TWEE CORNELISSEN, een Nederlandse Oost-Indiëvaarder, inhebbende een kostbare lading koffie, indigo en suiker, is op de 28e december op de kust van Sussex in een hevige storm verongelukt. Het schip kwam van Batavia en was bestemd naar Amsterdam. Daar de zee met woedende kracht over het dek heensloeg, had het scheepsvolk de wijk genomen in de bezaansmast en werd van daar verlost door de manmoedige pogingen van enige onverschrokken varensgezellen, welke van Eastbourne in een reddingboot waren aangekomen om de bemanning van het zinkende schip te hulp te snellen. De enige, die op het wrak de dood gevonden heeft, is een zieke en hulpeloze soldaat, die men niet heeft vermogen te redden.