Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt G.R.Klein als gezagvoerder gedurende:
* 1816 t/m 1823 van de tjalk “Jonge Hendrik”, gebouwd in 1809, bouwlocatie niet vermeld, 60 ton,varend voor Pedder te Groningen. Het schip is 2 maal te Harlingen geregistreerd komend van Londen en Memel;
Overige bijzonderheden
Leeuwarder Courant 31 maart 1818-114-
Harlingen, 27 maart. Heden zijn alhier uitgezeild: het kofschip JACOBA CATHARINA, kapt. A.E. Nijhof, met ballast naar Liverpool, het kofschip EENDRAGT, kapt. H.E. de Jong, met ballast naar Liverpool, het smakschip de JONGE MARTHA, kapt. Jan Foekes Koster (opm: Zijlstra? zie LC 240318), met haver naar Londen, het smakschip de GOEDE VERWAGTING, kapt. Arend Klasen, met haver naar Londen, en het tjalkschip de JONGE HENDRIK, kapt. G.R. Klein, met haver naar Londen.
Familiegegevens en opleiding
Hindrik werd gedoopt op 15 januari 1769 te Veendam als zoon van (schipper) Reinder Derks Duut en Aaltjen Pieters.
Hindrik trouwde op 18 januari 1795 te Veendam met Pietertje Ailkes Duintjer, gedoopt op 01 december 1771 te Veendam als dochter van Aijlcko Jurjens en Grietje Heres. Pietertje Eilkes overleed op 19 april 1849 te Veendam, 77 jaar
Hindrik Reinder overleed op 08 december 1856 te Veendam, 87 jaar, oud schipper, weduwnaar.
Burgerlijke Stand akten uit de provincie Groningen vermelden Hindrik Duit/Duut als schipper in 1828, 1831, 1839, zonder beroep in 1849 en oud-schipper in 1856.
In de periode 1795-1807 wordt minstens 4 maal de doop vermeld van een kind van Hindrik Reinders Duut en Pietertje/Peitje maar zonder opgave van het beroep van de vader
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
H.R.Duit was effectief lid van het Veendammer zeemanscollege “Maatschappij tot Nut der Zeevaart” met vlagnummer D2 resp 28 in de petriode 1827 t/m 1844.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt H.R.Duit als gezagvoerder gedurende:
* 1819 t/m 1824 van de tjalk “Jonge Margaretha”, gebouwd in 1815, bouwlocatie niet vermeld, 54 ton o.m., geen vermelding van thuishaven en eigenaar. In 1822 1 maal te Harlingen geregistreerd komend van Tonningen met raapzaad;
* 1825 t/m 1826 van de tjalk “Pieterdina”, gebouwd in 1810, bouwplaats niet vermeld, 78 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Veendam. Het schip werd 2 maal te Harlingen geregistreerd komend met hout van Danzig;
* 1827 t/m 1841 van de kof “Pieterdina”, gebouwd in 1827, bouwplaats niet vermeld, 70 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Veendam;
* 1831 t/m 1832 van de kof “Fennechiena”, gebouwd in 1830, bouwlocatie niet vermeld, 75 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Veendam;
* 1834 van de kof “Pederdina”, geen vermelding van bouwgegevens, thuishaven en eigenaar. Het schip is 1 maal te Harlingen geregistreerd komend van Danzig met hout.
in deze opgaven zitten fouten. Wellicht is “Pederdina” ook “Pieterdina”
Het Archief van de Amsterdamse Waterschout op het Stadsarchief te Amsterdam bevat monsterrollen op naam van Hendrik R.Duit op de:
“Jonge Margrita”, dd 26 april 1814; 13 december 1816.
De collectie monsterrollen op het Noordelijk Scheepvaartmuseum te Groningen vermeldt:
24 juli 1816, schip “Jonge Margrietha”, schipper Hindrik Reinders Duit.
23 februari 1818, schip “Jonge Margaretha”, schipper Hendrik Reinders Duut.
26 mei 1830, schip “Pieterdina”, schipper Hindrik Reinderts Duit
Overige bijzonderheden
Rotterdamsche Courant 13 februari 1817114
Amsterdam, 11 februari. Den 8 februari in het Eyerland B.L. Pekelder van New Castle, H.R. Duit terug uit zee; beiden zijn met behulp van schuiten binnengebragt en zijn lek; laatstgemelde heeft een zwaard en zeilen verloren, gaat naar Harlingen om te repareren.
Leeuwarder Courant 29 mei 1818114
Nieuwe Zijlen, 27 mei. Den 22 dezer is van hier uitgezeild het schip de VROUW ALYDA, kapt. J.H. Bleeker, den 23 dito de JONGE MARGARETHA, kapt. H.R. Duet, en den 25 dito de VROUW JANTINA KLAZINA, kapt. Jan H. Panjer, alle drie met ballast naar Noorwegen.
Rotterdamsche Courant 05 januari 1822114
Amsterdam, 3 januari. In een brief van Tonningen (opm: Tönning), van den 21 december 1821, wordt gemeld, dat, alzo het uit hoofde van het gevorderd jaargetij niet waarschijnlijk was, dat de aldaar liggende schepen derzelver reizen in dat jaar zouden vervolgen, men de helft der lading van het naar Amsterdam gedestineerde schip de JONGE MARGARETA, kapt. H.R. Duit, hetwelk nodig dient bewerkt te worden, gelost en in ’s Konings pakhuizen opgeslagen had.
Rotterdamsche Courant 24 januari 1822114
Amsterdam, 22 januari. Het schip de JONGE MARGARETHA, kapt. H.R. Duit, met tarwe en koolzaad van Tonningen (opm: Tönning) naar Amsterdam, is, na zonder loods bij Ameland binnengekomen te zijn, de stormen van 14 en 15 januari in de nabijheid van Harlingen doorgestaan, en bij die gelegenheid een anker en touw gekapt te hebben, den 16 dito door een loodsvaartuig te Harlingen lek binnen gebragt; het zal denkelijk moeten lossen om te repareren.