1848
De eerste zeebrief werd op 24 juli 1848 uitgegeven, aangevraagd voor de MARIA LAURENTIA door C.M. Nap, Groningen ten name van kapt. D.W. Kleininga.
Monsterrol: 1848-72
Datum: 03-08-1848
Scheepsnaam: Maria Laurentia
Scheepstype: kof
Grootte: niet vermeld
Bewaarplaats: Groningen, Groninger Archieven (Groningen)
Achternaam |
Voornaam |
Rang |
Gage |
Woonplaats |
Leeftijd |
Agema |
Age Jilderts |
matroos |
20 |
Groningen (NL) |
31 |
Jonge, de |
Roelf Wessels |
Kok |
24 |
Hoogezand (NL) |
45 |
Kleininga |
Derk Warners |
schipper |
niet vermeld |
Sappemeer (NL) |
27 |
Looze |
Hendrik |
matroos |
18 |
Groningen (NL) |
27 |
Pekelder |
Geert B. |
stuurman |
30 |
Groningen (NL) |
27 |
1850
Op 11 december 1850 werd door D.W. Kleininga een nieuwe zeebrief aangevraagd voor de MARIA LAURENTIA voor zichzelf als kapitein.
1852
Monsterrol: 1852-6
Datum: 03-02-1852
Scheepsnaam: Maria Laurentia
Scheepstype: kof
Grootte: niet vermeld
Bewaarplaats: Hoogezand-Sappemeer, Gemeentearchief (Sappemeer)
Achternaam |
Voornaam |
Rang |
Gage |
Woonplaats |
Leeftijd |
Kleine |
Bernardus |
kajuitwachter-koksmaat |
3 |
niet vermeld |
niet vermeld |
Kleininga |
Derk W. |
Kapitein |
niet vermeld |
niet vermeld |
niet vermeld |
Kleininga |
Harm |
Lichtmatroos |
15 |
niet vermeld |
niet vermeld |
Reinek |
Gerrit Jan |
Kok |
17 |
niet vermeld |
niet vermeld |
1853
Op 2 mei 1853 werd door C.M. Nap, Groningen, een nieuwe zeebrief aangevraagd voor de MARIA LAURENTIA voor kapt. D.W. Kleininga.
1855
Monsterrol: 1855-4
Datum: 03-03-1855
Scheepsnaam: Maria Laurentia
Scheepstype: kof
Grootte: niet vermeld
Bewaarplaats: Hoogezand-Sappemeer, Gemeentearchief (Sappemeer)
Achternaam |
Voornaam |
Rang |
Gage |
Woonplaats |
Leeftijd |
Jonker |
Jan Geerts |
lichtmatroos |
20 |
niet vermeld |
niet vermeld |
Kleininga |
Derk Warners |
Kapitein |
niet vermeld |
niet vermeld |
niet vermeld |
Reink |
Jan |
Matroos |
28 |
niet vermeld |
niet vermeld |
Steur |
Herman |
kajuitwachter-koksmaat |
3 |
niet vermeld |
niet vermeld |
1858
Op 20 februari 1858 werd door C.M. Nap, Groningen, een nieuwe zeebrief aangevraagd voor de MARIA LAURENTIA voor kapt. H.E. Freij.
Bron: Burgerlijke stand Veendam, overlijdensregister 1863, aktenummer 51
Voorvallen welke hebben plaats gehad aan boord van de Nederlandse kof MARIA LAURENTIA, kapitein H.E. Freij op dezelfde reis van Newport bestemd naar Valencia beladen met spoorijzer.
Nadat wij donderdag de 23ste oktober de last gekregen hadden en van alles klaar geworden waren volgens zee kostuum, kregen wij vrijdag de 24ste ‘s morgens om 10 uur Flathalm, als wanneer de loods van boord ging, stuurden onze koers, en passeerden om 12 uur Naspunt, en om 11 uur des avond Lundi, stuurden koers tot donderdag de 30ste, als wanneer wij de Lubon ook in ’t zicht kregen in stille met tegenwind, kruisen heen en weder en passeerden woensdag de 3 november, ’s avonds om 10 uur Tariffa en de 4de ’s middags om 12 uur Gibraltar. Nadien een harde koelte uit OZO, het schip werd die nacht vrij wat lek, bij Gibraltar aangekomen, was het weder bladstil en dik van regen, kregen een klein koeltje uit ZW, tot des avonds als wanneer zij weder tot oost liep, hoge zee, doordat het schip zwaar slingerde, en wij veel water aan dek kregen en meer water bij de pomp, zodat hij moest werkende blijven, die dag en daarop volgende nacht, bleef het stil de 7de weder een handige koelte uit het oost tot ZO. De 8ste november harde koelte, de 8ste middags wakkerende reefden alles dicht voor storm, de nacht harde storm, soms tijds orkaan haalden dicht reeft schoonerzeil en stagfok neer, lieten het drijven, hoge zee, het schip werkte geweldig, en maakte ontzaggelijk veel water, zodat allen moesten op dek blijven om te pompen. Pompten onophoudelijk zonder lens, ’t water was integendeel steeds door rijzende; zetten meer zeil en gingen af handen op Malaga, om zo mogelijk schip en lading te bergen en in veilige haven te krijgen. In de baai gekomen zijnde werd het bladstil, zodat wij het schip niet konden regeren. Werden door de stroom her en derwaarts gedreven, onze krachten waren door het onophoudelijk pompen uitgeput, en het schip kwam al dieper en dieper te zinken zodat wij vermeenden op lijfsbehoud bedacht te moeten zijn, en dus de boot gereed maakten, om desnoods te kunnen vluchten. Om 9 uur des avonds kregen wij een koeltje uit het O.Z.O., het schip was steeds zinkende, waarom wij onderling scheepsraad hielden en besloten, daar ons het onvermijdelijk scheen, en genoodzaakt waren het schip te verlaten, om het schip voor de wind te zetten, of men misschien het strand nog kon bereiken om als dan schip en lading te bergen en zetten alle zeilen bij, het dek lag als toen te water zodat de nood al hoger en hoger klom. De wind begon echter te wakkeren, en bereikten om half 11 het strand, waar de branding al vrij hevig was. Zodat wij al dadelijk onze boot verloren en wij genoodzaakt waren in de tuigage te vluchten. Gingen allen in het grote want, alwaar wij bleven tot 5 uur in de morgen, als wanneer het schip geheel werd verbrijzeld, en die ten gevolge de masten vielen en wij dus aan de golven ten prooi waren gegeven en ieder voor zijn eigen leven moest strijden, en trachtten om aan land te komen het welke buitten mij niemand gelukte, allen vonden hun graf in de golven.
Aan land gekomen heb ik de consul der Nederlanden dadelijk van ons noodlottig ongeluk kennis gegeven welke dan ook dadelijk de benodigde hulp toezond om de drijvende delen van het schip te bergen, het welke alles in de beste orde toeging, doch tot hiertoe, door het aanhoudend slechte weer weinig is gered geworden.
Sign H.E. Hesse, stuurman
Het onder vermelde attest is in het Frans geschreven, waarvan het translaat bestaat in het volgende:
Wij Henri Roose, consul van Z.M. de Koning der Nederlanden, ridder der Orde van de Nederlandse Leeuw en officier der Groot Hertogelijke orde van de kroon enz.
Certificeren dat hetgeen hier voorafgaat het woordelijk afschrift is van de verklaring die ons de 25ste november 1858 werd aangeboden door H.E. Hesse, stuurman van het Nederlandse schip MARIA LAURENTIA, gestrand op de oever te westen van deze stad. De gezegde stuurman verklaart daarin, de enige te zijn, van de equipage, die zich heeft kunnen te redden, bij gevolge is de kapitein H.E. Frey van het gezegde schip met de andere personen der bemanning omgekomen en daar sedert die tijd geen teken bij ons in het gene en van deszelfs overblijfselen gered werd, werd de 23ste december 1858 bij veiling verkocht, uit kracht waarvan, en om rechtens te gelden, wij deze verklaring ondertekenen, onder het wapenzegel namens Consulaat te Malaga de 9de Maart 1863, getekend H. Roose.
Gezien voor legalisatie de handtekening van de Heer Henri Roose, Consul der Nederlanden te Malaga.
NRC 181158
Malaga, 15 november. De Nederlandse schoenerkof MARIA LAURENTINA, kapt. H. Frey (opm: MARIA LAURENTIA, bouwjaar 1848; kapt. Harmannus Eerkes Freij), van Newport naar Valencia, is 10 november bij Teremolino (opm: Torremolinos, bij Malaga) gezonken. Slechts één man van de equipage heeft men kunnen redden (opm: stuurman H.E. Hesse), zijnde dit het schip, gisteren gemeld.
(opm: stuurman Hesse legde een verklaring af dat wegens lekkage en dreiging tot zinken was besloten om de kof te doen stranden teneinde het vege lijf, het schip en de lading spoorijzer te redden; het schip liep op 8 november te 22.30 uur aan de grond waarna de opvarenden in het grote want vluchtten; op 9 november ca. 5 uur verbrijzelde het schip in de hevige branding, vielen de masten en slaagde slechts de stuurman erin de wal te bereiken)