1817
Op 1 mei 1817 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de HARMONIE, aangevraagd door Sinave Frères, Brugge, voor J. Meulenbroeck als kapitein.
Vroegere zeebrieven zijn niet gevonden. Mogelijk hebben de Fransen bij hun terugtrekking uit de Nederlanden officiële documenten meegenomen, maar ze kunnen ook door oorlogshandelingen verloren zijn gegaan. Volgens de aankoopakte uit 1811 was het schip in 1809 onder Franse vlag gebracht. Scheepsbouwer en bouwjaar zijn niet teruggevonden. Classificatiebureau Veritas (opgericht in 1829) noemt onder reserve het jaartal 1800.
1820
Op 3 januari 1820 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de HARMONIE, aangevraagd door Pierre en Antoine Sinave, Brugge, voor J. Meulenbroeck als kapitein.
1822
In december 1822 werd de zeebrief van de HARMONIE, kapt. J. Meulenbroek, door de Ontvanger der Inkomende- en Uitgaande Regten en Accijnzen te Brugge naar Den Haag gestuurd, zonder vermelding van reden, waarna op 30 december 1822 royement volgde.
Zoals in die tijd vanwege de zeer lage vrachten veel schepen werden opgelegd in afwachting van betere tijden onderging ook de HARMONIE in Brugge dit lot. Met dank aan de N.H.M. verbeterden de vrachten vanaf 1826 en na ongetwijfeld zeer noodzakelijke reparaties zou het fregat onder haar nieuwe naam GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET op 1 augustus 1828 naar Batavia vertrekken.
1828
MCO 110328
’s Gravenhage den 6 maart. Uit de voornaamste havens des rijks wordt bericht, dat de Nederlandsche Handel-Maatschappij, die haren handel gedurende dit jaar met kracht schijnt te willen voortzetten, in de laatste weken, voor hare voorjaars expeditien naar Java en voor hare jaarlijksche expeditien naar Canton, de volgende Nederlandsche schepen bevracht heeft:
Van Amsterdam, de HENRIETTE CLASINA, de SUSANNA, de ABEL TASMAN, de OONDERNEMING, de GRAAF BULOW, de ALEXANDER, IDA ALEYDA en de IMMAGANDOA SARA CLAZINA. Van Antwerpen: de RAIMOND, de FREDRIK, de FANNY en de MAGELLAAN. Van Rotterdam, de NEÊRLANDS KONING, de ROTTERDAM’S WELVAREN, de MARY EN HILLEGONDA de WILHELMINA.
Van Brugge: de GRAAF DE BAILLET (opm: GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET).
Van Middelburg: de MIDDELBURG.
Onder deze schepen bevinden zich onderscheidene nieuwe bodems. De HENRIETTE CLASINA en de RAIMOND zijn beide in 1827 gebouwd, en zullen thans hunne eerste reis doen.
JAP 030528
Op 30 april werd op de werf van Van Gheluwe, te Brugge, tewatergelaten het schip DE GRAAF DE BAILLET, voor reder Sinave. (opm: dit fregat had als L’HARMONIE vanaf december 1822 in Brugge opgelegd gelegen, en werd na een grondige onderhoudsbeurt als GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET onder kapt. C. Valcke weer in de vaart gebracht; het vertrok op 1 augustus 1828 vanuit Brugge met militairen naar Batavia)
Op 24 juni 1828 werd een nieuwe zeebrief voor de GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET aangevraagd door A. Sinave, Brugge, voor C. Valcke als kapitein. Met vermelding: ‘In advies, eerst bewijs eigendom en laatste zeebrief zenden.’
Op 14 juli 1828 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET, aangevraagd door A. Sinave, Brugge, voor C. Valcke als kapitein. Met vermelding ‘Gouverneur West Vlaanderen zendt 1828-07-09 eigendomsbewijs, ex-HARMONIE, kapt. J. Meulenbroeck.’
1829
JC 060129
Den 2 januari is te Batavia gearriveerd het schip GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET, kapt. C. Valcke, den 1 augustus vertrokken van Brugge, en den 3 januari het schip NEDERLANDSCH KONINGIN, kapt. W. Verloop, met vier passagiers, den 27 augustus vertrokken van Rotterdam.
RC 220829
Amsterdam, 20 augustus. Het schip GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET, kapt. C. Valcke, van Sourabaya naar Brugge, was den 11 dezer op de hoogte van Falmouth.
1830
RC 030630
Amsterdam, 1 juni. Het schip DE GRAAF DE BAILLET (opm: fregat, GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET), kapt. C. Valcke, van Brugge naar Batavia, is de 25e mei, bezig zijnde de haven van Ostende uit te zeilen, door de bliksem getroffen, waardoor de zeilen gescheurd en de boegspriet, kluiverboom enz. zwaar beschadigd zijn geworden.
JC 301030
Batavia, 27 oktober. Heden arriveerden alhier het schip GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET, kapt. C. Valcke, de 4 juni vertrokken van Ostende, en het schip WILHELMINA, kapt. H.B.V.M. Ruijsch, met een passagier, de 23. juni vertrokken van Hellevoetsluis.
België:
Na de opstand der Belgen decreteerde de koning bij Koninklijk Besluit van 28 oktober 1830 (Staatsblad No. 73) dat van de schepen welke in de Zuidelijke Provinciën van het Rijk tehuis behoren de Nederlandse zeebrieven moeten worden ingetrokken. Dit betrof ook de GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET.
1831
AH 180631
Havre, 9 juni. Gisterenavond, ten 7 uur, is alhier binnengekomen een groot driemast schip, van hetwelk men naam, vlag, nog vanwaar hetzelve kwam, kon te weten komen. Deze bijzonder zeldzame gebeurtenis had een menigte nieuwsgierigen naar onze haven gelokt. Het was een Belgische bodem, van Batavia komende. Deszelfs vlag, deze was wit met zwarte randen, hebbende drie gecreneleerde kastelen naar het vlaggenkoord, werd niet opgehesen, voordat het schip reeds in de voorhaven binnenkwam. Het nummer 97 was met zwarte letters op het witte veld van de vlag zichtbaar. De naam van deze driemaster is GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET, kapt. C. Valcke. In zee, nog op verre afstand van Het Kanaal, eerst door een Engels en later door een Amerikaans schip gepraaid zijnde, heeft hij de gebeurtenissen in België vernomen. De kapiteins van deze schepen hebben hem de voorzichtige raad gegeven niet in Antwerpen (deszelfs destinatie) binnen te lopen, welke raad hij gemeend heeft te moeten nakomen, en dien tengevolge heeft hij besloten als bijlegger in onze haven binnen te vallen, alwaar hij zal blijven liggen tot dat er tijding mocht komen, die hem veroorloven zal zijn reis met zekerheid te vervolgen.
(opm: de reis werd na een onderbreking van twee weken voortgezet; het fregat devieerde naar Oostende, waar het op 25 juni arriveerde, en op 2 juli in Brugge, waar de lading na lossing door de Belgische autoriteiten in beslag werd genomen; eerst in 1834 werd met de N.H.M. een financiële schadeafwikkeling getroffen, zie JC 111034)
1832
LvC
In 1831 en 1832 werden vanuit Brugge nog twee retourreizen gemaakt naar Liverpool, waarna de GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET in Brugge tot de zomer van 1834 werd opgelegd.
LC 050632
Leeuwarden, 4 juni. De gewone jaarlijkse bijeenkomst van den raad der Nederlandsche Handel Maatschappij is den 30 mei met een aanspraak van de heer president Schimmelpenninck geopend, waarin, als naar gewoonte, een verslag der handelingen dier maatschappij in het laatste jaar voorkomt. Dit belangrijk stuk is te uitgebreid om in zijn geheel medegedeeld te worden waarom wij hier den hoofdzakelijk inhoud laten volgen.
Ofschoon de jongste veranderingen in de artikelen van overeenkomst der Maatschappij, bij de verplaatsing van haar hoofdbestuur naar Amsterdam, en de daaruit voortgevloeide schadeloosstelling, aanzienlijke buitengewone uitgaven hebben veroorzaakt, heeft echter de prijsverbetering in de voornaamste retourartikelen der maatschappij zulke een gunstige invloed op haar handelingen uitgeoefend, dat, boven de interessen aan de deelnemers te voldoen, een batig saldo van NLG 336.927,07 is overgewonnen, hetwelk ten voordele van de kapitaalrekening zal kunnen worden gebracht.
De directie heeft gedurende het afgelopen jaar 500 aandelen ingekocht, door welker vernietiging het getal der in omloop gebleven aandelen tot op 23.500 zal zijn verminderd. De politieke omstandigheden en de mogelijkheid van een stremming in de terugvloeiing van de kapitalen, door de Maatschappij in de Indische handel gebezigd, hebben het haar tot een wet gemaakt, niet dan met de grootste omzichtigheid tot die inkopen over te gaan.
Het hoofdbestuur heeft, na de verplaatsing van zijn zetel naar Amsterdam, bij de handels-stand der hoofdstad bijzondere belangstelling en medewerking ontmoet. Ook op Java zijn de wijzigingen in de statuten der Maatschappij, waardoor de voordelen en het beheer daarvan onherroepelijk aan de Noord-Nederlanders is verzekerd, levendig toegejuicht.
Niettegenstaande de tijdelijke stremming in de handel der Maatschappij op en van de Oost-Indische bezittingen tijdens het uitbreken der vijandelijkheden met de Belgen in augustus 1831, is die handel zeer belangrijk geweest en worden de uitzichten daarvoor steeds gunstiger, te meer, daar een gewenste rust op Java heerst, en de landbouw aldaar onder de aanmoediging en bescherming van de Gouverneur Generaal zich steeds meer uitbreidt. De suikerteelt is aldaar zodanig toegenomen, dat aanzienlijke hoeveelheden daarvan in Nederland worden aangebracht, en wegens de verbeterde hoedanigheid grif vertier ontmoeten. De aanvoer van indigo uit Java is nog beperkt geweest, doch de directie vleit zich in het vervolg genoegzame hoeveelheid daarvan te ontvangen om onze handel op te beuren, en niet meer van de aanvoeren uit Engeland afhankelijk te zijn. Ook voor de teelt van andere artikelen zijn op Java proeven genomen en gunstige uitzichten geopend.
De uitzendingen der Maatschappij van die goederen, welke zij vroeger uit België trok, zijn noodwendig in 1831 verminderd, en hebben bestaan uit de zodanige, welke zich nog in die gewesten bevonden, of volgens bestaande contracten vandaar moesten geleverd worden. Al die goederen zijn langs een omweg over Duitsland in het bezit der Maatschappij gekomen en in de eerste helft van 1831 naar Indië afgescheept. De directie vleit zich, dat de verkopen van de verzonden goederen voortaan gemakkelijker zullen gaan, en verheugt zich daarover te meer, omdat er gegrond schijnt te bestaan, op het wel gelukken der pogingen om hier te lande de manufacturen, welke de Maatschappij te voren uit België trok, te fabriceren, zelfs na het wegvallen van een groot gedeelte der rechten, waardoor men derzelver voortbrenging had aangemoedigd.
De ontbiedingen van opium en lijnwaad van Bengalen en de kust van Koromandel door de Factorij te Batavia heeft, even als hare afzendingen derwaarts, voldoende uitkomsten opgeleverd. Een expeditie met de brik MERCATOR naar Perzië heeft daarentegen wegens de binnenlandse onlusten in dat land weinig aan de verwachtingen beantwoord. De gesteldheid van zaken te Canton heeft genoemde Factorij aangemoedigd, een kleine onderneming met de brik MERCURIUS daarheen te wagen, welk schip spoedig met een lading thee te Amsterdam kan worden tegemoet gezien. De handel der Factorij op Sumatra is aanmerkelijk verlevendigd en het contract tot levering der Preanger koffie, hetwelk de Maatschappij vroeger op zulke aanzienlijke verliezen te staan kwam, is in 1831 voor het eerst winstgevend geworden.
De liquidatie der uitstaande zaken van de Maatschappij in Zuid Amerika, Colombia en de West Indiën is aanmerkelijk gevorderd en zal geen verdere schade meer opleveren. De zaken der Maatschappij in de Levant bepalen zich tot haar gewone inkopen van opium.
Hier te lande hebben de operaties der Maatschappij voornamelijk bestaan in het te gelde maken harer ontvangen goederen. Zij heeft het genoegen gehad te ondervinden, dat, nu de massa harer retouren over onze Vaderlandse zeesteden wordt verdeeld, de verkoop daarvan eer gemakkelijker dan moeilijker wordt, en de aandacht der vreemdelingen meer en meer op haar veilingen wordt gevestigd. Daarom verheugt de directie zich ook te meer, dat het haar gelukt is, de ladingen van bijna alle Belgische schepen, die uit Indië terug kwamen, in onze havens te doen overbrengen, en alzo tot groot voordeel onzer handelaren in hare veilingen op te nemen. Slechts twee uitzonderingen bestaan in de lading der FORTITUDO, die op een alleszins voldoende voet te Oostende is gerealiseerd, en in die van het schip de GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET, waarvan de opbrengst nog ten gevolge van een ongegronde verordening te Brugge onder tijdelijk beslag wordt gehouden (opm: zie AH 180631 en JC 111034).
In 1831 heeft de Maatschappij in het geheel 43 schepen, metende 10.800 lasten bevracht; in 1830 een gelijk aantal, metende 11.400 lasten.
Voor haar gebruik is in 1831 slechts één schip op stapel gezet, omdat zij door wanvrachten steeds grote verliezen lijdt, hetgeen evenwel bij het herstel des vredes waarschijnlijk zal verbeteren.
De uitzendingen der Maatschappij hebben in 1831 ene waarde van NLG 1.280.000 bedragen; in 1830 was dit bedrag NLG 3.880.000.
De bij haar ontvangen retouren bedroegen in 1831 meer dan NLG 8.000.000, ruim NLG 300.000 in specie en wisselbrieven daardoor niet gerekend. In 1830 bedroegen de retouren niet boven de NLG 7.238.000.
In 1830 heeft de Maatschappij NLG 2.700.000 en in 1831 NLG 3.037.000 aan vrachten betaald. De door haar betaalde assurantie premies bedroegen in 1830 NLG 270.000 en in 1831 NLG 368.000.
1834
Nadat A. Sinave in 1834 had besloten de zetel van zijn rederij van Brugge naar Amsterdam te verplaatsen (zie AH 170135) vertrok het fregat met haar nieuwe naam GOUVERNEUR onder kapt. Nickels Knudsen op 21 augustus 1834 uit Oostende ‘op avontuur’, dus zonder haar feitelijke bestemming te noemen. Op de afgegeven monsterrol staat evenwel vermeld engagement om het schip naer Amsterdam ofte nae den Helder te helpen overbrengen. In Nederland aangekomen werd het schip van een nieuwe Nederlandse zeebrief voorzien waarna het in aanmerking kwam voor de door de Nederlandsche Handel-Maatschappij te vergeven (gesubsidieerde) ladingen vanuit Oost-Indië.
AH 030934
Binnengekomen.
Texel, 31 augustus, GOUVERNEUR (opm: fregat), N. Knudsen, van Oostende.
JC 111034
Ten gevolge ener minnelijke schikking met de reder van het schip de GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET ziet de maatschappij (opm: N.H.M.) zich thans in het bezit gesteld van de gedeponeerde opbrengst dier in der tijd te Brugge onder beslag gelegde lading (opm: zie AH 180631 en LC 050632) en is hiermede de enige zaak, welke zij in België nog uitstaande had, alleszins naar wens afgelopen.
Bij de zorg ter behartiging der belangen van de nationale nijverheid werd een gewichtige tak derzelve, te weten de scheepsbouw, geenszins uit het oog verloren. Om dezelve bij vernieuwing aan te moedigen, besloot de directie tot de toezegging tot bevrachting voor twee achtereenvolgende uit- en thuisreizen naar en van Java tot NLG 180 per last, aan de twaalf eerst op stapel gezette bodems en al spoedig waren voor dit getal verbintenissen aangegaan, welke daarna, ten gevolge van enige onzekerheid omtrent de aanbouw van een of twee dier schepen, tot veertien bodems zijn uitgestrekt, waarop het dan nu ook vooreerst zal moeten bepaald blijven tot dat er wederom aanleiding zal bestaan om, zonder vrees van de belangen der bestaande rederijen te zullen kwetsen, op nieuw te doen blijken dat deze gewichtige aangelegenheid door de directie wordt ter harte genomen.
(opm: een tweetal citaten uit het verslag der Nederlandsche Handel-Maatschappij over het jaar 1833)
1835
AH 170135
Belgische dagbladen tot en met gisteren donderdag 15 januari.
Uit Brugge wordt gemeld dat de heren gebroeders Sinave, reders, den zetel van hun huis in den loop dezer week te Amsterdam zullen vestigen. De twee laatste grote vaartuigen, welke zij nog te Brugge hadden, de NATALIE en de GOUVERNEUR, hebben hunne lading naar Holland volbracht. (opm: bedoeld wordt hun ballastreis te hebben volbracht; nadat de fregatten [weer] onder Nederlandse vlag waren gebracht kwamen ze in aanmerking voor de gesubsidieerde vrachten van de N.H.M.)
Op 12 juni 1835 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de GOUVERNEUR, aangevraagd door A. Sinave, Amsterdam, voor L. Vink als kapitein. Fiat, met observatie.
1836
AH 060436
Texel, 4 april. Uitgezeild: GOUVERNEUR, kapt. L. Vink en AURORA, kapt. J.A. de Haas, beide naar Batavia; ZAANDAM, kapt. L.H. Singer, naar Suriname; ZORGVULDIGHEID, kapt. J.J. Brouwer, naar Madeira, Magador, St. Jago en Suriname;
RC 030536
Rotterdam, 2 mei. Het schip DE GOUVERNEUR, kapt. L. Vincke (opm: fregat, kapt. L. Vink), van Amsterdam naar Batavia, te Portsmouth binnen, heeft de 24e april de reis voortgezet.
JC 270836
Batavia, 25 augustus. Heden zijn alhier aangekomen het Nederlandse schip GOUVERNEUR, kapt. L. Vink, van Portsmouth vertrokken de 24e april, het dito schip MARIA, kapt. J. Pronk, met Zr.Ms. troepen, van d’Elmina vertrokken de 7e juni, en het dito schip HENRIETTE EN HENRY, kapt. K. Spiegelberg, met twee passagiers, van Amsterdam vertrokken de 20e februari.
AH 291136
Kapt. J.G. Veening, voerende de NEERLANDSCH INDIE, van Batavia de 27e november in Texel binnen en de 24e augustus van Batavia vertrokken, rapporteert op die dag bij zijn vertrek gezien te hebben, een schip, tonende vlag van het collegie Zeemanshoop met no. 69, zijnde die van kapt. Klaas Spiegelberg, voerende het schip HENRIETTE EN HENRY, van Amsterdam, laatst van de Kaap de Goede Hoop, naar Batavia en de MARIA, kapt. Pronk, van Rotterdam; de 25e dito onder Anjer ten anker liggende gezien, de MARCO BOZZARIS, kapt. Warnsinck, van Amsterdam naar Batavia en vernomen, dat aldaar gepasseerd was, het schip DE GOUVERNEUR, kapt. Vink, mede van Amsterdam naar Batavia.
1837
RC 040237
Rotterdam, 3 februari. Van Soerabaya zijn gezeild de Nederlandse schepen WIJNHANDEL en GOUVERNEUR naar Passaroeang.
RC 160337
Rotterdam 15 maart. Kapt. L.A.J. Boulet, van Batavia in Texel binnen, rapporteert in Straat Sunda gepraaid te hebben den 18 november (opm: 1836) het schip ANNA LOUISA, kapt. J.K. de Jong, en een bark, waarschijnlijk CLARA HENRIETTA, kapt. J. Blokziel, en den 22 het schip ABEL TASMAN, kapt. H.H. Zijlstra, alle drie van Amsterdam naar Batavia; den 21 januari, liggende te Ascuncion, het schip GOUVERNEUR, kapt. L. Vink, van Batavia naar Amsterdam, en den 9 dezer, op de hoogte van Wight, het schip DILIGENCE, kapt. H. Bos, van Amsterdam naar Batavia.
OHC 171037
Amsterdam, 14 oktober. Den 13de dezer zijn te Texel uitgezeild de schepen GENERAAL BARON VAN GEEN, kapt. Kortrijk, EGMOND (opm: ex-GOUVERNEUR, van fregat vertuigd in bark), kapt. Vink en OOST-INDIËN, kapt. Blom, alle drie naar Batavia.
Op 4 september 1837 werd een nieuwe zeebrief aangevraagd voor de EGMOND, aangevraagd door A. Sinave, Amsterdam, voor L. Vink als kapitein.
1838
JC 240338
Batavia. Aangekomen 20 maart. De Nederlandse bark EGMOND, kapt. L. Vink, van Amsterdam den 13de oktober.
ZP 041238 - 253
Van Dartmouth wordt in dato 29 november gemeld, dat in de baai van Bigbury (opm: Bigbury-on-Sea, 50º16’ N.B. 03º52’ W.L.) onderst boven op strand gedreven is het schip GOUVERNEUR GENERAAL DE BAILLET, kapt. Valck, van Ostende naar Batavia. (opm: onjuist, zie ZP 061238 en 071238)
ZP 061238 – 255
Aangaande het schip EUPHRASIE, kapt. Valck (opm: schoener, Belgische vlag, kapt. Valcke), van Marseile naar Antwerpen – zie nommer 253 – wordt van Salcombe in dato 29 november nader gemeld, dat hetzelve die nacht in de Bigbury baai (opm: Bigbury-on-Sea, 50º16’ N.B. 03º52’ W.L.), bij het eiland Borough, onderste boven aan strand gedreven en geheel in stukken geslagen en de equipage hoogstdenkelijk daarbij verdronken is, hebbende van dezelve sedert niets vernomen. Het bericht aangaande het schip GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET, kapt. Valck (opm: fregat, kapt. L. Valk), van Ostende naar Batavia, hetwelk mede in de Bigbury baai onderste boven zoude zijn aangedreven – zie ons nommer 253 (opm: 041238, en ook ZP 071238) – is vermoedelijk geheel onjuist en verward met bovenstaande tijding opzichtens het schip EUPHRASIE, hebbende kapt. Valck vroeger het schip GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET gevoerd, doch is hetzelve na sedert de naam van GOUVERNEUR gehad te hebben, thans (opm: sinds september 1837) onder die van EGMOND, kapt. L. Vink, bekend en ligt voor deze stad (opm: Amsterdam) in het Westerdok. Enige papieren van kapt. Valck, nog zijn vroeger schip voerende en zich nu aan boord der EUPHRASIE bevindende, hebben waarschijnlijk deze verwarring doen ontstaan.
ZP 071238 – 256
In de Lloyd’s lijst van 3 december wordt van Dartmouth van den 1 dito thans het bericht van het verongelukken van het schip GOUVERNEUR GRAAF DE BAILLET ingetrokken, als hebbende die tijding betrekking – zo als bereids in ons nommer van gisteren is gemeld – op het schip EUPHRASIE, kapt. Valck.
1840
ZP 060540
Volgens brief van het Nieuwe Diep van de 5e mei had de loods, welke het schip MARIA FREDERIKA, kapt. De Weerd, van Suriname, heeft binnengebracht, gerapporteerd een loods te hebben over gezet aan boord van het schip EGMOND, kapt. Vink, van Batavia naar Amsterdam. Hetzelve zeilde met geschaalde (opm: met aan de buitenzijde met verticale, rondgevormde delen versterkte) fokkemast en zou waarschijnlijk wegens tegenwind onder Duins (opm: The Downs) ten anker gaan. (opm: mogelijk was de fokkemast tijdens de reis bij slecht weer gescheurd en was zij tijdelijk versterkt).
1843
Op 16 mei 1843 werd een nieuwe zeebrief aangevraagd voor de EGMOND, aangevraagd door Thijm Rothuis & Co., voor G.W. Kernkamp als kapitein.
AH 170543
Schepen in lading:
Naar Suriname: Het gekoperd tweedeks barkschip EGMOND, kapt. G.W. Kernkamp, van Amsterdam. Adres bij Hoyman en Schuurman en E. Windhouer.
1845
NRC 250245
Texel, 22 februari. Gearriveerd: EGMOND (opm: bark, zie AH 260245), kapt. G.W. Kernkamp, van Suriname vertrokken 22 december.
AH 260245
Carga lijsten. Amsterdam. Suriname, EGMOND, kapt. G.W. Kernkamp: 386 v. suiker, 1 partij oud koper en tin, Thym Rothuys en Co.; 50 v. suiker, Broen en Co.; 35 v. suiker, P. Wachter en zoon, te Rotterdam; 37 b. katoen, 1 partij kwassiehout, order. (opm: dit was de laatste lading van de bark met bouwjaar < 1809 en mogelijk 1800; op 11 juli 1845 werd de zeebrief van de EGMOND geretourneerd onder vermelding ‘schip wordt gesloopt’)
Op 10 juli 1845 werd de zeebrief van de EGMOND, kapt. G.W. Kernkamp, door de Ontvanger der Inkomende- en Uitgaande Regten en Accijnzen, Amsterdam, naar Den Haag geretourneerd, met vermelding ‘schip wordt gesloopt’, waarna op 11 juli 1845 royement volgde.