Familiegegevens en opleiding
Teunis van Rossen werd geboren op 11 november 1822 te Hellevoetsluis als zoon van de Nederlands Hervormde Cornelis Johannes van Rossen, bewaarder, en Hendrika Maria Jacoba Bouman. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Aert van Nesstraat Wijk 15 nr. 142.
Hij trouwde op 22 maart 1848 te Rotterdam met Helena Carolina Nieuwkamp, geboren op 23 februari 1824 te Grissee onder Soerabaja als dochter van de Rooms-Katholieke Johan Benjamin Nieuwkamp, wonende te Vierlingsbeek en Wilhelmina Christina ’t Hooft, wonende te Soerabaja.
Hij overleed te Rotterdam aan de van Oldenbarneveldstraat op 11 maart 1886005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
-
van Rossen was met vlagnummer R261 in de periode 1851 t/m 1886 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart, onderbroken in 1877 met vlagnummer R62058.
In de Jaargang 1878 van Sweijs021 (dit sloeg dus op ledenlijst uit 1877) staat onder nummer R261 ene G. van Bezey, terwijl daarvoor èn daarna bij dit nummer T. van Rossen is vermeld. Ook in het Jaarverslag 1877 van de Maatschappij058 staat G. van Bezey bij nummer R261. Kennelijk heeft van Bezey, die in 1878 overleed (zie aldaar), korte tijd dit nummer gedragen. Maar of van Rossen zijn lidmaatschap heeft onderbroken is niet bekend.
Een andere mogelijkheid is dat er sprake is van twee personen met de naam T. van Rossen. In dat geval zou de biografie hiervoor005 slaan op de tweede persoon, vanwege de overlijdendatum 1886.
T.van Rossen was in 1858, 1859, 1864, 1868 en 1880-1883 afwissellend commissaris en van 1884-1885 permanent commissaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1886 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1886 is overleden.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein T. van Rossen met vlagnummer R261 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1851, 1855 bark “Witte Cornsz de With” 293 last voor Pistorius & Bicker Carten te Rotterdam
* 1858, 1859 bark “Tollens” 376 last voor Pistorius & Bicker Carten te Rotterdam
* 1862 t/m 1867 fregat “Jedo” 399 last varend voor Bonke & Co te Rotterdam
* 1874 fregat “Bali” 649 last varend voor Bonke & Co te Rotterdam
* 1878, 1880 t/m 1883, 1885 geen vermelding van schip en reeder
In het Jaarverslag 1877 staat kapitein T. van Rossen met vlagnummer R62 in de ledenlijst als gezagvoerder maar zonder vermelding van schip en boekhouder058.
T.van Rossen was van 1856-1868 kapitein van het houten fregat “Jedo”, gebouwd in 1856 door W.van der Hoeven, te Schiedam, 753 ton, varende voor Bonke & Co te Rotterdam052
Bouma025 vermeldt T.van Rossen als gezagvoerder gedurende:
* 1852 t/m 1856 van de bark “Witte Cornelisz de Witt”, gebouwd in 1851 te Lekkerkerk, 558 ton o.m., varend voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam;
* 1857 t/m 1861 van de bark “Tollens”, gebouwd in 1856 te Hendrik Ido Ambacht, 711 ton o.m., varend voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam
* 1862 t/m 1868 van het 3/m schip “Jedo”, gebouwd in 1856 te Schiedam, 753 ton o.m., varend voor Bonke & Co te Rotterdam;
* 1870 t/m 1877 van het fregat “Bali”, ex Rothley, gebouwd in 1865 te Quebec, 1081 ton o.m., varend voor Bonke & Co te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
T.van Rossen verzorgde per 16 november 1857 vanuit Hellevoetsluis met de “Tollens” een transport van 7 officieren en 150 manschappen naar Indië. Hij arriveerde te Batavia op 18 februari 1858 na een reis van 94 dagen.
Hij vertrok op 10 mei 1861 vanuit Brouwershaven met de “Jedo” en 2 officieren plus 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 23 augustus 1861 na 105 dagen.
Op 26 juli 1863 ging hij vanuit Brouwershaven met de “Jedo” en 1 landmachtofficier naar Indië en arriveerde te Batavia op 16 november 1863 na 113 dagen065.
Er moet een scheepsportret bestaan van de bark “Witte Cornelisz de With” door Jacob Spin met daarop vlag R261 van kapitein van Rossen. Een afbeelding heb ik gezien in het Rotterdams Nieuwsblad van dinsdag 16 februari 1988 waarin een verhaal door scheepsjongen Dirk Kruijmel, die bij zijn oom Leonard Kruijmel (de opvolger van kapitein van Rosseen) op dit schip voer.
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
B.Verhagen was met vlagnummer R323 in de periode 1856 t/m 1874 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
B.Verhagen was in 1869 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1858 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij een schadevergoeding heeft gekregen van f 100,- vermoedelijk vanwege een ongeluk met zijn schip058
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van het College staat kapitein B.Verhagen met vlagnummer R323 als gezagvoerde in de ledenlijsten van058:
* 1858, 1859 van de bark “Bulgersteyn” 365 last varend voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam
* 1862 t/m 1867 van de bark “Tollens” 378 last varend voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam
Bouma025 vermeldt B.Verhagen als gezagvoerder gedurende:
* 1856 t/m 1857 van het schip “Vondel”, type niet genoemd, gebouwd in 1855 te Lekkerkerk, 590 ton o.m., varend voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam. Het schip is, gaande van Hartlepool naar Singapore, in een typhoon gezonken bij Paracellen. De bemanning werd, varend in een reddingsboot,, na 5 dagen gered door een Hamburger brik;
* 1859 t/m 1861 van de bark “Bulgersteyn”, gebouwd in 1852 te Lekkerkerk, 577 ton o.m., varend voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam;
* 1862 t/m 1867 van de bark “Tollens”, gebouwd in 1856 te Hendrik Ido Ambacht, 711 ton o.m., varend voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam;
* 1868 op hetzelfde schip maar nu varend voor J.H.van Santen te Krimpen aan de Lek.
Overige bijzonderheden
B.Verhagen vertrok op 27 mei 1861 van Hellevoetsluis met de “Tollens” en een detachement van 3 officieren en 25 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 17 september 1861 na een reis van 113 dagen. In St.George d’Elmina werden 125 Afrikaanse recruten aan boord genomen. Eén van hen overleed onderweg065.
Familiegegevens en opleiding
Haye/Hayke Muller werd geboren eind 18e eeuw in Oost-Friesland.
Hij overleed in februari 1879 aan boord van zijn schip de “Bastiaan Pot” op weg van Tjilatjap naar Rotterdam
“Müller kwam met een deel van zijn equipage merkwaardig aan zijn eind. In 1879 maakte de “Bastiaan Pot” een reis met een lading koffie van Tjilatjap naar Rotterdam. Een maand na vertrek werd zij op 11oZ.Br. en 102oO.L. (dus niet ver van Java) gepraaid en berichtte dat de equipage ziek was met koorts en dat de kapitein, 2de stuurman, timmerman en 7 matrozen waren gestorven. Hoe het schip de resi verder voortzette vermeldt het bericht van 11 Maart 1879 uit Batavia niet.052.
De schepen van de kapitein
H.J.Müller was van 1876-1879 kapitein van de houten bark “Bastiaan Pot”, gebouwd in 1863 bij de Gebr. B.Pot te Elshout, 728 ton, varend voor reder J.H.von Santen te Krimpen aan de IJssel052
Bouma025 vermeldt H.J. Muller (zie ook bij J.H.Muller)als gezagvoerder gedurende:
* 1867 t/m 1868 van de bark “Koophandel”, gebouwd in 1849 op de werf van Cornelis Smit te Dordrecht, 531 ton o.m., varend voor J.Smit Cz te Alblasserdam. Het schip werd in 1868 naar het buitenland verkocht;
* 1869 van de bark “Tollens”, gebouwd in 1856 op de werf van C, van Duyvendijk te Hendrik Ido Ambacht, 711 ton o.m., varend voor J.H.van Santen te Krimpen aan de Lek. Verongelukt in N.O.I.;
* 1871 t/m 1875 van de bark “Elisabeth Maria” ex Ida Elisabeth, gebouwd in 1856 te Kinderdijk, 724 ton o.m., varend voor J.H.van Santen te Krimpen aan de Lek;
* 1876 t/m 1879 van de bark “Bastiaan Pot”, gebouwd in 1863 op de werf van de Gebr. Pot te Elshout, 746 ton o.m., varend voor J.H.van Santen te Krimpen aan de Lek.
Overige bijzonderheden
“NRC 19-01-1870. Rotterdam, 18 januari 1870. Van Reuter’s agentschap ontvangen wij heden de navolgende dépêche: Batavia, 28 december 1869. Het schip TOLLENS, kapt. Mulder, heeft schipbreuk geleden. Het volk is gered”077.
NRC 29-01-1870. Amsterdam, 28 januari 1870. Volgens brief uit Batavia dd.14 december, was aldaar de vorige avond per telegram van Soerabaja het bericht ontvangen, dat het Nederlandse schip TOLLENS, kapt.Muller (ML: let op het verschil in schrijfwijze) van Saigon met rijst naar Yokohama, op Klein Solembo gestrand en met de lading totaal weg was. De kapitein, tweede stuurman en 7 matrozen waren met de boot te Soerabaja aangekomen en er zou de volgende dag een oorlogsschip naar de strandingsplaats vertrekken om de achtergebleven equipage af te halen.”077.
Op 11 maart 1879 staat in het Handelsblad:
Ned schip ,,Bastiaan Pot” met kapitein Muller van Tjilatjap met koffie naar Rotterdam na een maand reizen op 11°Z.Br /102°O.L. gepraaid equipage ziek aan de koorts 10 bemanningleden overleden waaronder de kapitein. Het schip keerde terug naar Batavia voor herstel en aanvulling van de bemanning. Volgens overlevering heeft kapitein Muller al uit Tjilatjap aan zijn reder laten weten dat iets met de lading koffie niet in orde was maar er moest toch geladen worden. Onderweg naar Rotterdam kwamen er giftige dampen uit de lading.
Onderweg overleden: Haye Jacob Muller, 2e stuurman J.Zorgdrager, timmerman J. Burggraaf en de matrozen en lichtmatrozen: V.Klyn, A.v.Heusden, Ipsen, Spinsen, M. Rijsenberg en J.Chernetick en een matroos naam onbekend.064
“Als Van Santen in 1877 komt te overlijden wordt V.d.Hoog benoemd tot reder, waaruit blijkt dat ook de aandeelhouders wel vertrouwen in hem hebben. In 1879 wordt voor f 25.500,- het fregatschip “Susanna Johanna” aangekocht en omgedoopt in “Lichtstraal”. In datzelfde jaar zou V.d Hoog bemerken dat ook het pad der reders niet altijd over rozen zou gaan, want op 11 maart 1879 berichtte het Handelsblad het volgende:
Batavia 11 maart 1879, Het Nederlandsche schip “Bastiaan Pot”, kapitein Muller van Tjilatjap met koffie naar Rotterdam, een maand reis hebbende is op 11oZ.Br.102oOL gepaaid met de equipage ziek aan boord. Koorts. De Kapitein, 2de stuurman, timmerman en zeven matrozen overleden.”
… Bovendien kwam daar later het bericht overheen dat het bergingsloon door arbitrage bepaald f 33.000, - moest bedragen. De oorzaak van deze catastrofe was waarschijnlijk te wijten aan het ontsnappen van giftige dampen uit de lading. Volgens overlevering had kapitein Muller daar vanuit Batavia zijn patroon al voor gewaarschuwd, maar V.d.Hoog besliste dat deze lading koffie toch geladen moest worden.
Van de Hoog ontfermde zich over het gezinnetje van kapitein Muller en haalde hun naar Krimpen. Bovendien werd V.d.Hoog voogd over het zoontje van Muller. De weduwe is later hertrouwd en de zoon is na enige mislukte zeereizen directeur geworden van een scheepswerfje in Krimpen a.d. Lek.
Willem Eerland “Rederijen A. van Santen en P.v/d/Hoog te Krimpen a.d. Lek. Van 1863 tot 1906”. Spiegel der Zeilvaart 10, december 1986 , p.8-12
Mast097 meldt:
“In 1870 werd de bark (Ida Elisabeth) op een publieke verkoping voor f 27.700,- van de hand gedaan. Zij voer vervolgens tot 1877 onder de naam ‘Elisabeth Maria’ voor partenrederij J.H. van Santen uit Krimpen aan de Lek.”
In het tijdschrift “De Zee” jaargang 2, p.185-191, 1880 staat een arbitrale uitspraak dd 04 juni 1879 betreffende een hulploon dat het schip “Bastiaan Pot” zou zijn verschuldigd aan het Engelse schip “Magnificent”.
De “Bastiaan Pot” onder bevel van kapitein H.J.Muller, was “na te Batavia, Bantam en Tjilatjap door de Factorij der Nederlandsche Handelsmaatschappij beladen te zijn met 4900 bossen rotting, 1404 schuitjes tin, 3 pakken rameh, 19 kisten indigo, 354 stuks huiden, 15463 balen koffie, op 4 Februari 1879 uit Tjilatjap … vertrokken met bestemming naar Nederland; “
In het volgende etmaal en op 7 februari begon bijkans de gehele equipage ziek te worden. Op 11 februari overleed de gezagvoerder en nam de 1e stuurman J.Krijgsman het gezag over. Dat gezag werd later te Batavia formeel bekrachtigd. Door deze ziekte onder de bemanningsleden werd het moeilijk zo niet onmogelijk om het schip te navigeren, vooral toen ook de tijdelijke gezagvoerder Krijgsman ernstig ziek werd. Het schip dreef rond en zo rond 23 februari werd en meekoersend Engelse schip, de “Magnificent” om hulp gevraagd. Deze zette een equipage van 6 man over, die het schip naar Batavia bracht.
Tijdens deze hulp werd geen afspraak gemaakt over de hoogte van het hulploon. De Engelsman eiste in Batavia f 200.000,- en Krijgsman bood f 4.000, -. Het geschil werd onderworpen aan een arbitrale uitspraak, die zich o.a. boog over de juridische aspecten en tenslotte besliste dat het hulploon kon worden bepaald op f 33.000,-
In hetzelfde tijdschrift jg 2, 1880 staat op de p.201-206 een “Rapport omtrent de medische inspectie ter reede van Batavia van het Nederlandsche schip “Bastiaan Pot” op 27 Juni 1879.”
Allereerst werd de reis tot aan het uitbreken van de ziekte beschreven. “Van af het vertrek uit Nederland tot nu toe had het scheepsvolk de beste gezondheid genoten en waren geen ernstige ziektegevallen aan boord voorgekomen. Reeds de 2e dag na het vertrek van Tjilatjap werden 5 man der equipage, waaronder de kapitein, aangetast door eene ziekte, waarvan hoofdpijn, duizelingen en een sterk gevoel van zwakte de eerste verschijnselen waren , en waarbij zich in het verdere verloop koorts voegde.” Een aantal bemanningsleden, waaronder de kapitein, overleden. Later, op weg naar Nederland, kwamen dezelfde verschijnselen terug en het schip werd teruggeleid naar Batavia.
De medische commissie onderzocht het schip en de verschillende ruimen. Er werd een muffe geur en broei annex schimmelvorming in de koffielading geconstateerd De provisie en de watervoorraad werd in orde bevonden. De commisie achtte de broei en schimmelvorming de oorzaak van de ziekte- en sterfgevallen. Een geopperde malariainfectie kwam de commissie als onwaarschijnlijk voor.
De commissie adviseerde het lossen van de koffielading en ontsmetting met chloor.
Het rapport verscheen ook in het Geneeskundig Tijdschrift van Nederlands-Indië.
Een verslag, gebaseerd op de artikelen in het tijdschrift “De Zee” verscheen ook in “Cornelis Douwes” ( Orgaan van de Vereniging van Oud-leerlingen der Zeevaartschool Terschelling) , nummer 6 , juni 1863.
Haye Muller kreeg op 13 mei 1876 een diploma plus zilveren medaille voor zijn journalen met metereologisch waarnemingen op ze. De documenten zijn nog in bezit van de familie.064.