1829
MCO 170929
Vlissingen den 15 September. Gisteren namiddag arriveerde alhier uit zee het Nederlandse kotterschip LAETITIA, kapitein J.G. Fagg, van Vlissingen, komende van Faro, aan boord hebbende kapitein Karel Löfstrom, en zijn zoontje van 13 jaren oud, benevens een stuurman en zes matrozen, zijnde de equipage van de Zweedse brik , genaamd NAYADE VAN HELSINGBERG, met zout geladen , en van Mayo, een der Kaap-Verdise Eilanden aan Afrika's westkust, gekomen, gedestineerd naar een der Zweedse havens. Deze manschappen hadden op den 5 september hun schip op 49° 10 min. Noorderbreedte, in den nacht, toen hetzelve door lek was zinkende, met de sloep verlaten. Gelukkig werd door kapitein Fagg, op den 11 den daaraanvolgende, op de hoogte van Lizard, in het Kanaal, 24 Engelse mijlen van den wal, een sloep ontdekt, waarin deze ongelukkige reeds zes dagen, zonder enig voedsel, in zee hadden gedreven, en, niettegenstaande den zware N.W. storm, gered. Dadelijk werd deze equipage door genoemden kapitein Faggen zijne matrozen van droge klederen voorzien en van al wat mogelijk was tot hulp en verkwikking verzorgd. In den vorige nacht was reeds een der matrozen in de boot, door gebrek en ongemak, gestorven; terwijl nog een matroos, die bij het verlaten van het schip in de kleine sloep was gesprongen mede is omgekomen. Onder de equipage van kapt. Fagg bevindt zich Gerrit de Heer, welke onlangs op de Westerschelde, met behulp van J. Gazelle, elf mensen van een anders gewisse dood heeft gered. Gemelde kapitein Löfstrom heeft nog verklaard, dat zij niets anders, dan steeds een gewisse dood voor ogen hadden. Door een zware zee, welke genoegzaam de boot vervulde, werd, in den nacht vóór den dag hunner redding, het kompas verbrijzeld, door welk verlies, en slechts maar twee riemen aan boord hebbende, zij geen stuur meer over de sloep hadden. Toen kapitein Fagg de sloep was genaderd, werden hun verscheidene touwen toegeworpen, dan de ongelukkige schipbreukelingen waren reeds te zwak, om dit hulpmiddel aan te kunnen grijpen. De matrozen van de LAETITIA bleven echter met veel ijver volharden, totdat eindelijk een der toegeworpen touwen aan de sloep werd vastgemaakt. Met alle kracht werd toen de sloep op zijde van den kotter gehaald, en de schipbreukelingen, welke reeds te machteloos waren, om aan boord te klimmen, werden door de matrozen van kapitein Fagg binnen boord gehaald.