Familiegegevens en opleiding
J.H.Stoelman was getrouwd met Antje Hulsteede, geboren 20 mei 1800 en overleden in juli 1860.118
Jan Hendrik Stoelman werd per 28 februari 1814 “ingenomen” als leerling aan de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam. Hij was toen 5 voet/1 duim lang, 15 jaar en had”de kinderziekten gehad”. Hij werd volgens doopceduul nr. 1146 gedoopt op 10 februari 1799 te Amsterdam als zoon van Jan Hendrik Stoelman uit Neezen, en Helena Louisa Poestman. Ten tijde van de inschrijving van hun zoon was de moeder overleden en de vader “gewezen modderman”, wonende op de Brouwersgracht in de Steenkopersgang te Amsterdam. Het gezin was luthers.
Van de schoolvorderingen werden 3-maandelijkse rapporten bijgehouden die geen spectaculaire gegevens opleveren. Daarnaast zijn de volgende mededelingen gedaan:
14 juni 1814 “bij Do Lage”.
16 november 1814 “bij den Constapel”.
05 augustus 1814 “heeft met L.A.J.Boulet, A.H.Crombach en C.Clarisse na den Eereprijs in de Stuurmanskunst gedongen, doch is bij loting aan C.Clarisse te beurt gevallen”.
01 december 1815 “geplaatst als Cajuitwachter op het Schip de 3 Vrienden Captn Machiel Charlau naar Suriname voor de Hr van Heukelom”.
31 oktober 1816 “terug van de reise met goede attestatie”.
05 augustus 1817 “heeft den Eere Prijs behaald als de meest gevorderde in de Stuurmanskunst en dien prijs zijnde een octant bekomen”.
30 oktober 1817 geplt als ligtmatroos op het Schip de Colonist kaptn Jacob Riewers (volgens de monsterrol011 is dat Jacob Rievertsz) naar Demmemarij door verzoek van commissn te Middelburg”.
11 februari 1818 “aan de Vader een Certificaat van Vrijstelling van de Nat.Militie afgegeven”.
19 augustus 1818 “in Middelburg binnen gekomen”.
07 september 1818 ïn het(sic) kweekschool van zijne reise terug met goede attestatie”.
18 september 1818 “ontslagen met honorabele attestatie …”004-1146.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.H.Stoelman (met adres de Haarlemmer Houttuinen nr. 90) werd met vlagnummer 489 per 17 september 1839 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein H.K.Dijkhuis. Als zijn schip wordt genoemd de “Provincie Groningen”. Toegevoegd is “overleden” 002. Ten tijde van de inschrijving waren Stoelman en zijn vrouw 40 resp. 39 jaar. Ingeschreven waren 2 dochters uit 1826 en 1836002a
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 10/17 september 1839 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Jan Hendrik Stoelman, oud 40 jaar, voerend de bark “Provincie Groningen”, wonende in de Haarlemmerhouttuinen 90 te Amsterdam, op voordracht van kapitein H.K.Dijkhuis023.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 31 oktober 1839 vraagt J.H.Stoelman of hij als voortdurend deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds kan worden ingeschreven. Dit wordt afgewezen omdat hij “boven de jaren” is.042.
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 30 mei 1844 staat een bericht van kapitein J.H.Stoelman dat hij op reis ziek is geworden. Het Bestuur vraagt om een bewijsverklaring. In de notulen dd 25 juli 1844 staat een brief van J.H.Stoelman “geleidende een declaratoir wegens zijn ongesteld heid … “ 042
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 01 februari 1853 staat een verzoek om een uitkering door de weduwe van kapitein J.H.Stoelman, die in de vergadering van 24 februari 1853 wordt toegekend met ingang van 01 november 1852.042
In de notulen van de Algemene Vergadering van 08 maart 1853 staat de mededeling dat aan de weduwe van kapitein J.H.Stoelman een uitkering is toegekend per 01 november 1852.023.
De schepen van de kapitein
lid van het college Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer periode type naam van het schip boekhouder/reder
489 1839-1843 bark De Provincie Groningen Kranenborg & Zn
1844-1845 geen vermelding van schip en boekhouder
1846-1852 sch.kof Groningen Kranenborg & Zn
Bouma025 vermeldt J.H.Stoelman als gezagvoerder gedurende:
-
* 1840 t/m 1844 van de bark “Provincie Groningen”, gebouwd in 1837 te Groningen, 304 ton o.m., varend voor Kranenborg & Zn te Amsterdam. Het schip werd in 1844 afgekeurd op St.Helena;
-
* 1847 t/m 1852 op de sch.kof “Groningen”, gebouwd in 1845 te Pekela, 183 ton o.m., varend voor Kranenburg & Zn te Amsterdam. Het Handelsblad dd 25 oktober 1852 maakt melding van een brief van stuurman J.C.Meyer dat kapitein Stoelman op 14 oktober 1852 in het Engels Kanaal door het overslaan van de brikszeilboom overboord werd geslagen en verdronk.
Overige bijzonderheden
“De Drie Gebroeders” uitzeilende van Nieuwe Diep op weg naar Paramaribo057:
06 oktober 1839 “... hadden 4 hollandsche bij ons met ons uitgezeild zijnde ... kaptijn Stoelman bark Provincie Groningen ...”.
Hedenborgen, 12 april 1842, is in het Entrepotdok het barkschip Provincie Groningen, terwijl men bezig was het laatste gedeelte der lading te lossen, plotseling gekanteld, zoodat de masten tegen de pakhuizen de 4 jaargetijden geslagen zijn. De kapitein, J.H. Stoelman, bevond zich in de kajuit en verscheidene matrozen op en tusschendeks. Gelukkig echter heeft niemand letsel bekomen.
De wederoprichting van voorgenoemd schip is 16 april tot stand gekomen onder de vriendelijke hulp van de heer A. Roepel, equipagemeester van de Rijkswerf met een ‘s lands kiellichter en benoodigde manschappen.
De bark Provincie Groningen, 304 ton, was in 1837 gebouwd in Groningen voor de reder Kranenborg & Zn. te Amsterdam. In 1844 werd de bark te St. Helena afgekeurd
Bron: www.grotezeilvaart.nl
Journaal fregat “De Twee Gebroeders” onder kapt. S.Veenstra.
16 september 1834 vanuit Amsterdam gearrriveerd in Nieuwediep. Aan bakboordwacht de opperstuurman J.H.Stoelman.
Stadsarchief Amsterdam 491-216
zie ook bij Coening Meyer,
Familiegegevens en opleiding
Joseph Coening Meyer werd geboren te Batavia op 28 april 1824 als zoon van Annet Coening (verdere bijzonderheden onbekend) en vermoedelijk notaris Joseph Meyer te Batavia. Hij werd al op jeugdige leeftijd voor zijn opvoeding naar Den Haag gestuurd.
Hij trouwde op 31 januari 1855 te Dordrecht met Antoinetta Josephina Hordijk, geboren in 1822 te Dordrecht als dochter van Jacob Hordijk en Agatha van Meeteren, overleden op 30 september 1859 te Dordrecht. Er is in de bijlagen een notariële akte waarin de aantekening over de naam Joseph Coening, bijgenaamd Meyer, 30 jaar, geboren te Batavia, zoon van Annet Coening, verblijfplaats of datum van overlijden onbekend, geen geboorteakte, zeer jong overgebracht naar Nederland te Den Haag onder de naam Joseph Coening Meyer.
Hij woonde in 1858 in de Wijnstraat nr. 86 te Dordrecht met zijn vrouw en zoontje Joseph Anthonie, geboren in 1856 te Dordrecht.
Hij trouwde voor de 2e maal op 21 augustus 1861 te Dordrecht met Pieternella Johanna Catharina Kley, 15 jaar, (met dispensatie van de Koning), dochter van kapitein Pieter Kley en Johanna Catharina Schotman.
Hij overleed op 25 (of 24?) mei 1870 te Rotterdam.
Hij werd op 20 juli 1851 met nr. 330 ingewijde als leerling-vrijmetselaar van de Dordtse vrijmetselaarsloge “`La Flamboyante” en kreeg in 1854 zijn meesterstitel in de loge “Frederik Karel” te Den Helder.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.Coeningh Meijer was met vlagnummer R443 in de periode 1856 t/m 1862 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Jan Coening Meyer wonend te Dordrecht was in de periode 04 maart 1853 tot aan zijn overlijden in 1870 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” met vlagnummer 7. Ten tijde van de inschrijving was hij gezagvoerder van de bark “Jan Schouten”. 111 en 64a
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1862 van het Rotterdamse zeemanscollege (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat “het Bestuur zich verpligt heeft gezien, artikel 37 van het Reglement toe te passen … “ op J.Coening Meijer. (Dit artikel voorziet in royement bij het niet voldoen aan de financiële verplichtingen)058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen 1858 en 1859 van het College staat kapitein J.Coening Meijer met vlagnummer R443 in de ledenlijsten als gezagvoerder van de bark “Jan Schouten”, 361 last, varend voor Gerard Mauritz te Dordrecht058.
J.Coening Meyer was van 1853-1861 gezagvoerder van de bark “Jan Schouten”. Gebouwd in 1853 te Dordrecht, 721 ton o.m., varend voor G.Mauritz te Dordrecht025.
In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat J.C.Meijer als gezagvoerder064a:
* 1853 t/m 1859; 1861 bark “Jan Schouten” boekhouder G.Mauritz te Dordrecht
Bouma025 vermeldt J.C.F.Meyer als gezagvoerder gedurende:
* 1853 op de sch.kof “Groningen”, gebouwd in 1845 te Pekela, 183 ton o.m., varend voor Kranenburg & Zn te Amsterdam. Het Handelsblad dd 25 oktober 1852 maakt melding van een brief van stuurman J.C.Meyer dat kapitein Stoelman op 14 oktober 1852 in het Engels Kanaal door het overslaan van de brikszeilboom overboord werd geslagen en verdronk. Kennelijk heeft stuurman Meyer hem opgevolgd als kapitein. Kapitein Meyer werd op 04 april 1853 bij St. Owen aangezeild en gezonken. De kapitein benevens 6 man van de equipage kwamen om, de stuurman werd gered alsmede een deel van de inventaris en de ladingzie ook 013. (zie ook Tijdschrift Zeewezen 1854, pp.108 en het Handelsblad van 11 april 1853)
1853 t/m 1862 van de bark “Jan Schouten”, gebouwd in 1853 op de werf van Jan Schouten te Dordrecht, 721 ton o.m., varend voor G.Mauritz te Dordrecht. Het schip is in 1862 verkocht naar J.R.Veder & Zn te Rotterdam en herdoopt in “Zeemanshoop”.
Overige bijzonderheden
Dordrecht heeft een rederij gehad die naar het schijnt uniek in ons land is geweest. Het was een rederij, waarvan aandeelhouders en bestuurders vrijmetselaars evenals de bouwer van de schepen en de kapiteins (markering door S.P. Om deze reden opgenomen in deze Lexicon). Het eerste schip van deze rederij was de Broedertrouw, een fregat van 810 ton dat gebouwd werd door Jan Schouten en in 1836 te water werd gelaten, tot het in 1857 werd verkocht. Na de Broedertrouw volgden de Delta en de Osiris, waarin uitsluitend leden van de Dordtse loge La Flamboyante participeerden. Het vierde schip van de maçonnieke rederij liep in 1853 van stapel en werd genoemd naar de in 1852 overleden scheepsbouwmeester Jan Schouten. Dan volgt als nummer vijf een schip dat voor rekening kwam van de gehele Nederlandse vrijmetselarij Ter ere van een maçonniek jubileum en ter gelegenheid van het feit dat prins Frederik, een zoon van Koning Willem I, zijn veertigjarig jubileum als grootmeester van de Nederlandse vrijmetselarij vierde, werd dit barkschip van 775 ton Grootmeester Nationaal genoemd049
Ontleend aan van Blokland-Visser064:
In monsterrol nr. 944 in het Gemeentearchief van Dordrecht dd 12 september 1839 staat hij vermeld als leerling-stuurman met de naam Joseph de Meyer, 15 jaar, geboren te Batavia en varend op het fregat “Ida Willemina”, onder kapitein Pieter Romijn voor een reis met 37 man naar Batavia.
In een monsterrol nr 1211 dd 26 juni 1844 monsterde hij aan als 3e stuurman (vermeld als Joseph Coening Meyer), wonende te Den Haag, gage f 26,- per maand, op het fregat “Ida Willemina” onder kapitein G.G.Geerling voor een reis met 33 man naar Batavia.
In de monsterrol nr. 1599 dd. 27 oktober 1853 staat hij geboekt als gezagvoerder op de bark “Jan Schouten” en vertrekt met 25 man naar Batavia064.
J.Coening Meyer verzorgde per 03 juni 1856 vanuit Brouwershaven met de “Jan Schouten” een troepentransport van 4 officieren en 120 manschappen naar Nederlands Oost Indië. Hij arriveerde te Batavia op 17 september 1856 na 106 dagen065.
De Harlinger Courant van begin april 1853 (preciese datum niet vermeld op de fotokopie) vermeldt het volgende bericht onder de rubriek SCHEEPS-BERIGTEN 096:
“JERSEY, 5 April. Het schip Groningen, kapt. Meijer v. Nickerie n. Amst. is gisteren na in de baai van St.Ouen aangezeild te zijn, alhier in de nabijheid totaal verongelukt; de kapitein en 6 man zijn daarbij verdronken, doch de stuurman gered en een gedeelte der lading en inventaris geborgen.”