1957-11-09: |
Tijdens de reis van Karlstad naar Kirkaldy nabij Vanersborg, in aanvaring met het Noorse vrachtschip “Storesand”.
Het Vrije Volk 08-03-1958: Ten slotte behandelde de Raad voor de scheepvaart een aanvaring tussen de kustvaarder „Merwestad" en het Noorse schip „Storesand" bij Vanersborg. In november van het vorige jaar liep de Nederlandse kustvaarder ten gevolge van deze botsing een schade van ƒ 16.000,— op. De kapitein W. R. uit Rotterdam had 's nachts bij het binnenlopen van de haven zelf aan het roer gestaan. De roerganger had hij naar beneden gestuurd om de bemanning te porren. De hoofdinspecteur verweet de kapitein, dat daardoor de uitkijk niet bezet was. “Wij krijgen in de kustvaart altijd weer identieke gevallen. Men moet weten, dat ik aan deze minimale eis blijf vasthouden." Hij stelde de raad voor een straf van twee weken intrekking van de bevoegdheid op te leggen.
Bijvoegsel van den Raad voor de Scheepvaart 01-05-1958. Nr. 34 Uitspraak. Nr. 34 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake de aanvaring van het motorschip „Merwestad" met het Noorse motorschip „Storesand" nabij Vanersborg (Zweden). Betrokkene: de kapitein W. Reumer. Op 9 november 1957 is het motorschip „Merwestad" op de reis van Karlstad naar Kirkaldy nabij Vanersborg in aanvaring gekomen met het Noorse motorschip „Storesand". In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze aanvaring en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Merwestad", Willem Reumer, wonende te IJsselmuiden. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 7 maart 1958, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van het verhoor van de kapitein, zomede van de te Gothenburg afgelegde scheepsverklaring, benevens het scheepsdagboek en de Zweedse kaart nr. 295: Vanern, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Merwestad" is een Nederlands schip, toebehorende aan D. Kooiman, te Dordrecht. Het meet 352 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 240 pk motor. Op 9 november 1957, te 10.40 uur, vertrok de „Merwestad", beladen met 138 standaard hout, waarvan 39 standaard aan dek was gestuwd, uit Karlstad aan het Venermeer in Zweden, met bestemming Kirkaldy. De diepgang was voor 26, achter 27,8 dm. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 6 personen. De kapitein, die in het bezit is van het diploma 3de stuurman G.H.V., vaart sinds 18 november 1956 als kapitein op kusters. Daar het schip niet loodsplichtig was had de kapitein geen loods genomen en leidde hij zelf de navigatie. De deklasthoogte was 1,75 m, zodat men vanaf de brug gemakkelijk daaroverheen uit kon kijken. Het was helder weer met onbewolkte lucht; de wind was N.O. 7/8. Daar de stuurman met dispensatie vaart, heeft de kapitein gedurende de vaart over het Venermeer steeds de navigatie geleid. Men voer in peiling; de navigatielichten brandden helder. Toen na 20.20 uur de „Merwestad" van de rede van Vanersborg naar deze plaats zou gaan, hield de kapitein zijn schip midden tussen de groene en rode geleidelichten in; de koers was ongeveer Z.t.W. De kapitein wilde, na het passeren van de boei met het rode schitterlicht van 60 keer per minuut, meren aan de houten steiger, aan b.b.-zij van het vaarwater gelegen, om daar daglicht af te wachten. Toen de “Merwestad" nog ongeveer 300 m verwijderd was van genoemde boei, lag zij wegens drift naar stuurboord ten gevolge van de van bakboord inkomende harde wind, 2 streken naar bakboord van de koers van de lichtenlijn. Te 20.20 uur had de kapitein de roerganger weggestuurd om de bemanning te waarschuwen voor het meren en had zelf het roer genomen. Van achter het stuurrad had men goed uitzicht; alle ramen van het stuurhuis stonden open. Er waren veel lichten van de wal te zien. Plotseling zag de kapitein op ongeveer 4 streken
aan stuurboord vooruit beide zijlichten en even daarna het toplicht van een koerskruisend vaartuig op zeer korte afstand. De kapitein durfde niet voor dit vaartuig langs te lopen en gaf b.b.-roer en 2 korte stoten op de fluit. Hij liet de machine volle kracht vooruitdraaien. Hij zag niet, dat het andere schip uitweek of achteruitsloeg. Een aanvaring was zo onvermijdelijk en te 20.30 uur raakte het andere schip, dat later bleek het Noorse motorschip „Storesand" te zijn, onder een hoek van ongeveer 45° s.b.-zij van de „Merwestad" even vóór de campagne. De kapitein liet eerst volle kracht achteruitslaan en stopte dan de motor. Het s.b.-anker van de „Storesand" drong door s.b.-zij van de „Merwestad", scheurde deze open en drong dan door de voorkant van de campagne in de aan s.b.-zij gelegen verblijven. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor. De schepen kwamen vlug vrij van elkaar; s.b.-anker met 25 vaam ketting van het Noorse schip bleef op de „Merwestad". De „Storesand" heeft wel even achter de „Merwestad" gestopt gelegen, maar vervolgde dan haar reis, zonder naar de „Merwestad" om te kijken. De „Merwestad" meerde te 22.00 uur aan voornoemde houten steiger. Zij had alleen schade boven water en lekte nergens. De volgende morgen, te 8.00 uur, vervolgde de „Merwestad" haar reis naar Gothenburg. Hier is onder toezicht van Bureau Veritas de schade hersteld; op 18 november werd de reis naar Kirkaldy voortgezet. De kapitein heeft nog meegedeeld, dat hij ook voor het vaarwater van Vanersborg niet loodsplichtig was; hij was vele keren daar geweest. Hij is van mening, dat hij door de vele gekleurde lichten aan de wal is misleid en daardoor niet tijdig de lichten van de „Storesand" heeft gezien; hij meent, dat het Noorse schip ook een kuster is. Ter zitting verklaarde de kapitein, dat hij op de „Merwestad" nu zijn eerste reis maakte. Hij kende het vaarwater goed en daar het schip daartoe niet verplicht is, had hij geen loods aan boord en zou hij ook te Vanersborg geen loods nemen. Bij het binnenlopen van Vanersborg had betrokkene de wacht met een roerganger. Hij heeft, toen het schip zich bevond in het vaarwater naar de haven, de roerganger weggestuurd om de andere opvarenden te waarschuwen voor vastmaken en had zelf het roer genomen. Het woei hard en betrokkene moest 2 streken naar bakboord opsturen voor drift. Wegens de wind moest hij ook volle kracht varen, 7 ½ a 8 mijl per uur, daar anders het schip moeilijk in de lijn kon worden gehouden. Betrokkene wist, dat er tegen 20.30 uur weinig scheepvaart te Vanersborg te verwachten was. Plotseling zag betrokkene echter op ongeveer 4 streken aan stuurboord beide zijlichten van een ander schip. Betrokkene zei, dat hij, daar hij vrij lang is, aan het roer staande achter in het stuurhuis, wegens de geringe hoogte van de ramen in het stuurhuis enigszins hoge objecten niet kan zien. Zo heeft hij de toplichten van het andere schip niet gezien en de zijlichten zijn niet tijdig opgevallen door de achtergrond, waar zich vele gekleurde lichten bevinden van de spoorbrug. Betrokkene vond, dat de „Storesand" wel veel aan haar b.b.-zij van het vaarwater voer; daardoor durfde betrokkene niet naar stuurboord uit te wijken. Hij gaf b.b.roer en 2 korte stoten op de fluit. Betrokkene heeft niet de vaart geminderd of gestopt, daar hij hoopte vóór het Noorse schip langs te kunnen lopen. De „Storesand" trof de „Merwestad" aan s.b.-zij even vóór de campagne. De aanvaring geschiedde 200 a 300 m vóór de steiger, waar betrokkene wilde meren, en even aan de b.b.-kant van het vaarwater voor de „Merwestad". De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat op 9 november 1957 het motorschip „Merwestad" in de lichtenlijn naar Vanersborg voer. qWegens harde wind moest in het nauwe vaarwater 2 streken worden opgestuurd. De hoofdinspecteur is van mening, dat er minimale eisen bestaan, wat betreft het houden van goede uitkijk aan boord. Men had geen loods nodig, de bemanning van de „Merwestad" is slechts klein en nu gemeerd moest worden, moest voor en achter worden gemaakt. Toch mag men niet bij nacht in een nauw vaarwater met onvoldoende uitkijk varen. Het was weliswaar nodig om de bemanning te roepen, maar in zo'n vaarwater moet goede uitkijk worden gehouden. Het is onaanvaardbaar, dat daar de kapitein alleen op de brug is en zelf aan het roer stond. Hij kon daar onvoldoende uitkijken. Daardoor is de kapitein medeschuldig aan deze aanvaring. Het is onbekend in hoeverre de „Storesand" ook schuld heeft. Dit schip had ook iets moeten doen om een aanvaring te voorkomen en er is daarvan niets gebleken. Men heeft op de „Merwestad" ook geen attentiesein van het Noorse schip gehoord. De hoofdinspecteur merkt op, dat de raad vele keren ertegen heeft gewaarschuwd, dat de kapitein zelf aan het roer gaat staan. Het wekt bezorgdheid op, dat geregeld blijkt, dat vele kapiteins zich van dit advies niets aantrekken. De aanvaring is te wijten aan het niet goed indelen van de zeewacht, waardoor bij het binnenlopen van een haven, bij donker, onvoldoende uit kijk werd gehouden. De hoofdinspecteur meent, dat hier een straf van inhouding nodig is, en stelt de raad voor kapitein W. Reumer te straffen door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van 2 weken. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Toen het motorschip „Merwestad" in de avond van 9 november 1957 op de reis van Karlstad naar Kirkaldy de haven van Vanersborg aanliep, bevond de kapitein zich alleen met de roeganger op de brug. Hoewel de raad er geen aanmerking op wil maken, indien op zee op een klein schip op deze wijze wgcht wordt gelopen, acht de raad dit voor het binnenlopen van een nauw vaarwater, als het toeleidingsvaarwater naar "Vanersborg, onvoldoende. De kapitein wist te voren, dat het schip voor de nacht zou gaan meren aan een steiger voor de brug en dat dus daarvoor de bemanning moest worden gewaarschuwd om tijdig voor en achter te maken. Hij had daarom tijdig zijn maatregelen moeten nemen. De stuurman had zeker vanaf het moment van binnenlopen van het nauwe vaarwater op de brug moeten zijn en de bemanning had eerder dan even vóór de steiger moeten worden geroepen. Dan had, vóór dit waarschuwen, de stuurman even het roer kunnen nemen, maar zeker had moeten worden vermeden, dat de kapitein zelf aan het roer ging staan. Vele keren heeft de raad zich ertegen uitgesproken, dat bij in- of uitvaren van havens de kapitein zelf aan het roer gaat staan. Hij kan, doordat hij van achter het roer niet in staat is de situatie goed te overzien, niet vandaar de navigatie leiden. Indien er verder niemand op de brug is, zoals deze keer, kan een gevaarlijke toestand ontstaan, doordat de uitkijk geheel onvoldoende is. De kapitein heeft toegegeven, dat hij van achter het roer de toplichten van een ander schip niet kon zien. Wanneer men vooruit vele lichten heeft, waarin lichten van een varend schip moeilijk kunnen worden uitgemaakt, zal men deze eerder onderscheiden, wanneer de kapitein zich vrijelijk over de brug kan bewegen dan wanneer hij stil achter het roer staat. De raad onthoudt zich, door gebrek aan gegevens van het Noorse schip, zich uit te spreken over de navigatie of eventuele fouten, gemaakt door de „Storesand". De raad is van oordeel, dat de ,,Merwestad", door de genoemde fouten, medeschuldig is aan deze aanvaring, en straft de kapitein Willem Reumer, geboren 9 september 1932, wonende te TJsselmuiden, door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van één week. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, 1ste plv. voorzitter, C. H. Brouwer, J. F. Verbeek en A. Kunst, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door de voorzitter ter openbare zitting van de raad van 25 april 1958. (Get.) A. Dirkzwager, A. Boosman. |