Familiegegevens en opleiding
De lezer wordt gewaarschuwd voor verwarring in de navolgende opgaven. Er is sprake van twee broers met de naam J.C. van Delft, zijnde Johannes Cornelisz en Jan Cornelisz. De diverse bronnen halen deze twee broers door elkaar. De geinteresseerde genealoog dient deze knoop te ontwarren.
Jan van Delft Corneliszoon werd geboren te Rijnsburg op 29 juni 1806.
Hij huwde met Elisabeth van Marion, geboren te Rijnsburg op 29 maart 1817.003
Jan van Delft werd geboren op 29 juni 1806 te Rijnsburg als zoon van de Nederlands Hervormde Cornelis van Delft, landbouwer en/of koopman, en Grietje van der Mey.
Hij trouwde op 02 september 1829 te Waddinxveen met Willemina Blok. Hij trouwde voor de 2e maal op 05 juli 1840 te Rijnsburg met Elizabeth van Marion, dochter van Arelis Van Marion, onderwijzer. Jan woonde te Rijnsburg, Waddinxveen, Overschie en Delft.
Hij overleed op 02 april 1866 te Delft.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.van Delft, adres H.H.van Straten, werd met vlagnummer 545 effectief lid van Zeemanshoop per 04 augustus 1840 op voorspraak van J.Andresen. Als zijn schip is genoteerd de "Jonge Cornelia"002. Ten tijde van de inschrijving waren van Delft en zijn vrouw 33 resp. 23 jaar. Ingeschreven staat 1 zoon uit 1833. Toegevoegd is “bedankt” 002a.
In de Algemene Vergaderingen van 21/28 juli 1840 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd als effectief lid voorgedragen/aangenomen Jan van Delft, oud 34 jaar, voerend de bark “De Jonge Cornelis”, wonend te Rijnsburg, en met als adres H.H.van Stralen te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.Andresen.02
-
van Delft werd per 13 mei 1835 deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop Bedankt in maart 1854003.
-
van Delft Cz was met vlagnummer R160 in de periode 1838 t/m 1866 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van het College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
545 1840 fregat De Jonge Cornelia Kuyper,van Dam en Smeer te Rotterdam
1841-1844 fregatJohannes Marinus Hoogewerf en Chabot te Rotterdam
1845-1848 bark Johannes Marinus F.H.v.Lindern te Alblasserdam
1849 bark Koninkl.Nederl.-Yachtclub idem
1850 geen opgave van schip en boekhouder
1851 fregat De Schelde geen opgave
1852 bark Souburg F.H.von Lindern te Alblasserdam
1853 fregat Voorwaarts C.G.van der Lee te Alblasserdam
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat J.van Delft Cz met vlagnummer R160 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849 van de bark “K.N.Yachtclub 330 last varend voor F.H. von Lindern te Alblasserdam
* 1851 van de bark “Souburg” 365 last varend voor F.H. von Lindern te Alblasserdam
* 1855, 1858, 1859, 1862 t/m 1865 geen vermelding van schip en reederij
Bouma025 vermeldt J.van Delft als gezagvoerder gedurende:
* 1839-1843 van het fregat “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 aan de Kinderdijk te Alblasserdam, 490 ton o.m., varend voor reder C.Smit te Alblasserdam;
* 1841-1842 op de bark “Jonge Cornelis”(sic), gebouwd in 1840 te Alblasserdam, 346 ton o.m., varend voor Kuijper, van Dam & Smeer te Rotterdam;
* 1842 t/m 1845 op het fregat “Johannes Marinus”, gebouwd in 1841 te Elshout, 610 ton o.m., varend voor Hoogewerf & Chabot te Rotterdam;
* 1845 t/m 1854 van hetzelfde schip maar nu varend voor F.H. von Lindern te Rotterdam.
en J.van Delft Cz van
* 1850-1853 op de bark “Kon.Ned.Yachtclub”, gebouwd in 1849 te Elshout, 625 ton o.m., varend voor F.H.von Lindern te Alblasserdam;
* 1852 op de bark “Schelde”, gebouwd in 1851 te Zierikzee, 658 ton o.m., varend voor J.de Jonge & Keller te Zierikzee;
* 1853 op de bark “Souburg”, gebouwd in 1851 te Alblasserdam, 690 ton o.m., varend voor F.H.von Lindern te Alblasserdam;
* 1853-1855 op de bark “Voorwaarts”, gebouwd in 1852 te Alblasserdam, 706 ton o.m., varend voor C.G.van der Lee te Alblasserdam.
Er zijn overlappingen in gezagvoerderschap op de “Jonge Jan” en de “Jonge Cornelis” resp“ Johannes Marinus” en de “Koninklijke Nederlandsche Yachtclub” Kennelijk zijn er twee personen met dezelfde naam en was de een lid van Zeemanshoop en de ander van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart. De opgaven bij Bouma slaan kennelijk op de beide broeders met dezelfde namen Ik meen dat de opgaven uit de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001 de juiste zijn voor de hier behandelde Johannes Cornelis. De overlappingen zouden dan op conto van de andere kapitein Johannes Cornelis komen.
Overige bijzonderheden
“DE SCHELDE
De bark De Schelde had een grootte van 658 ton en werd gebouwd op de Commerciewerf door de bekwame bouwmeester C.Mak Cz. Op 1 februari 1851, ’s middags om half twaalf, werd de bark te water gelaten. Het schip behoorde tot de rederij De Jonge en Keller. Op 25 april 1851 vertrok het schip op zijn eerste reis naar Batavia, bevracht door de Nederlandsche Handelmaatschappij. Kapitein was Jan van Delft Corneliszoon. Tijdens deze eerste reis overleden twee lichtmatrozen … In januari 1852 was het schip weer terug in haar vertrouwde Scheldewateren. De volgende reis - in februari 1852 vertrok De Schelde naar Swansea en Hongkong - stond onder bevel van kapitein P.van Duijn. … “074.
L.H.Enklaar Reis door den Indischen Archipel, in: Aangeraakt door Insulinde, KITLV Uitgeverrij, Leiden, 1992 p. 22
Beschrijft de “Reis door den Indischen Archipel, in het belang der Evangelische zending.” door L.J. van Rhijn, Rotterdam: Wijt, 1851.
In het artikel van Enklaar staat op p. 22 de alinea:
“De uitreis vond plaats op 8 mei 1846 vanuit Hellevoetsluis op de ‘Johannes Marinus’ met een equipage van dertig man en Van Rhijn als enige passagier. De reis verliep vlot, net binnen honderd dagen naar Batavia. De dominee had zoveel invloed aan boord, dat er elke dag morgen- en avondgebed voor de bemanning door hem werd geleid, en elke zondag gepreekt, waarrbij de attractie was dat hij zelf het psalmen gezang op zijn accordeon begeleidde.”
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
H.B.L.Evers was met vlagnummer R321 in de periode 1851 t/m 1858 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1858 van de Maatschappij staat vermeld dat hij in 1858 is overleden. In het Jaarverslag 1859 staat in de Rekening van Ontvangst en Uitgaaf dat zijn weduwe in dat jaar een uitkering voor 14 maanden heeft ontvangen van f 210,99 voor haar en twee kinderen. Hieruit is te concluderen dat kapitein Evers in c oktober/november 1858 is overleden 058.
In het Jaarverslag 1863 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) is vermeld dat de weduwe H.B.L.Evers weer is gehuwd (en dus niet langer een ondersteuning van het College ontvangt)058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein H.B.L.Evers met vlagnummer R321 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1851 van de bark “Jonge Jan” 256 last varend voor C.Smit te Alblasserdam
* 1855 van de bark “Souburg” 361 last varend voor F.H. von Lindern te Alblasserdam
Bouman025 vermeldt L.Evers als gezagvoerder gedurende:
* 1852 op het fregat “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 aan de Kinderdijk te Alblasserdam, 490 ton o.m., varend voor reder C.Smit te Alblasserdam;
* 1854 t/m 1859 op de bark “Souburg”, gebouwd in 1851 te Alblasserdam, 690 ton o.m., varend voor F.H.von Lindern te Alblasserdam. Het schip is in 1859 gestoten bij Probolingo en gezonken.
Overige bijzonderheden
Geen