1819
LC 250119
Advertentie. Verkoping op Regterlyk Gezag. Ten overstaan van de Heer en Mr. Ernestus Jongsma, Lid van de Regtbank van Eerste Aanleg, zitting houdende te Leeuwarden, zal op zaterdagen, den 6 februari 1819, bij de eerste Publicatie, den 13 daaraanvolgende bij de tweede, en den 20 daaraanvolgende bij de derde Publicatie der Verkoop Conditien, telkens des morgens ten 10 uren op het voormalig Landshuis te Leeuwarden krachtens vonnis van welgemelde Regtbank, in dato den 8 december 1818, behoorlijk geregistreerd, worden geprocedeerd tot verkoop van het gearresteerde Pinkschip VATERLANDSLIEBE genaamd, leggende in de Zuiderhaven te Harlingen, gevoerd wordende bij kapitein (opm: tevens eigenaar) C.J. Hazewinkel, lang over steven 100 voeten 6 duim, wijd over zijn berghouten bij het voorkant van het grote luik 27 voet 5 duim, hol van de buikdelling tot aan de onderkant van de tussendeks 9 voet 6 duim, het tussen deks onder de laagste balk 6 voet 5 duim, groot 159 Lasten, voorzien met 3 masten en verder daarbij behorende goederen, volgens inventaris, ten einde daardoor te bekomen zodanige NLG 647 60,5 cents, als Jan Thomas Zwanenburg, scheepstimmerbaas, wonende te Harlingen, aldaar ten zijnen huize domicilie kiezende, en te Leeuwarden ten huize van Mr. Cypryanus Johannes van der Veen, Advokaat; hebbende tot Procureur Mr. C.P.E. Robide van der Aa, te Leeuwarden, van Cornelis Jans Hazewinkel, schipper, voerende voornoemd schip, competeert, volgens vonnis van de Regtbank van Koophandel te Leeuwarden, d.d. 1 oktober 1818, behoorlijk geregistreerd met de interesten en kosten. Dit Schip en aanhorigheden is door de Triumphant bij eerste bod gesteld op NLG 4000, (zonder dat bij de eerste en tweede publicatie enige verhoging is geschied).
Op 26 maart 1819 wordt voor de RYMKE LUNIA door de Firma Harmens & Zoon uit Harlingen een zeebrief aangevraagd voor kapt. Geelt Klein.
LC 270419
Harlingen. Den 22 april uitgezeild het pinkschip RYNKE LUNIA, kapt. Geert Klein (opm: RYMKE LUNIA, kapt. Geelt Klein), met ballast op avontuur.
Op 2 juli 1819 wordt voor de RYMKE LUNIA door de Firma Harmens & Zoon uit Harlingen een Turkse pas aangevraagd voor kapt. Geelt Klein.
OHC 070919
Arrivementen: Te Cadix G. Klein van Riga.
1820
RC 300320
Amsterdam, 28 maart. Het Nederlandse schip RIJMKE LUNIA, G. Klein (opm: pink, kapt. Geelt Klein), van Marseille, alwaar het quarantaine gehouden heeft, naar Cette (opm: Sète) verzeilende, is, volgens brief van Cette van den 13 maart, door de twee dagen te voren gearriveerde kapiteins P.S. Schuijl (opm: voerende de galjoot MAASSTROOM) en B. Loets (opm: kapt. Bruno Loets, voerende de CONCORDIA onder de vlag van Hanover) op de hoogte van Sardinien ontmoet; hetzelve had toen alle drie de masten en het roer verloren, zo dat men met behulp van twee kabels moest sturen; gemelde kapiteins hadden aangeboden de equipagie over te nemen, doch kapitein Klein had niet kunnen besluiten zijn schip te verlaten. (opm: zie RC 130420)
RC 130420
Amsterdam, 11 april. Aangaande het schip RIJMKE LUNIA, kapt. G. Klein (opm: pink, kapt. Geelt Klein), hetwelk in zeer slechte staat op de hoogte van Sardiniën ontmoet is (opm: zie RC 300320), heeft men thans een brief van gemelde kapitein, in dato Cagliarij (opm: Cagliari) den 11 maart, waarin hij meldt, uit hoofde van zware lekkage, genoodzaakt te zijn geweest zijn schip den 7 dito met zijn equipage, 12 man sterk, circa 30 mijlen van de wal in de boot te verlaten; de volgende ochtend te 11 uren hadden zij een schip in het gezigt gekregen, thuis behorende te Genua, hetwelk hun vervolgens overgenomen en te Cagliarij aan land gezet had, alwaar zij 12 dagen quarantaine moesten houden.