Familiegegevens en opleiding
Albert Augustinus Wolkammer werd geboren te Farmsum/Delfzijl op 03 november 1817 als zoon van de schipper Augustinus Alberts Wolkammer en Hillegien Meinderts de Jonge. Albert was de broer van kapitein Augustinus Alberts (ca. 1793-1861)
Hij trouwde te Delfzijl op 26 januari 1839 als buitenvaarder met Alberdina Hendriks Wolkammer, geboren te Farmsum/Delfzijl op 01 november 1816 als dochter van de scheepskapitein Hindrik Alberts Wolkammer en Auke Kornelis Banninga. Zij overleed op 03 december 1895 te Farmsum, 79 jaar.
Albert overleed te Farmsum op 30 december 1895, 79 jaar.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Albert Augustinus Wolkammer was effectief lid van het zeemanscollege “De Vereeniging” in Delfzijl met vlagnummer 95 in de periode 1877-1895.
Toelichting
Er staat in de ledenlijsten A.A.Wolkammer met vlagnummer 94 als effectief lid van het zeemanscollege “De Vereeniging” uit Delfzijl in de periode 1855 t/m 1881. De toekenning levert een puzzel op, want wat betreft de initialen komen in aanmerking Augustinus Alberts (1793-1861) ;Albert Augustinus (1817-1895) en de Augustinus Alberts (1850-1881), een reeks van grootvader, zoon en kleinzoon. Nu wordt tevens met vlagnummer 95 genoemd Albert A. Wolkammer in de periode 1877-1895. Ik neem aan dat deze vermelding slaat op de zoon die in 1895 overleed.
Vlagnummer 94 (periode 1855-1881) kan vanwege de leeftijden niet door grootvader (overleden in 1861) , noch door kleinzoon (geboren in 1850) zijn gedragen. De einddatum 1881 stemt wèl overeen met de sterfdatum van de kleinzoon.
Mijn voorlopige conclusie is dat nummer 94 is gedragen door grootvader (1855-1861) en is overgenomen door de kleinzoon. Wanneer de kleinzoon dat nummer is gaan dragen is onbekend, maar daar hij in 1871 gezagvoerder werd, zou het dat jaar kunnen zijn geweest. Onverklaarbaar blijft dan de vermelding in de Almanakken van dit nummer in de periode 1861-1871.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt A.A.Wolkammer Jr als gezagvoerder gedurende:
* 1860 t/m 1869 van de kof “Alberdina” ex Ceres, gebouwd in 1851 te Veendam, 112 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Farmsum. Het schip is in 1869 gestrand en wrak geraakt;
* 1870 t/m 1872 van de brik “Alberdina”, ex Erbprinz Frieddrich August, gebouwd in 1853, bouwlocatie niet vermeld, 187 ton, varend als kapitein/eigenaar vanuit Farmsum.
Monsterrol uit het Gemeentearchief van Delfzijl
Monsterrol 1838-2, 10 maart 1838, tjalk “Vrouw Hillechiena”, kapitein Augustinus Alberts Wolkammer, 44 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Albert Augustinus Wolkammer, 22 jaar uit Farmsum, kok en een matroos;
Monsterrol 1848-47, 05 juni 1848, kof “Alberdina”, schipper Albert Augustinus Wolkammer, 32 jaar geen woonplaats vermeld. Voorts 2 koks en 2 matrozen;
Monsterrol 1849-7, 14 februari 1849, kof “Alberdina”, kapitein Albert Augustinus Wolkammer, 33 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Jouke Mandema, 42 jaar uit Farmsum, kok en een matroos;
Monsterrol 1852-3, 27 februari 1852, kof “Alberdina”, kapitein Albert Augustinus Wolkammer, 36 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Jouke Klaassens Mandema, 44 jaar uit Farmsum, kok en een matroos;
Monsterrol 1852-41, 31 juli 1852, kof “Alberdina”, kapitein Albert A.Wolkammer, geen leeftijd en woonplaats vermeld. Voorts stuurman J.K.Mandema, geen leeftijd en woonplaats vermeld, stuurman Jan Hindriks Pott, 35 jaar uit Delfzijl, kok en 2 matrozen;
Monsterrol 1852-43, 01 september 1852, kof “Alberdina”, kapitein Albert A.Wolkammer, geen leeftijd en woonplaats vermeld. Voorts een kok;
Monsterrol 1854-25, 19 april 1854, kof “Alberdina”, kapitein Albert A.Wolkammer, leeftijd niet vermeld, uit Farmsum. Voorts stuurman Albert E. de Jonge, 30 jaar uit Farmsum, kok en een matroos;
Monsterrol 1855-16, 22 maart 1855, kof “Alberdina”, kapitein Albert Augustinus Wolkammer, geen leeftijd vermeld uit Farmsum. Voorts stuurman W. van Wattum, 23 jaar uit Appingedam, kok en een matroos;
Monsterrol 1856-A9, 25 februari 1856, kof “Alberdina”, kapitein Albert Augustinus Wolkammer, geen leeftijd vermeld uit Farmsum. Voorts stuurman Albert Eltjes de Jonge, 32 jaar uit Farsum, kok, matroos en een lichtmatroos;
Monsterrol 1858-12, 19 maart 1858, kof “Alberdina”, kapitein Albert Augustinus Wolkammer, 42 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Jurjen Duintjer, 28 jaar uit Appingedam, kok en een matroos;
Monsterrol 1859-10, 23 februari 1859, kof “Alberdina”, kapitein Albert Aug. Wolkammer, 43 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman R.R.Ploeger, 24 jaar uit Anloo, kok en een matroos;
Monsterrol 1860-13, 02 maart 1860, kof “Alberdina”, kapitein Albert A.Wolkammer. Voorts stuurman Johannes Kremer, 20 jaar uit Appingedam, kok, matroos en een lichtmatroos;
Monsterrol 1861-105, 30 september 1861, kof “Alberdina”, kapitein Albert Augustinus Wolkammer, 45 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Klaas de Boer, 25 jaar uit Delfzijl, kok en 2 matrozen;
Monsterrol 1863-1, 06 februari 1863, kof “Alberdina”, kapitein Albert A.Wolkammer, 47 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Johannes Kremer, 23 jaar uit Appingedam, kok, matroos en een lichtmatroos;
Monsterrol 1864-12, 01 maart 1864, kof “Alberdina”, kapitein Albert Aug. Wolkammer, 48 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Berend de Jonge, 26 jaar uit Farmsum, kok, matroos, lichtmatroos en een kajuitwachter;
Monsterrol 1865-9, 06 maart 1865, kof “Alberdina”, kapitein Albert Aug.Wolkammer, 49 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Johannes Kremer, 25 jaar uit Appingedam, kok, matroos en 2 lichtmatrozen;
Monsterrol 1866-20, 01 maart 1866, kof “Alberdina”, kapitein Albert Augustinus Wolkammer, 50 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Johannes Kremer, 26 jaar uit Appingedam, kok, matroos en een lichtmatroos;
Monsterrol 1867-11, 22 februari 1867, kof “Alberdina”, kapitein Albert A.Wolkammer, 51 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Arend Jans Jager, 28 jaar uit Farmsum, kok, matroos en 2 lichtmatrozen;
Monsterrol 1868-9, 03 maart 1868, kof “Alberdina”, kapitein Albert A.Wolkammer, 52 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Berend de Jonge, 30 jaar uit Delfzijl, kok, matroos en 2 lichtmatrozen;
Monsterrol 1869-2, 20 februari 1869, kof “Alberdina”, kapitein Albert A.Wolkammer, 53 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Arend Jacob Jager, 30 jaar uit Farmsum, kok, matroos en 2 lichtmatrozen;
Monsterrol 1870-7, 08 maart 1870, brik “Alberdina”, kapitein Albert Augustinus Wolkammer, 54 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Augustinus Wolkammer, 19 jaar uit Farmsum, kok, bootsman, 2 matrozen en 2 lichtmatrozen;
Monsterrol 1872-2, 22 februari 1872, brik “Alberdina”, kapitein Albert Augustinus Wolkammer, 56 jaar uit Farmsum. Voorts stuurman Augustinus Alberts Wolkammer, 21 jaar uit Farmsum, kok, bootsman, 2 matrozen en 2 lichtmatrozen.
Samenvatting van de monsterrollen
-
Albert Augustinus wordt in de monsterrollen ook vermeld als Albert Aug. en Albert A.
-
Er zijn in totaal 22 monsterrollen op de naam van Albert Augustinus uit 1817 op de website van het Noordelijk Scheepvaartmuseum. Alle rollen zijn afkomstig uit het Gemeentearchief van Delfzijl.
-
De monsterrollen zijn gedateerd van 1838 t/m 1872 met als leeftijden 22 t/m 56 jaar. Zijn zeemanscarriére heeft dus minstens 34 jaar geduurd.
-
Als woonplaats is in alle gevallen Farmsum vermeld.
-
Het overzicht van de monsterrolle luidt:
* 1838 stuurman op de tjalk “Vrouw Hillechiena”, kapt.Augustinus A.Wolkammer 22 jaar
* 1848-1869 kapitein op de kof “Alberdina” 32-53 jaar
* 1870-1872 kapitein op de brik “Alberdina” 54-56 jaar
Overige bijzonderheden
NRC 15 oktober 1849114
Ameland, 9 oktober. De schepen MARIA GEERTRUIDA, kapt. Dokter, van Koningsbergen naar Amsterdam, ALBERDINA, kapt. Wolkammer, van Wolgast naar Rotterdam, PERLE, kapt. Lindeman, van Aberdeen, en JOHN AND MARY, kapt. Collidge, van Hartlepool, beide naar Hamburg, zijn gisteren op het Oosteinde van dit eiland verongelukt. Van de beide eersten is het volk gered, doch van het derde de kapitein en van het laatste een matroos en een jongen daarbij omgekomen.
NRC 15 oktober 1849114
Rotterdam, 14 oktober. De 8e dezer ontving men op Ameland het bericht, dat op twee uren afstand van het eiland gestrand was een galjasschip. Op het vernemen dier tijding werd in allerijl de boot der Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij in gereedheid gebracht. In zee gestoken, had zij met de vreselijke storm en hevige branding te kampen, doch bereikte na enige inspanning het schip en had het geluk de schepelingen, welke zich nog op de bodem bevonden en in groot gevaar verkeerden, te redden en aan de anders wisse dood te ontrukken. Bij onderzoek is gebleken, dat dit schip een Deens galjasschip was, genaamd PERLE, en gevoerd door kapt. P. Lindeman, komende met steenkolen van Schotland en bestemd naar Hamburg. De kapitein was bij de aankomst der boot reeds over boord geslagen en verdronken, zodat alleen de stuurman en de twee matrozen gered zijn geworden. De boot keerde met de geredden terug naar Ameland, waar tevens voor de goede berging der aan strand gespoelde goederen zorg werd gedragen.
Nadat de boot een uur vertrokken was, ontdekte men nabij de branding een ander schip, en vermoedende dat hetzelve ten gevolge van de hevige storm moest stranden, werd door het bestuur der maatschappij aldaar terstond aan de oppasser der boot last gegeven om met dezelve onverwijld terug te komen. Intussen strandde dit schip kort daarna. Men liet een vat aan een loodlijn naar het strand drijven, hetwelk door de aanwezigen, welke hand aan hand in zee liepen, gevat werd en langs welke lijn de schipbreukelingen, ten getale van vier en een vrouw, met het grootste gevaar een voor een aan land getrokken werden. Hoe gevaarlijk deze aanlandtrekking was, daar ieder der geredden minstens zes minuten onder water en door een hevige branding getrokken moest worden, kan elk begrijpen.
In de nacht van de 9e strandde weder een schip. De reddingboot werd dadelijk derwaarts gebracht en bereikte hetzelve. Daar het schip zeer hoog gestrand was, bleef de equipage echter aan boord om het laagwater af te wachten.
Tezelfder tijd strandde iets oostelijker in de buitenbanken nog een schip. De boot stak ter stond opnieuw in zee, Men bevond, dat het een vrij groot schip was, welks bemanning in levensgevaar verkeerde en een noodgeschrei aanhief. Weldra verbrijzelde het achterschip en viel de grote mast over boord. Tweemaal keerde de boot terug, daar zij het schip niet kon naderen wegens de om hetzelve drijvende tuigage, wrakken en hoge branding. Een derde poging gelukte en men redde nog vijf van de manschap; twee waren reeds bij het over boord slaan van de grote mast verdronken. De redding dier vijf manschappen ging met grote gevaren vergezeld, want een ogenblik daarna kraakte het schip en sloeg geheel uit elkander.
Het tweede hier bedoelde schip was het Nederlandse smakschip MARIA GEERTRUIDA, kapt. J.L. Dokter, met rogge van Koningsbergen naar Rotterdam bestemd; schip en lading zijn verloren. Het derde was het Nederlands kofschip ALBERDINA, kapt. A. A. Wolkammer, met rogge van Wolgast naar Rotterdam bestemd; de tuigage en lading van dit schip blijven waarschijnlijk behouden. Het vierde was het Engelse brikschip MARY JOHN, kapt. Paul Colledge, met steenkolen van Hartlepool naar Hamburg bestemd. Dit schip is met de lading geheel verloren.
NRC 01 december 1869114
Amsterdam, 30 november. Het Nederlandse schip (opm: kof) ALBERDINA, kapt. A.A. Wolkammer, van Drammen met hout naar Emden, is, volgens telegram uit Norden, d.d. gisteren op Norderney gestrand, doch het volk is gered.