Familiegegevens en opleiding
Johan Jacob Bart werd geboren te Koningsbergen op 20 december 1813..
Hij huwde met Zwaantje Olie, geboren te Amsterdam op 13 september 1816 en overleden 06 juli 1870.
Blijkens een extract uit het Journaal van de Nederlandse bark “Herman” met als gezagvoerder kapitein J. van der Veer, vermeld in de overlijdensakte te Amsterdam dd 22 juni 1865, overleed Johan op 27 april 1864, ’s middags om 06 uur .aan boord op reis van Amsterdam naar Padang en wel zeilende in het Engels Kanaal 5 Duitse mijlen buiten het vuurschip Olvers (?)stadarchief Amsterdam
Bij zijn overlijden is als woonplaats Amsterdam vermeld.003 en 118
Johan was zwager van de Amsterdamse fotograaf Jacob Olie (1834-1905). (zie bij Overige Bijzonderheden, hierna)
In het Bevolkingsregister van Amsterdam staat als zeekapitein vermeld een Johan Jacob Bart, wonende in de Groote Beckerstraat te Amsterdam, geboren op 20 december 1833 te Amsterdam en van religie Nederduits Hervormd.098 Er moet hier sprake zijn van een verschrijving. Geboortejaar 1813 zal wel goed zijn als je ziet dat hij in 1840 gezagvoerder was.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.J.Bart, adres Groote Bikkerstraat 14, werd met nr.512 effectief lid van Zeemanshoop per 24 december 1839 op voorspraak van P.Kraaij. Zijn schip was de “Elisabeth Maria”002.‘Ten tijde van de inschrijving waren Bart en zijn vrouw 23 resp 26 jaar. Ingeschreven staat 1 zoon uit 1838002a.
In de Algemene Vergaderingen dd 17/24 december 1839 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Johan Jacob Bart, oud 26 jaar, voerend de bark Elisabeth Maria”, wonend in de Groote Bikkerstraat 15 te Amsterdam, op voordracht van P.Kraay.023.
Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop op 30 mei 1843003.
J.J.Bart was effectief lid van Zeemanshoop in de periode 1839 t/m 1864 met de vlagnummers 512 (1839 t/m 1854) en 208 (1854 t/m 1862).
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 31 juni 1864 vraagt de wed. J.J.Bart geb. Olie om de regelementaire uitkering, welke haar in de vergadering van 04 augustus 1864 wordt toegekend ingaande 01 mei 1864 voor haar en 1 kind.042
In de notulen van de Algemene Vergadering dd 23 augustus 1864 staat vermeld dat aan de wed. J.J.Bart per 01 mei 1864 een uitkering wordt toegekend voor haar en 1 kind.023.
De schepen van de kapitein
Vermelding in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001:
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
512 1840 bark Elisabeth Maria Buys, de Bordes en Jordan
1841-1852 fregat Prins Mauritz G.C.Bosch Reitz
208 1853-1861 fregat Prins Mauritz idem
1862 geen opgave van schip en boekhouder
1863 bark Herman Rutgers en Hissink
Bouma025 en de AAKZ01 vermelden J.J.Bart als gezagvoerder gedurende:
* 1840 op de bark “Elisabeth Maria”, gebouwd in 1810 te Finland, 223 ton o.m., varend voor Buys, de Bordes & Jordan te Amsterdam;
* 1841 op de bark “Elisabeth Maria”, gebouwd in 1804 in Amerika, 232 ton o.m., varend voor Buys, de Bordes & Jordan te Amsterdam;
* 1842 t/m 1862 van het 3/m schip “Prins Maurits”, gebouwd in 1841 te Middelburg, 920 ton o.m., varend voor G.C.Bosch Reitz te Amsterdam. In 1862 verkocht naar Noorwegen onder dezelfde naam;
* 1863 op de bark “Herman” ex China, gebouwd in 1845 te Amsterdam, 366 ton o.m., varend voor Rutgers & Hissink te Amsterdam.
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
J.J.Bart Prins Maurits 21 september 1860 16 november 1861
Herman 24 april 1864 05 mei 1865
Overige bijzonderheden
J.J.Bart vertrok op 09 juli 1849 vanuit Nieuwediep met de “Prins Maurits” met een een contingent van 3 officieren en 140 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op15 oktober 1849 na 98 dagen.
Op 21 juni 1851 vertrok hij vanuit Nieuwediep met hetzelfde schip met 2 officieren en 150 manschappen en kwam te Batavia aan op 01 okober 1851 na 102 dagen reis.
Op 07 januari 1857 vertrok hij wederom vanuit Nieuwediep met de “Prins Maurits” en 4 officieren en 150 manschappen. Hij kwam te Batavia aan op 01 mei 1857 na 114 dagen. Er ontbrak 1 manschap aan het contingent, maar de reden was onbekend.
Tenslotte voer hij op 29 oktober 1860 vanuit Nieuwediep met hetzelfde schip en 9 officieren en 100 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 07 februari 1861 na 101 dagen065.
Uit. JACOB OLIE Jbz (1834-1905). Monografieën van Nederlandse fotografen nr. 10
Anneke van Veen. Focus Publishing Amsterdam. 2000, 268 pp.
p.200
“Het scheepsportret van cat.41, waarvan een tweede, vrijwel identieke opname bestaat, toont het fregat Prins Maurits, een ouderwetse Oost-Indië-vaarder, waarop Olies zwager Johan Jacob Bart het gezag voerde (cat.49 t/m 56). Het schip lag voor de laatste maal voor onderhoud in het Westerdok, want in maart 1862 werd het geveild. Op 20 december 1861 was het aangemeerd voor de werf De Hollandscche Tuin, na in het Oosterdok te zijn gelost. Toen heeft Olie waarschijnlijk al de uitzichten vanaf het scheepsdek over het Westerdok gefotografeerd. (cat.7) In de eerste maanden van 1862 maakte hij een groot aantal opnamen van het schip zelf en van de schepen die ernaast lagen. Beide werven, De Hollandsche Tuin en Sint Jago waren eigendom van scheepsbouwmeester F.Haverkamp, de schoonvader van Olies halfbroer Carel Gustaaf. … Haverkamp bezat ook nog de aangrenzende werf De Walvisch, twee werven in de Grote Bickersstraat, Het Wapen van Harlingen en Het Wapen van Amsterdam, en twee op Oostenburg.
p.201
“In april 1862 werd het meer dan twintig jaar oude fregat Prins Maurits aan een Noorse reder verkocht. Olies zwager Johan Jacob Bart had vanaf het moment dat het schip op 18 augustus 1841 in Middelburg van stapel liep het gezag gevoerd over de 600 lasten metende Oost-Indiëvaarder. Barts vader, Jacob Jans Bart was ook koopvaardijkapitein geweest. Op een dramatische reis met het fregat Walcheren in 1838-1839 verloor Johan Jacob Bart, die als eerste stuurman op het schip voer, op de rede van Batavia zijn vader. Ook elf leden van de oorspronkelijk 35 koppen tellende bemanning van het schip kwamen om. De 24 jarige Bart moest het schip naar huis varen. Deze vuurdoop doorstond hij kennelijk zo goed, dat de Amsterdamse reder G.C.Boscch Reitz hem het gezag over de Prins Maurits toevertrouwde. Het schip vertrok meestal met ballast en kwam terug met koffie en suiker, behalve op de laatste reis in 1860-1862. Toe herbergde het ruim bij vertrek uit het Westerdok naast stukgoed honder militairen.
Na april 1862 was het definitief voorbij, op 15 mei voer het schip onderr Noorse vlag het Westerdok uit naar Tonsberg. Voor het zover was heeft Olie zich met zijn camerra en chemische uitrusting aan boord geïnstalleerd om het scheepsdek en de bemanningsleden te vereeuwigen. We danken er de oudste foto’s van een Nederlands zeilschip aan. Het is een uitvoerige reeks van negentien opnamen geworden, waarop het scheepsdek van verschillende kanten in beeld is gebracht en acht van de bemanningsleden met hun famile zijn geportretteerd. Op cat 53 staat de kapitein op ontspannen wijze het gezag uit te stralen. Zijn 18-jarige zoon Jacob Hendrik neemt alvast een voorschot op zijn toekomstige carrière op zee, door in zijn nette pak te poseeren met het scheepsjournaal onderr handbereik. … Het bijhouden van het scheepsjournaal was de taak van de eerste stuurman, maar op de voorlaatste reis van de Prins Maurits – 1858-1860 – was Bart jr. nog een eenvoudige lichtmatroos met een gage van acht gulden per maand. Of hij op de laatste reis ook van de partij was, weten we niet, maar de functies van tweede en eerste stuurman werden toen in ieder geval door anderen vervuld. Het is dan ook waarschijnlijk geen toeval dat we Bart jr aantreffen op het groepsportret van de matrozen…. al weet hij zich door zijn houding en keurige lichte broek te onderscheiden van de stoere zeebonken. Jacob Hendrik Bart zou zijn carriére inderdaad eindigen als scheepsgezagvoerder. In 1895 heeft Olie hem geportretteerd aan dek van de ss Vondel. …”