Familiegegevens en opleiding
Michiel Adriaan Smit werd geboren op 14 oktober 1807 te Rotterdam als zoon van de Remonstrantse Dirk Smits, rentenier, overleden te ’s Gravenhage en Johanna Catharina Bram, rentenierster. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Boerensteiger Wijk 10 nr. 33.
Hij huwde met Adriana Luyken, overleden op 15 juni 1838 en hertrouwde op 16 november 1844 te Rotterdam met Catharina Hen(d)rica van Hees, geboren 24 januari 1823 te Keulen, dochter van de Nederlands Hervormde Heinrich van Hees, zeepzieder, en Engelina Adriana van Straaten. Na de door van Michiel hertrouwde zij op 19 juni 1864.118
Hij overleed op 17 mei 1856 te Schiedam005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
M.A.Smits (met als adres Cornelder & Sahn te Amsterdam) werd met vlagnummer 358 per 06 september 1836 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein J.J.Remkes. Als zijn schip is vermeld de “J.C.J.van Speijk”. Toegevoegd is “overleden” 002.
In de Algemene Vergaderingen van 30 augustus/06 september 1836 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd voorgedragen/benoemd Michiel Adiraan Smits, oud 29 jaar, voerend de “J.C.van Speijk”, wonende te Rotterdam en met als adres Cornelder & Zalm te Amsterdam op de Cingel bij de Romolensteeg(?), op voordracht van E.IJ.Post023.
M.A.Smits was met vlagnummer R144 in de periode 1836 t/m 1856 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 mei 1856 staat een verzoek om een uitkering door C.H. van Hees, de weduwe van kapitein M.A.Smits. In de vergadering dd 26 juni 1856 wordt nadere bericht gevraagd of kapitein Smits zijn ziekte op reis heeft opgelopen. In de vergadering dd 31 juli 1856 gaat het Bestuur accoord met een uitkering voor haar en 3 kinderen ingaande 01 augustus 1856.042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van 26 augustus 1856 wordt melding gemaakt van de toekenning van een uitkering per 01 augustus 1856 aan de weduwe van kapitein M.A.Smits voor haar en 3 kinderen.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering dd 19 juli 1864 staat de mededeling van de wed. M.A.Smits geb. van Hees dat zij is hertrouwd en dus afziet van verder uitkering.023.
In de Jaarverslagen 1858 en 1859 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat in de Rekening van Ontvangst en Uitgaaf vermeld dat de weduwe van kapitein M.A.Smits een jaarlijkse uitkering krijgt van f 200,40 voor haar en haar twee kinderen incl. schoolgeld058.
In het Jaarverslag 1864 is vermeld dat de weduwe van M.A.Smits in 1864 is hertrouwd en dus geen uitkering van de Maatschappij ontving058.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
358 1836-1838 fregat J.C.J.van Speijk F.Smit te Alblasserdam
1839-1841 bark Prinses Sophia J.Antheunis te Rotterdam
1842 bark Eolus Bonke & Co te Rotterdam
1843-1852 bark Theresia idem
1853 geen vermelding van schip en boekhouder
119 1854 geen vermelding van schip en boekhouder
1855 bark Formosa Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein M.A.Smit met vlagnummer R144 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
1849, 1851 van de bark “Theresia” 238 last voor Bonke & Co te Rotterdam
1855 van de bark “Formosa” 292 last voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam.
M.A.Smits was in 1844 en 1847/48 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
Bouma025 vermeldt M.A.Smits als gezagvoerder gedurende:
* 1837 t/m 1840 op het fregat “J.C.J. van Speyk”, gebouwd in 1834 te Kinderdijk, 512 ton o.m., varend voor F.Smit te Alblasserdam;
* 1840 t/m 1841 van de bark “Prinses Sophia”. gebouwd in 1839 te Slikkerveer, 607 ton o.m., varend voor J.Antheunis te Rotterdam;
* 1843 t/m 1844 van de bark “Aeolus”, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 420 ton o.m., varend voor Bonke & Co te Rotterdam. Het schip werd in 1844 door de reederij omgedoopt in “Theresia”;
* 1844 t/m 1853 van de bark “Theresia” ex Aeolus, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 440 ton o.m., varend voor Bonke & Co te Rotterdam;
* 1855 t/m 1856 van de bark “Formosa”, gebouwd in 1840 aan de IJssel, 507 ton o.m., varend voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
De bark “Theresia” onder kapitein M.A.Smits vertrok op 08 september 1850 van Deal en bereikte via Kaap Hoorn op 29 december Valparaiso. Het voer na verblijf in Zuid-Amerika verder westwaarts en kwam te Batavia op 24 november 1852.121
Familiegegevens en opleiding
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.J.Verschuur was met vlagnummer R184 in de periode 1842 t/m 1848 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt A.J.Verschuur als gezagvoerder gedurende:
* 1842 t/m 1844 op de bark “Prinses Sophia”, gebouwd in 1839 te Slikkerveer, 607 ton o.m., varend voor J.Anthuenis te Rotterdam;
* 1854-1855 op de 2/mSch. “Bernardus”, gebouwd in 1850 te Zierikzee, 159 ton n.m., varend voor van den Bey & Co te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
“Verhaal van eene tweejarige avontuurlijke zeereis van Amsterdam naar Corfu, Patras, Londen, New-Castle, Gallatz (Zwarte zee), Constantinopel, Smyrna, Falmouth, Cardif, Liverpool, enz. ondernomen door Jan en Cornelis Meijer van 1853-1855 en door den eersten gelukkig volbragt”
door J.C.Meijer, oud-Onderwijzer te Terschelling. Gedrukt voor rekening van den Schrijver. Amsterdam, Herman Koster 1862, 40 pp.
In deze publicatie wordt uivoerig verslag gedaan van een reis van de beide zonen van de schrijver, aan boord van de schooner Bernardus, 100 last, onder kapitein Jan Venster. Jan Meijer, de bron voor het verhaal, was matroos, zijn broer ligtmatroos. De vrouw van de kapitein was mede aan boord om de reis mee te maken.”Wij waren gedestineerd naar Corfu … beladen met suiker”. De vertrekhaven was Amsterdam en men zeilde uit van Nieuwediep begin april 1853. Na een voorspoedige reis van 38 dagen werd Corfu bereikt. De reis ging door naar het Griekse Patras, waar een lading krenten werd ingenomen. De daaropvolgende reis naar Londen was minder gunstig met ruw weer en ongunstige wind. Londen werd bereikt op 01 augustus 1853 na een reis van 66 dagen. Van hier ging de reis naar Newcastle voor een lading steenkool, aankomst 14 september, met bestemming Zwarte Zee. In Newcastle heerste een cholera-epidemie en wellicht ten gevolge daarvan overleed Cornelis begin Oktober op weg naar de Zwarte Zee. Hij kreeg een zeemansbegrafenis. Vooral in de Dardanellen had men last van tegengestelde stroom en pas op 30 december kon met het anker laten vallen in Constantinopel. Na passage door de Bosporus kwam het schp te stranden op de Sulinabaar, een plaat voor de monding van het Donau-estuarium. Na enige dagen kwam men weer vlot. “De vrouw van den kapitein was toen gelukkig met haar twaalfjarig zoontje, onze kajuitswachter, te Sulina aan den wal”. Vervolgens liep het schip de havenplaats Gallatz binnen, “eene Russische vesting, waar veel handel in granen is”. “Toen wij onze steenkolen lossten, om weder een lading tarwe in te nemen, werden wij niet weinig verontrust door de tijding, dat de Russen den 3 April vier Nederlandsche schepen te Ismaïl, 9 à 10 uren oostwaarts van Gallatz gelegen, hadden in beslag genomen en aan de ketting geslagen”. (dit vanwege de Frans/Engelse oorlog tegen de Russen, terwijl men Engelse lading vervoerde.) De inbeslaglegging bleef echter uit.
“Wij hadden tot ons leedwezen nog eerst eene treurige plegtigheid te vervullen. De Kapitein namelijk was ziek geworden, en verzwakte van dag tot dag. Of hij het op de Sulinabaar, wegens de ontzettende koude en vermoeijenis, had weggekregen, ofwel om andere oorzaken, weet ik niet, maar wel, dat hij te Gallatz overleed. Wij begroeven hem daar, en verlieten zijne laatste rustplaats niet zonder innig gevoel van weemoedigheid; hij was een goed Kapitein voor ons geweest. (het overlijden moet dus in de maand april hebben platsgevonden)
Onze stuurman, zekere Verschuur, werd nu in zijne plaats Kapitein, terwijl nu ik, dan weder een ander den post van stuurman tijdelijk zou waarnemen.”.
De terugreis werd aanvaard en op 19 april arriveerde men weer te Constantinopel. Vandaar ging het, na een oponthoud van 6 weken vanwege averij, naar Falmouth met een lading tarwe uit Gallatz. (In dit deel van het verslag volgt een relaas over een schipbreuk van een andere zoon van de schrijver, matroos Pieter Meijer, aan boord van de schoener “Anna Maria” onder kapitein Hazewinkel - zie aldaar). Daarbij moest de kapitein zich laten begeleiden door een Hollands oorlogsschip, vanwege zeeroverij in de Griekse wateren. Men bereikte Falmouth op 09 augustus 1854 waar men de order kreeg de lading naar Gloucester te brengen. Vandaar ging het naar Cardiff om steenkolen te laden. “Den 15 October ondernamen wij echter de reis naar Liverpool, … “. Tijdens deze trip liep het schip bijna op de rotsen, maar men ontsnapte aan een ramp en kon men uitwijken naar Beaumares in de Ierse zee. Na een kort oponthoud arriveerde men op 27 oktober 1854 in Liverpool. Tenslotte kreeg men aldaar lading voor Amsterdam waar men op 18 januari 1855 arriveerde.
Het verslag vermeldt van de meeste havenplaatsen die werden aangedaan locale bijzonderheden
A.J.Verschuur verzorgde per 17 november 1842 vanuit Hellevoetsluis met de “Prinses Sophia” een troepentransport vaqn 6 officieren en 100 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 01 april 1843 na 135 dagen065.
Suyk (pers. mededeling) vermeldt de 2 mast Schoener “Bernardus”, groot 100 last, 159 ton o.m., 135 ton n..m., gebouwd in 1850 te Zierikzee. De reder was van der Bey & Co te Amsterdam. Het schip werd op 10 januari 1863 te Amsterdam geveild en voor ƒ 13.000,- verkocht aan de reder C.Mackenstein te Amsterdam en herdoopt in “Albrecht Frederik”. In 1872 werd het schip wederom verkocht en wel aan A.M.E.Tromp te Amsterdam en later te Hilversum en herdoopt in : August Marie”. Het schip raakte in 1877 wrak op de baar van Newburgh.
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.H.Pellewessel was met vlagnummer R93 in de periode 1844 t/m 1855 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1855 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) werd vermeld dat de weduwe van kapitein Pellewessel een uitkering kreeg van f 192,47 voor haar en haar drie kinderen incl. schoolgeld. In 1858 was de uitkering f 210,70 en in 1859 f 205,60058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein J.H.Pellewessel met vlagnummer R93 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849, 1851 van de bark “Prinses Sophia” 320 last varend voor J. Anrtheunis te Rotterdam
Bouma025 vermeldt J.H.Pellewessel als gezagvoerder gedurende:
* 1845 t/m 1853 van de bark “Prinses Sophia”. gebouwd in 1839 te Slikkerveer, 607 ton o.m., varend voor J.Antheunis te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
In de NRC 23 juli 1854 staat het bericht dat op 26 juli te Rotterdam verkocht zal worden 1050 kranjangs meest zeer zwaar beschadigde Java Suiker “Alzoo gelost uit het Nederlansch Schip “Prinses Sophia”, Wijlen Kapt J.H.Pellenwessel, van Batavia.”
Familiegegevens en opleiding
Florus Rietmeyer werd geboren op 15 maart 1796 te Noordwijk. Hij was Rooms-Katholiek. Hij woonde te Noordwijk en vestigde zich op 24 mei 1852 te Rotterdam o.a. aan de Boompjes Wijk 1 nr. 14 en de Kruiskade Wijk 14 nr. 570. Hij vertrok op 27 april 1859 terug naar Noordwijk.
Hij was getrouwd met Neeltje Alkemade, geboren 02 maart 1799 te Noordwijk. Hij was de schoonvader van de koopvaardijkapitein Anthonie Lupcke (zie aldaar)005.
Hij overleed in 1864.058
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
F.Rietmeyer was met vlagnummer R32 in de periode 1826 t/m 1864 effectief lid van het Roterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart De Ledenlijsten uit de periode 1820 t/m 1825 ontbreken. Het is derhalve mogelijk dat hij in één van de jaren uit deze periode tot de Maatschappij is toegetreden058.
F.Rietmeyer was afwisselend commissaris in 1857 en permanent commissaris van de Maatschappij in 1858058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1864 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) wordt vermeld dat de “trekkende kapitein” (dwz met steun vanuit de Maatschappij) in 1864 is overleden.058
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt ene Rietmeyer (zonder initialen) als gezagvoerder in 1854 van de bark “Prinses Sophia”. gebouwd in 1839 te Slikkerveer, 607 ton o.m., varend voor J.Antheunis te Rotterdam. Het is de vraag of het hier om Florus Rietmeyer gaat.
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein F.Rietmeyer als gezagvoerder met vlagnummer R32 in de ledenlijstenvan:
* 1849 bark “Catharina” 114 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1851, 1855 fregat “Prinses Marianne” 378 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1858, 1859, 1862 en 1863 geen schip vermeld.
Bouma025 vermeldt F.Rietmeyer als gezagvoerder gedurende:
* 1825 t/m 1826 op het fregat “Jurrina”, gebouwd in 1817, 570 ton o.m., varend voor Reijn, Varkevisser & Dorrepaal te Rotterdam;
* 1831 t/m 1833 van het fregat “Aurora”, gebouwd in 1818 aan de Oostzee, 333 ton o.m., varend voor Reijn, Varkevisser & Dorrepaal te Rotterdam;
* 1833 t/m 1835 van de galjoot “Jonge Hendrika”, gebouwd in 1812, bouwlocatie niet vermeld, 163 ton o.m., varend voor Hoboken te Rotterdam. Het hol werd in 1835 geveild;
* 1836 t/m 1850 van de bark “Catharina”, gebouwd in 1835 te Rotterdam, 233 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1852 t/m 1857 van het 3/mschip “prinses Marianne”, gebouwd in 1831 te Kinderdijk, 710 ton o.m., varend voor A. van Hoboken te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Een schilderij in kleur van de bark “Catharina” met vlagnummer R32 aan de bezaan en de vlag van van Hoboken aan de fokkemast is in particulier bezit van de familie van Hoboken en staat afgebeeld in het boek van Oosterwijk069 p 222.
In aktenummer 1838-s6, 12-11-1838115 verklaart de kapitein Floris Rietmeijer, van de brik “Catharina”, dat zeilende op 18oZB/ 72o23’OL aan de gevolgen van een galziekte is overleden Gerhardus Willem Frans uit Oude Pekela. Medegetuigen waren Karel Willem Edzard Bergner, opperstuurman en Gerrit Jans Kunst, 2e stuurman.
De bark “Catharina” onder kapitein F.Rietmeyer voer in 1849 vanaf Rotterdam via Kaap Hoorn naar Valparaiso en in 1850 weer via Kaap Hoorn terug naar Brouwershaven.121
Familiegegevens en opleiding
Bastiaan Spaanderman werd geboren op 04 september 1822 te Maassluis als zoon van Jakop Spaanderman en Maria Ross.
Hij trouwde op 09 oktober 1848 te Hellevoetsluis met Johanna Maria de Heer, geboren te Hellevoetsluis op 13 oktober 1822 als dochter van Jacob de Heer en (diens eerste echtgenote) Frederika Wilhelmina van der Horst. Zij overleed op 30 juni 1893 te Meester Cornelis, NOI.
Bastiaan overleed te Batavia op 14 januari 1862.
In 1982 verscheen een privé-uitgave over de stamboom van het zeevaardersgeslacht Ouwehand onder de titel “The Oldhand and the Sea”, waarin tevens gegevens over de familie Spaanderman, maar daarin wordt niet gerefereerd naar Barend Spaanderman.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
B.Spaanderman was met vlagnummer R326 in de periode 1851 t/m 1862 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1862 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in dat jaar is overleden058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van 1880 t/m 1883 en 1885 t/m 1888 staat vermeld dat de weduwe B. Spaanderman afziet van haar recht op een jaarlijkse uitkering058.
In de Jaarverslagen van het College staat kapitein B.Spaanderman met vlagnummer R326 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
1851 van de sch. “Piet Hein ? last varend voor D.A.Schuurmans te Rotterdam
1855 van de bark “Prinses Sophia” 321 last varend voor J.Antheunis te Rotterdam
1858, 1859 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt B.Spaanderman als gezagvoerder gedurende:
-
* 1851 t/m 1852 van de 2/msch “Zwaluw” ex Maria, gebouwd in 1846 te BurntIsland, 70 ton o.m., (vermoedelijk) varend voor D.A.Schuurmans te Rotterdam;
-
* 1854 van de 2/msch “Piet Hein”, gebouwd in 1849 te Ridderkerk, 103 ton o.m., varend voor D.A.Schuurmans te Rotterdam;
Jaaropgave vormt overlap met de volgende.
-
* 1853 t/m 1855 van de kof “Hermanus” ex Geziena, gebouwd in 1839 te Sappemeer, 76 ton o.m., varend voor P.van Rossem & Zn te Rotterdam;
* 1855 t/m 1857 van de bark “Prinses Sophia”, gebouwd in 1839 te Slikkerveer, 607 ton o.m., varend voor J.Antheunis te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Andries Lourens Hoffman werd geboren op 24 juli 1824 te Rotterdam als zoon van de Nederlands Hervormde Johan Philips Hofman, stadswaagmeyer, en Cornelia Hoek. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Lombartstraat Wijk 8 nr. 181 en aan de Kruiskade Wijk 14 nr. 798.
Hij trouwde te Rotterdam op 09 juli 1851 met Maria Wildeboer, geboren op 30 maart 1825 te Zwartewaal als dochter van de Nederlands Hervormde Cornelis Wildeboer en Jannetje de Wit.
Hij overleed te Rotterdam aande Oostsingel op 24 augustus 1887005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.L.Hoffman was met vlagnummer R384 in de periode 1853 t/m 1887 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
A.L.Hoffman was in 1870 afwisselend commissaris en in 1886 secretaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1887 van de Maatschappij tot Nit der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1887 is overleden058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat kapitein A.L.Hoffman met vlagnummer R384 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1855 bark “Macao” 200 last voor W.Versluys te Rotterdam
* 1858 bark “Prinses Sophia” 320 last voor J.Antheunis te Rotterdam
* 1859 geen vermelding van schip en boekhouder
* 1862 t/m 1867 bark “Schelde” 348 last voor de Jonge & Keller te Zierikzee
* 1874 bark “Onrust” 407 last voor G.A.Uitdenboogaardt te Maassluis
* 1877, 1878 fregat “Gysbertus Hermanus 921 ton o.m. voor G.A.Uitenbogaardt te Maassluis
* 1880 t/m 1883 fregat “Auguste” 1308 ton n.m voor F.F.Groen te Amsterdam
* 1885, 1886 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt A.L.Hoffman als gezagvoerder gedurende:
* 1854 t/m 1857 van de bark “Macao”, gebouwd in 1848 te Capelle aan de IJssel, 381 ton o.m., varend voor W.C. Versluys te Rotterdam;
* 1857 t/m 1861 van de bark “Fop Smit”, gebouwd in 1851 te Slikkerveer, 549 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam;
* 1858 op de bark “Prinses Sophia”, gebouwd in 1839 te Slikkerveer, 607 ton o.m., varend voor J.Antheunis te Rotterdam. Het schip werd in 1859 afgekeurd te Batavia;
* 1860 t/m 1870 van de bark “Schelde”, gebouwd in 1851 te Zierikzee, 658 ton o.m., varend voor J.de Jonge & Keller te Zierikzee. Het schip werd in 1870 verkocht naar Duistland.
“Op 24 mei 1870 werd De Schelde voor 17.300 gulden verkocht naar Duitsland. Het was het laatste schip van rederij De Jonge & Keller.”074.
* 1872 t/m 1875 van de bark “Onrust”, gebouwd in 1862 te Maassluis, 850 ton o.m., varend voor G.H.Uitdenboogaard te Maassluis;
* 1877 t/m 1880 van het 3/mschip “Gijsbertus Hermanus”, gebouwd in 1869 te Maasluis, 1040 ton o.m., varend voor G.H.Uitdenbogaardt te Maassluis. Het schip is in Straat Karimata gestrand en wrak geraakt.
1881 t/m 1885 van het fregat “Auguste” ex General Perry, gebouwd in 1864 te Thomaston, 1391 ton o.m., varend voor F.F.Groen te Amsterdam. Het schip werd in 1885 verkocht naar Noorwegen.
Overige bijzonderheden
De Harlinger Courant dd 04 december 1874 bevat in de rubriek Scheepstijdingen het volgende bericht.096:
Binnengekomen.
“Bij Wight 28 Nov. Onrust, A.L.Hoffman, Sunderland n. Java.”
Betreffende de bark “De Schelde”:
“In 1860 nam kapitein A.L.Hoffman het bevel over. Andries Lourens Hoffman werd geboren in Rotterdam in 1824. Zijn echtgenote Maria Wildeboer, ging vaak mee op reis. Tijdens één van die reizen werd aan boord hun dochtertje Jeanette Cornelia op 25 maart 1865 geboren.”074.
Obe Douwes Van der Wal monsterde c. 1858 te Cardiff aan op een hollandse bark , de “Prinses Sophia”.
“Wij … kwamen weldra tot de overtuiging, dat wij ons op een met steenkolen diep geladen, drijvende doodkist bevonden. … En dat de “Prinses Sophia” lek was, ondervonden wij maar al te spoedig, want toen wij het kanaal van Bristol … uitzeilden, was het reeds pompen of verzuipen. … De behandeling liet ook zeer veel te wenschen, de voeding was slecht …. Steeds harder werkende, gestadig pompende, kwamen wij eindelijk in Hongkong. Gelukkig hadden wij niet met veel slecht weer te kampen gehad, anders vrees ik, dat de “Prinses” naar den kelder was gegaan. In die 128 dagen reis was het schip door het werken (stampen en slingeren) aanmerkelijk lekker geworden. Wij losten zoo spoedig mogelijk; toen werd de schuit naar de kiellichter verhaald, daar overzijde gehaald, gekalefaterd en hier en daar een rotte plank uitgenomen, welke door een nieuwe vervangen werd. Of het geholpen heeft, weet ik niet, want wij beiden gaven er den brui van.075.
(Het schip werd kort daarop te Batavia afgekeurd - zie hiervoor).
De bark “ Onrust” onder kapitein A.L.Hoffman vertrok in 1872 uit Macao en ariveerde via de Pacific op 28 september 1872 te Callao. Het vertrok van daar op 14 december naar via Buenos Aires New York en rondde begin 1873 Kaap Hoorn.121
Zierikzeesche Courant 09 april 1864
Op 11 februari 1864 is te St.Helena gearriveerd de bark “Schelde”, kapt. A.L.Hoffman.
|