1935-12-12: |
NvhN 07-04-1936: Aanvaring op de Theems. Raad voor de Scheepvaart berispt kapiteins. De Raad voor de Scheepvaart heeft heden uitspraak gedaan inzake de aanvaring van het motorschip „Buizerd" met het voor anker liggende motorschip „Olga" op de Thees (Lower Hope Reach) en mede inzake de klacht van den Inspecteur-generaal voor de scheepvaart, onderscheidenlijk tegen beide kapiteins van deze schepen, wegens het niet nakomen van de bepalingen van art. 13 van het schepenbesluit. Zoowel de „Buizerd" als de „Olga" zijn afkomstig uit Groningen. De Raad is van oordeel, dat de „Buizerd" wel niet op ideale wijze heeft gemanoeuvreerd, doch dat anderzijds de gemaakte vergissing met de beide ankerlichten van de „Olga" zeer begrijpelijk is, terwijl de „Olga" is te kort geschoten door geen ankerwacht te laten loopen. De kapitein van de „Olga" vond dit niet noodig, daar hij bulten het vaarwater lag. Deze reden is zeker niet afdoende. Door ankerwacht te laten loopen had de „Olga" kunnen vaststellen, of zij op den stroom gestrekt lag of niet. Voorts had wellicht nog tijdig ketting kunnen worden gestoken. De Raad kan het ook niet goedkeuren, dat dit schip van minder dan 45 M. lengte, twee ankerlichten voerde. Het is zeer goed mogelijk, dat, wanneer de „Olga" één ankerlicht had gevoerd, de vergissing van de „Buizerd" niet zou hebben plaats gehad en de aanvaring zou zijn vermeden. Onder deze omstandigheden is het feit op zichzelf, dat de „Olga" ten anker lag, terwel de „Buizerd" varende was, niet voldoende haar ter zake an deze aanvaring vrijuit te doen gaan. Wat de door den inspecteur-generaal voor de scheepvaart ingediende klachten betreft, deze zijn gegrond gebleken, mitsdien straft de Raad de beide aangeklaagden door het uitspreken van een berisping.
Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatcourant van Vrijdag 24 en Zaterdag 25 April 1936, no.80. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart:No. 32 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake : a. de aanvaring van het motorschip Buizerd met het voor anker liggende motorschip Olga op de Theems (Lower Hope Reach); b. de klacht van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart onderscheidenlijk tegen Jan Bosma, kapitein van het motorschip Buizerd, en Anne Bloemker, kapitein van het motorschip Olga, wegens het niet nakomen van de bepalingen van art. 18 van het Schepenbesluit. Op 12 December 1935 is het motorschip Buizerd op de Theems in Lower Hope Reach in aanvaring gekomen met het aldaar ter reede voor anker liggende motorschip Olga. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij art. 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van deze aanvaring zou instellen. Voorts zijn door den inspecteur- generaal voor de scheepvaart op 21 December 1935 bij den Raad voor de Scheepvaart klachten ingediend zoowel tegen den kapitein van het motorschip Buizerd Jan Bosma als tegen den kapitein van het motorschip Olga Anne Bloemker, ter zake van het vervolgen van de reis na gemelde aanvaring, onderscheidenlijk naar Duinkerken en Gravelines, zonder naar de beloopen schade aan hun schepen een onderzoek te hebben doen instellen door een expert van een door de wet erkend particulier onderzoekingsbureau voor het verkrijgen van een bewijs van zeewaardigheid, als is voorgeschreven in art. 13 van het Schepenbesluit, leverende het niet opvolgen van dit voorschrift op een misdraging jegens de reederij, de schepelingen en de bevrachters. Een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij art. 49 der Schepenwet, besliste, dat ook naar de gegrondheid van voorschreven klachten een onderzoek door den Raad zou worden ingesteld. Het onderzoek naar de aanvaring en de klachten had plaats ter zitting van 7 Januari en 4 Februari 1936 in tegenwoordigheid van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie en hoorde als getuigen, tevens aangeklaagden, buiten eede : ter zitting van 7 Januari: kapitein Anne Bloemker, voornoemd, van het motorschip Olga, aan wien de verklaring, bij gemeld voorloopig onderzoek der scheepvaart-inspectie afgelegd door den kapitein van het motorschip Buizerd Jan Bosma, is voorgelezen; ter zitting van 4 Februari: kapitein Jan Bosma, voornoemd, van het motorschip Buizerd, aan wien de verklaring, door kapitein Anne Bloemker van het motorschip Olga afgelegd ter zitting van den Raad van 7 Januari 1936, is voorgelezen. De voorzitter heeft beiden aangeklaagden de beteekenis van de tegen hen ingediende klachten uiteengezet en hun gelegenheid gegeven tot hun verdediging aan te voeren hetgeen zij daartoe dienstig achtten, zoomede om het laatste woord te voeren. Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken: De Buizerd is een Nederlandsch motorschip, metende 270,30 bruto-, 185,81 netto-registerton, lang 41,25 m, roepnaam P D H N, van de reederij J. Bosma, te Groningen. Het schip is in het jaar 1931 van staal gebouwd en is voorzien van een Deutz Dieselmotor van 150/180 pk. De Olga is een Nederlandsch motorschip, metende 174,08 bruto-, 87,16 netto-registerton, lang 34,5 m, roepnaam PGMM, eigendom van den kapitein Anne Bloemker, te Groningen. Het schip is in het jaar 1928 van staal gebouwd. Op 11 December 1935 vertrok de Olga, beladen met papier en bemand met vier personen, van Londen met bestemming Gravelines, diepgang 1,80 m. Te 5.15 uur 's middags ging het schip op de binnenreede van Lower Hope wegens harden oostelijken wind voor anker. Twee ankerlichten werden geplaatst, één vóór aan een speciaal daarvoor op het voordek aangebracht mastje zonder stagen, hangende aan een beugel aan b.b.-zijde van het mastje, en één achter, hangende aan een sloepdavit. Ankerwacht werd niet geloopen, daar het schip buiten het vaarwater lag. In den morgen van 12 December, omstreeks te 5 uur, werd door de opvarenden een schok gevoeld. Toen de kapitein daarop aan dek kwam, bleek de Olga aan den voorsteven te zijn aangevaren, zooals later bleek door het Nederlandsche motorschip Buizerd, kapitein J. Bosma. Na de aanvaring brandden beide ankerlantaarns nog goed. Volgens verklaring van kapitein Bloemker stond de ankerketting na het ongeval recht vooruit. De bewering van kapitein Bosma, dat het voorste ankerlicht onderschept zou zijn geweest door het mastje, kan naar de meening van kapitein Bloemker niet juist zijn, daar de Buizerd van stuurboord vooruit naderde. Wat de tegen kapitein Bloemker door den inspecteur-generaal voor de scheepvaart ingebrachte klacht betreft, verklaart aangeklaagde, dat hij na de aanvaring, alvorens naar zee te vertrekken, zich telefonisch met de verzekering, de vereeniging „Oranje", te Groningen, in verbinding heeft gesteld; dat, nadat hij de schade, die alleen boven water was, met cement had afgedicht, van de zijde der verzekering geen bezwaar werd gemaakt, dat de reis naar Gravelines zou worden vervolgd. Aangeklaagde achtte het niet noodig voor deze onbelangrijke schade een expert van een bij de wet erkend particulier onderzoekingsburean te raadplegen; hij heeft er niet aan gedacht om op de wijze, als bij art. 13, lid 2, van het Schepenbesluit is voorgeschreven, een verklaring omtrent de schade in zijn scheepsdagboek aan te teekenen. Behouden werd Gravelines bereikt, waar de lading is gelost; daarna is de Olga voor reparatie naar Nederland vertrokken. Op 10 December 1935 vertrok de Buizerd in ballast, bemand met vijf personen, van Londen met bestemming Duinkerken; diepgang vóór 1 m, achter 1,90 m. Omstreeks te 4.30 uur 's middags werd wegens harden wind van het noordoosten in Lower Hope Reach aan den zwarten tonnenkant geankerd. Op 12 December d.a.v. omstreeks te 5 uur 's morgens ging men ankerop. Er lagen talrijke schepen in de nabijheid voor anker. Het was ebtij; kapitein Bosma schatte de kracht van den stroom op 3/4 mijl. Het was nogal moeilijk om slaags te komen. Tijdens het rondmanoeuvreeren passeerden twee zeilbarges, welke de rivier afvoeren. Ter zitting verklaarde de kapitein, dat hij, slaags gekomen zijnde, aan bakboord vooruit, op een paar streken, alleen een laag wit licht zag, dat hij aanzag voor het heklicht van een der kort te voren gepasseerde barges; dat daarna eensklaps een hoog wit licht werd waargenomen op ongeveer een streek aan bakboord en hij toen bemerkte, dat het de ankerlichten van een ten anker liggend vaartuig waren. Deze verklaring wijkt in zooverre af van die, door hem bij het voorloopig onderzoek der scheep-vaartinspectie afgelegd, dat hij toen verklaarde, slaags gekomen zijnde, vooruit twee witte lichten te hebben gezien, een laag en een hoog, welke oogenschijnlijk ver van elkaar waren; dat hij het hooge licht ver genoeg weg waande en het lage licht voor het heklicht van een der kort te voren gepasseerde barges hield; dat hij een weinig s.b.-roer gaf om het lage licht aan bakboord en dan later het hooge licht aan stuurboord te passeeren; dat kort daarna het hooge licht beter doorkwam en hij toen bemerkte, dat de beide lichten ankerlichten van één vaartuig waren. Hij gaf daarop hard b.b.-roer om te trachten nog langs het vaartuig te komen, terwijl hij den motor volle kracht achteruit liet werken (de Buizerd heeft een linksche schroef). Deze manoeuvres konden evenwel niet voorkomen, dat de Buizerd het voor anker liggende vaartuig, dat later bleek het Nederlandsche motorschip Olga, kapitein A. Bloemker, te zijn, raakte, waardoor beide schepen werden beschadigd. Kapitein Bosma verklaarde nog, dat hem gebleken was, dat aan boord van de Olga geen ankerwacht werd geloopen; dat dit vaartuig bij het kenteren van het getij met b.b.-roer moet zijn gezwaaid, waardoor het voorschip naar het vaarwater toe is komen te liggen; dat hierdoor een der ankerlichten van de Olga, dat later bleek aan een mastje te hangen, werd onderschept en aanvankelijk op veel grooter afstand werd geschat dan in werkelijkheid het geval bleek te zijn. Wat de tegen kapitein Bosma door den inspecteur-generaal voor de scheepvaart ingebrachte klacht betreft, verklaarde aangeklaagde, dat hij na de aanvaring, alvorens naar zee te vertrekken, zich telefonisch met de verzekering, de vereeniging „Oranje", te Groningen, in verbinding heeft gesteld; dat, nadat hij de beloopen schade, die alleen boven water was, had opgegeven, van de zijde der verzekering geen bezwaar werd gemaakt, dat de reis naar Duinkerken zou worden vervolgd; dat te Duinkerken door een expert van den Germanischen Lloyd een onderzoek is ingesteld, doch dat deze expert geen bewijs van zeewaardigheid wilde afgeven om met lading weer naar zee te vertrekken; dat de Buizerd daarop zonder lading naar Nederland is vertrokken voor reparatie. De inspecteur-generaal voor de scheepvaart heeft aangevoerd : dat het nog niet geheel duidelijk is, hoe de Buizerd, na het ankerop gaan, heeft gemanoeuvreerd om er tusschenuit te komen; dat het in elk geval veel gemakkelijker ware geweest, wanneer de Buizerd dit in stroom varende gedaan had, hetgeen thans niet is gebeurd; dat, indien op de Buizerd het voorste ankerlicht van de Olga niet is gezien, dit laatste schip scheef in het vaarwater moet hebben gelegen; dat moet worden aangenomen, dat de kapitein van de Buizerd de lichten zóó heeft gezien als hij heeft verklaard, daar hij anders nimmer zou hebben gemanoeuvreerd als hij heeft gedaan; dat eenerzijds de manoeuvre van de Buizerd wel gevaarlijk was, terwijl anderzijds de vergissing met de lichten zeer begrijpelijk is; dat vermoedelijk de aanvaring ware voorkomen, wanneer op de Olga ankerwacht ware geloopen, hetgeen toch onder de gegeven omstandigheden wel noodzakelijk was; dat de klachten tegen de beide kapiteins gehandhaafd blijven, daar beiden in strijd met de bepalingen van het Schepenbesluit hebben gehandeld. De Raad is van oordeel, dat de Buizerd wel niet op ideale wijze heeft gemanoeuvreerd, doch dat anderzijds de gemaakte vergissing met de beide ankerlichten van de Olga zeer begrijpelijk is, terwijl de Olga is te kort geschoten door geen ankerwacht te laten loopen. De kapitein van de Olga vond dit niet noodig, daar hij buiten het vaarwater lag. Deze reden is zeker niet afdoende. Er lagen meerdere schepen ten anker. Bij het ankerop gaan varen zij dus daar ter plaatse. Door ankerwacht te laten loopen had de Olga kunnen vaststellen of zij op den stroom gestrekt lag of niet. Voorts had wellicht nog tijdig ketting kunnen worden gestoken. De Raad kan het ook niet goedkeuren, dat dit schip van minder dan 45 m lengte twee ankerlichten voerde. Het is zeer goed mogelijk, dat, wanneer de Olga één ankerlicht had gevoerd, de vergissing van de Buizerd niet zoude hebben plaats gehad en de aanvaring zoude zijn vermeden. Onder deze omstandigheden is het feit op zich zelf, dat de Olga ten anker lag, terwijl de Buizerd varende was, niet voldoende om de Olga ter zake van deze aanvaring vrij uit te doen gaan. Wat de door den inspecteur-generaal voor de scheepvaart ingediende klachten betreft, deze zijn gegrond gebleken. Mitsdien: Straft de beide aangeklaagden: Jan Bosma, kapitein van het motorschip Buizerd, geboren31 December 1897, wonende te Groningen, en Anne Bloemker, kapitein van het motorschip Olga, geboren 15 September 1894, wonende te Groningen, door het uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, plaats-vervangend voorzitter, C. J. Canters, G. J. Lap, A. L. Boeser en B. C. van Walraven, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden plaatsvervangend voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 7 April 1936. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
|