Inloggen
IDA ELISABETH - ID 15127


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1856-09-05 / 1900-10-00 | Reden uitgevlagd: Verkocht naar het buitenland

Identification Data

Bouwjaar: 1856
Classification Register: Bureau Veritas (BV)
Categorie: Passenger-/cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Bark
Masten: Three masts
Material Hull: Wood, oak, sheathed with copper
Dekken: 2
Construction Data

Scheepsbouwer: firma J. & K. Smit, Kinderdijk, Zuid-Holland, Netherlands
Date Laid Down: 1855-03-15
Launch Date: 1856-05-21
Delivery Date: 1856-06-05
Technical Data

Gross Tonnage: 382.00 lasts
Gross Tonnage 2: 724.00 tons (oude meting)
 
Length 1: 41.18 Meters Registered
Beam: 7.05 Meters Registered
Depth: 5.61 Meters Registered
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1856
Datum agenda: 1856-09-27
Register nr: 18560833
Scheepsnaam: IDA ELISABETH
Type: Bark
Lasten: 382
Gebouwd in binnen- of buitenland: Binnenlands
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Ruys J.D. Zn., W.
Plaats: niet gemeld
Kapitein op moment van verzoek: Kramer, H.
Opmerkingen: eerste zeebrief

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1856-06-05 IDA ELISABETH
Manager: Willem Ruys Jan Danielszn., Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Partenrederij onder boekhouderschap van genoemde manager, Rotterdam, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands

Date/Name Ship 1861-01-01 IDA ELISABETH
Manager: Firma Wm Ruys & Zonen, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Partenrederij onder boekhouderschap van genoemde manager, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: PCGT

Date/Name Ship 1870-05-31 ELISABETH MARIA
Manager: Johann Hermann von Santen, Krimpen aan de Lek, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Johann Hermann von Santen, Krimpen aan de Lek, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Krimpen aan de Lek / Netherlands
Callsign: NPQG
Additional info: aangekocht voor NLG 27.700,-

Date/Name Ship 1877-01-00 KOOPHANDEL
Manager: Nicolaas Brantjes, Purmerend, Noord-Holland, Netherlands
Eigenaar: Nicolaas Brantjes, Purmerend, Noord-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Purmerend / Netherlands
Callsign: PHNF
Additional info: uit de hand gekocht

Date/Name Ship 1900-00-00 KOOPHANDEL
Manager: K.J.R. Holmström, Abö, Russia
Eigenaar: K.J.R. Holmström, Abö, Russia
Shareholder:
Homeport / Flag: Abö / Russia
Callsign: TFWN
Additional info: Off.nr. 358; in 1907 verkocht naar buiten Finland

Ship Events Data

1857-12-16: Collision
Rotterdam, 16 december. Volgens telegrafisch bericht van Portsmouth van heden morgen, is aldaar met verlies van fokkera en met schade aan de boeg, binnengelopen het Nederlandse barkschip IDA ELIZABETH (opm: IDA ELISABETH), kapt. H. Kramer, van Passaroeang naar Rotterdam. Het schip bekwam die schade in een aanzeiling met een Franse schoener. De IDA ELIZABETH was dicht gebleven.
1858-05-04: Collision
Rotterdam, 10 mei. Volgens telegrafisch bericht uit Cadix van 9 dezer, had het Nederlandse barkschip IDA ELISABETH, kapt. H. Kramer, van Cardiff naar Batavia bestemd, de 4e dezer, 's middernachts, de mailstoomboot CANDACE aangezeild, welke dientengevolge was gezonken. De boeg van de IDA ELISABETH werd daarbij ingevaren en het schip bekwam verder zulke belangrijke schade, dat het niet doenlijk was de reis te vervolgen, hetgeen door de equipage dan ook geweigerd werd. Om deze redenen was men te Cadix binnengelopen om de schade te herstellen. (opm: zie NRC 120558 en 180558)
1877-01-00: Sale/Verkoop
NRC 300177
Verkochte schepen. Het Nederlandse barkschip ELISABETH MARIA, groot 724 tons, gebouwd in 1856, is door de makelaar Ed. C. A. Koli uit de hand verkocht aan de heer N. Brantjes, te Purmerend, en zal thans genaamd worden KOOPHANDEL.
1886-10-23: Sprang a leak
Elseneur, 23 oktober 1886. Het schip KOOPHANDEL, kapt. F.A. Ekamp, van Rauma naar Purmerend, is hier zwaar lek binnengelopen.
1892-07-12: Sprang a leak
Nieuwediep, 12 juli 1892. Het barkschip KOOPHANDEL liep hier lek binnen.
1897-09-14: Sprang a leak
Elseneur, 14 september 1897. Het Nederlandse barkschip KOOPHANDEL, kapt. Ekamp, van Sundvall naar Amsterdam, is hier lek en met verlies van de deklast binnengelopen, hebbende met hevige storm te kampen gehad.
1899-11-26: Op reis met een lading hout van Kotka naar Amsterdam is de KOOPHANDEL, kapt. F. Ekamp op 26 november 1899 tijdens hevige sneeuwstorm en strenge vorst gestrand bij de ingang van de haven van Reval (opm: Tallinn). Het schip werd eerst op 28 augustus 1900 vlot gebracht en in zeer beschadigde toestand te Reval binnengesleept. Daar pas in oktober 1900 afgekeurd en verkocht; hersteld en weer in de vaart.
1907-00-00: De Finse bark KOOPHANDEL werd in 1907 naar buiten Finland verkocht.

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Hendrik Kramer werd geboren op 16 mei 1816 te Terschelling als zoon van Hendrik Alkes Kramer en Trijntje Jans Visser. Hendrik trouwde op 26 mei 1849 te Wymbritseradeel als koopvaardijkapitein met Janke Gerbens Aukes, geboren op 22 oktober 1821 te Woudsend als dochter van de koopman Gerben Jans Aukes en Popkjen Hylkes Tromp. Janke overleed op 05 juni 1863 te Wymbritseradeel, 41 jaar, winkeliersche

 
 

bron: Leeuwarder Courant 1 juni 1849

 

bron: Leeuwarder Courant 26 juni 1863

 

 

 

      "Kapitein Kramer begint zijn zeemansloopbaan op twaalfjarige leeftijd en monstert dan als kajuitsjongen op de kof "Monnikendam". (onder kapitein Volkert Hendriks Kramer- zie aldaar). In 1835 zien we hem als 2e stuurman en een jaar later als onderstuurman aan boord van "De Jonge Jacob", kapitein V.H.Kramer. Met deze kapitein gaat hij in 1837 over op de schoenerkof "Amstel". Hij is dan 21 jaar. Mogelijk heeft hij daarna nog op andere schepen gevaren tot hij in 1849 wordt aangesteld als kapitein. Hij krijgt dan achtereenvolgens het bevel over de volgende schepen:

1849-1853                  "Watergeus", gebouwd in 1849 op de werf van Jan Smit Fopz. (Bekend is zijn snelle reis met dit schip van Liverpool naar Sydney in 88 dagen). (uit o.a. Bouma025 maar ook andere bronnen was de kapitein van dit schip NIET Hendrik H. maar Willem Hendrik Kramer – zie aldaar.

1853-1856                  Het barkschip "Whampoa", 244 last (462 ton) ... tewaterlating ... op 7 juni 1848 ... voor rekening van de reder Wm.Ruys J.D.zn te Rotterdam en ... bestemd voor de vaart op China en Brits-Indië. ...

1856-1859                  Het barkschip "Ida Elisabeth", 382 last (724 ton). Dit schip liep 21 mei 1856 van stapel bij J.en K.Smit te Kinderdijk. In 1870 verkocht ... en herdoopt als "Elisabeth en Maria", in 1877 als "Koophandel" en in 1890 afgekeurd en gesloopt.

1861-1863                  s.s."Palembang", 117 last (221 ton), gebouwd in 1857. Reder W.J.Cores de Vries te Batavia, later te Soerabaja. ...

1864-1865                  s.s."Oengaran" (ex "Semarang" 223 last (422 ton), gebouwd in 1846 te Feyenoord. ... Reder W.J.Cores de Vries te Soerabaja ... in 1867 gesloopt."

"De "Ida Elisabeth" was, zoals de meeste schepen in die tijd van de rederij Wm.Ruys, tevens ingericht voor het vervoer van passagiers. Er was namelijk toen een vrij geregeld passagiersvervoer op Nederlands Oost-Indië en wel van officieren met hun gezinnen alsook van regeringsambtenaren, die voor kortere of langere tijd in de Oost werden gedetacheerd."010-p.53/56.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

H.Kramer was met vlagnummer R385 in de periode 1853 t/m 1864 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscolege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1864 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij heeft bedankt als effectief lid058.

 

De schepen van de kapitein

H.Kramer was van 1856-1859 de eerste gezagvoerder van het campagne-barkschip "Ida Elisabeth (II)", 724 ton, gebouwd in 1855/1856 bij J.& K.Smit te Kinderdijk voor W.Ruys J.Dz. te Rotterdam. "... mei 1858 aanvaring met mailschip Candace, laatstgenoemd schip zonk; de Ida Elisabeth bereikt Cadiz als noodhaven met ingedeukte voorsteven en 50 geredden van de Candace...024 en 025.

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein H.Kramer met vlagnummer R385 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*    1855                       van de bark “Whampoa”                   246 last       varend voor W.Ruys J.Dz te Rotterdam

*    1858                       van de bark “Ida Elizabeth”              380 last       varend voor W.Ruys J.Dz te Rotterdam

*    1859                       geen vermelding van schip en boekhouder

*    1862, 1863            van het ss. “Prins van Oranje”             ? last         varend voor Cores de Vries te Batavia

 

 

Bouma025 vermeldt H.(H.)Kramer als gezagvoerder gedurende:

*    1854 t/m 1856 van de bark “Whampoa”, gebouwd in 1848 te Slikkerveer, 462 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam;

*    1857 t/m 1859 op de bark “Ida Elisabeth”, gebouwd in 1856 te Kinderdijk, 724 ton o.m., varend voor Wm.Ruys JDz te Rotterdam.

Bouma vermeldt geen gegevens van schepen die voeren onder de vlag van een reederij in Nederlands Oost-Indië, dus niet van de “Prins van Oranje” en de “Oengaran”. Wellicht in Sweys021 of in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaar001..

 

Overige bijzonderheden

Mast097 meldt:

“Het schip (Koophandel) werd begin 1857 in de vaart gekomen bij rederij W.Ruys J Dzn in Rotterdam onder de naam “Ida Elisabeth”. De scheepsbouwers van J. & K.Smit te Kinderdijk hadden er bij de bouw in 1856 nog een hele kluif aan gehad, want het schip was bestemd voor de vaart op Indië. De zware ladingen uit de Oost, zoals koffie, suiker en tin maakten een romp met scherpe lijnen onmogelijk daar anders de stabiliteit te zeer negatief zou worden beïnvloed. Een extra complicatie was voor de scheepsbouwers de eis van de reder geweest voor grote luikhoofden, aangezien in Indië het gebruik van stoommachines ook toenam en op elke uitreis het grootste deel der lading uit machineriën bestond. De eiken scheepshuid was geheel voorzien van koperbeslag en de bark was uitgerust met een tweetal bliksemafleiders.

Het schip kwam op haar eerste uitreis in aanzeiling met een Franse schoener, en het jaar er op in aanvaring met de mailstoomboot “Candace”, waarbij op de mailboot 7 doden te betreuren vielen. De overige jaen voer zij zeer gelukkig. In 1866 werd op de Atlantische Oceaan kapitein Casey na 28(!) dagen van het wrak van de Engelse bark ‘Jane Lauden’ gered.”

 

De campagnebark “Ida Elisabeth”

“…werd in 1855/1856 gebouwd als een houten 3-mast bark met een tussendek. De bark was ontworpen voor de vaart op Indië. De zware ladingen uit de Oost, zoals koffie, suiker en tin maakte een romp met scherpe lijnen onmogelijk daar anders de stabiliteit te zeer negatief zou worden beïnvloed. Een extra complicatie was voor de scheepsbouwer de eis van de reder voor grote luikhoofden, aangezien in Indië het gebruik van stoommachines ook toenam en op elke uitreis het grootste deel der lading bestond uit machineriën.” De eigenaar/reder was W.Ruys J.Dzn te Rotterdam en de kapiteins waren H.Kramer (1857-1859), C.Kramers (1859-1860), W.Dooren (1860-1864), C.Janses (1864-1865), W.Dooren (1865-1870).097-p144.

 

H.Kramer vertrok per 07 oktober 1859 van Brouwershaven met de “Ida Elisabeth” en 1 landmachtsoldaat. Hij arriveerde te Batavia op 21 januari 1860 na een reis van 106 dagen065*.

 

 

Datum vanaf: 1856
Kapitein: Kramer, Hendrik Hendrikz

Familiegegevens en opleiding

Willem Dooren werd geboren c. 1828 te Dordrecht als zoon van Servaas Dooren en Johanna Magdalena Tarmond. Hij woonde te Dordrecht.

Hij trouwde te Rotterdam op 31 augustus 1853 met Bernardina Nolte, geboren te Rotterdam c. 1832 als dochter van Hendrik Nolte, koopvaardijkapitein, en Jacoba Stroober.005.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

W.Dooren was met vlagnummer R202 in de periode 1860 t/m 1871 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein W.Dooren met vlagnummer R202 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

      *    1862 t/m 1867        van de bark “Ida Elisabeth”           380 last        W.Ruys & Zonen te Rotterdam

 

Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:

W.Doore (zonder –n)             Ida Elisabeth                            november 1860          27 augustus 1861

 

Bouma025 vermeldt W.Dooren als gezagvoerder gedurende:

*    1861 t/m 1870 van de bark “Ida Elisabeth”, gebouwd in 1856 te Kinderdijk, 724 ton o.m., varend voor Wm. Ruys JDz te Rotterdam. Het schip werd in 1870 verkocht aan J.H.van Santen te Krimpen aan de Lek en herdoopt in “Elisabeth Maria”, varend onder kapitein H.J.Müller.

 

Overige bijzonderheden

“Het schip (Koophandel) was begin 1857al in de vaart gekomen bij rederij W.Ruys J Dzn in Rotterdam onder de naam “Ida Elisabeth”. De scheepsbouwers van J. & K.Smit te Kinderdijk hadden er bij de bouw in 1856 nog een hele kluif aan gehad, want het schip was bestemd voor de vaart op Indië. De zware ladingen uit de Oost, zoals koffie, suiker en tin maakten een romp met scherpe lijnen onmogelijk daar anders de stabiliteit te zeer negatief zou worden beïnvloed. Een extra complicatie was voor de scheepsbouwers de eis van de reder geweest voor grote luikhoofden, aangezien in Indië het gebruik van stoommachines ook toenam en op elke uitreis het grootste deel der lading uit machineriën bestond.

Het schip kwam op haar eerste uitreis (onder kapitein H.Kramer) in aanzeiling met een Franse schoener, en het jaar er op in aanvaring met de mailstoomboot “Candace”, waarbij op de mailboot 7 doden te betreuren vielen.

De overige jaren voer zij zeer gelukkig, waarbij in 1866 op de Atlantische Oceaan kapitein Casey na 28 dagen (!) van het wrak van de Engelse bark “Jane Lauden” werd gered.

In 1870 werd de bark op een publieke verkoping voor fl. 27.700.00 van de hand gedaan”

Uit het concept-hoofdstuk 5 “Onder zeil en stoom” Samengesteld in september 2000 door de heer R.K.Mast, Oud-Havenmeester Delfzijl/Eemshaven”.

 

“1866 Kapitein Casey van het wrak van de Engelse bark “Jane Lauden” gered op 45o50’N 16o04’W. De kapitein had zich op de grote mast vastgebonden en had bij zijn redding reeds 28 dagen geen voedsel gehad. De rest van de bemanning was reeds overleden. Kapitein Dooren ontving in augustus 1867 van de Engelse Regering een kostbaar sextant voor deze redding.”

Ongepubliceerde gegevens samengesteld in september 2000 door de heer R.K.Mast, Oud-Havenmeester Delfzijl/Eemshaven. Verkregen door bemiddeling van de heer K.Suyk te Heiloo.I

Een uitgebreid en wat geromantiseerd verslag van deze gebeurtenis verscheen begin februari 1866 in afleveringen in de Harlinger Courant en was overgenomen uit de Rotterdamsche Courant. Zie ook Mast097-p.144.

 

Zierikzeesche Courant dd 20 februari 1864

Op 17 februari 1864 kwam te Brouwershaven binnen de “Ida Elisabeth” onder kapiten W.Dooren van Batavia naar Rotterdam . Als passagiers waren aan boord de heren W.Lammerts van Toorenburg en dochter; Graafland, echtgenoot, kinderen en een inl. bediende en Meijsenheim Knipschaar, echtgenoot, kinderen en neef.

 

 

Datum vanaf: 1860
Kapitein: Dooren, Willem

Familiegegevens en opleiding

Haye/Hayke Muller werd geboren eind 18e eeuw in Oost-Friesland.

Hij overleed in februari 1879 aan boord van zijn schip de “Bastiaan Pot” op weg van Tjilatjap naar Rotterdam

 

“Müller kwam met een deel van zijn equipage merkwaardig aan zijn eind. In 1879 maakte de “Bastiaan Pot” een reis met een lading koffie van Tjilatjap naar Rotterdam. Een maand na vertrek werd zij op 11oZ.Br. en 102oO.L. (dus niet ver van Java)  gepraaid en berichtte dat de equipage ziek was met koorts en dat de kapitein, 2de stuurman, timmerman en 7 matrozen waren gestorven. Hoe het schip de resi verder voortzette vermeldt het bericht van 11 Maart 1879 uit Batavia niet.052.

 

De schepen van de kapitein

H.J.Müller was van 1876-1879 kapitein van de houten bark “Bastiaan Pot”, gebouwd in 1863 bij de Gebr. B.Pot te Elshout, 728 ton, varend voor reder J.H.von Santen te Krimpen aan de IJssel052

 

Bouma025 vermeldt H.J. Muller (zie ook bij J.H.Muller)als gezagvoerder gedurende:

*    1867 t/m 1868 van de bark “Koophandel”, gebouwd in 1849 op de werf van Cornelis Smit te Dordrecht, 531 ton o.m., varend voor J.Smit Cz te Alblasserdam. Het schip werd in 1868 naar het buitenland verkocht;

*    1869 van de bark “Tollens”, gebouwd in 1856 op de werf van C, van Duyvendijk te Hendrik Ido Ambacht, 711 ton o.m., varend voor J.H.van Santen te Krimpen aan de Lek. Verongelukt in N.O.I.;

*    1871 t/m 1875 van de bark “Elisabeth Maria” ex Ida Elisabeth, gebouwd in 1856 te Kinderdijk, 724 ton o.m., varend voor J.H.van Santen te Krimpen aan de Lek;

*    1876 t/m 1879 van de bark “Bastiaan Pot”, gebouwd in 1863 op de werf van de Gebr. Pot te Elshout, 746 ton o.m., varend voor J.H.van Santen te Krimpen aan de Lek.

 

 

Overige bijzonderheden

“NRC 19-01-1870. Rotterdam, 18 januari 1870. Van Reuter’s agentschap ontvangen wij heden de navolgende dépêche: Batavia, 28 december 1869. Het schip TOLLENS, kapt. Mulder, heeft schipbreuk geleden. Het volk is gered”077.

NRC 29-01-1870. Amsterdam, 28 januari 1870. Volgens brief uit Batavia dd.14 december, was aldaar de vorige avond per telegram van Soerabaja het bericht ontvangen, dat het Nederlandse schip TOLLENS, kapt.Muller (ML: let op het verschil in schrijfwijze) van Saigon met rijst naar Yokohama, op Klein Solembo gestrand en met de lading totaal weg was. De kapitein, tweede stuurman en 7 matrozen waren met de boot te Soerabaja aangekomen en er zou de volgende dag een oorlogsschip naar de strandingsplaats vertrekken om de achtergebleven equipage af te halen.”077.

 

Op 11 maart 1879 staat in het Handelsblad:

Ned schip ,,Bastiaan Pot” met kapitein Muller van Tjilatjap met koffie naar Rotterdam na een maand reizen op 11°Z.Br /102°O.L. gepraaid equipage ziek aan de koorts  10 bemanningleden overleden waaronder de kapitein. Het schip keerde terug naar Batavia voor herstel en aanvulling van de bemanning. Volgens overlevering heeft kapitein Muller al uit Tjilatjap aan zijn reder laten weten dat iets met de lading koffie niet in orde was maar er moest toch geladen worden. Onderweg naar Rotterdam kwamen er giftige dampen uit de lading.

Onderweg overleden: Haye Jacob Muller, 2e stuurman J.Zorgdrager, timmerman J. Burggraaf en de matrozen en lichtmatrozen: V.Klyn, A.v.Heusden, Ipsen, Spinsen, M. Rijsenberg en J.Chernetick en een matroos naam onbekend.064

 

“Als Van Santen in 1877 komt te overlijden wordt V.d.Hoog benoemd tot reder, waaruit blijkt dat ook de aandeelhouders wel vertrouwen in hem hebben. In 1879 wordt voor f 25.500,- het fregatschip “Susanna Johanna” aangekocht en omgedoopt in “Lichtstraal”. In datzelfde jaar zou V.d Hoog bemerken dat ook het pad der reders niet altijd over rozen zou gaan, want op 11 maart 1879 berichtte het Handelsblad het volgende:

             Batavia 11 maart 1879, Het Nederlandsche schip “Bastiaan Pot”, kapitein Muller van Tjilatjap met koffie naar Rotterdam, een maand reis hebbende is op 11oZ.Br.102oOL gepaaid met de equipage ziek aan boord. Koorts. De Kapitein, 2de stuurman, timmerman en zeven matrozen overleden.”

 … Bovendien kwam daar later het bericht overheen dat het bergingsloon door arbitrage bepaald f 33.000, -  moest bedragen. De oorzaak van deze catastrofe was waarschijnlijk te wijten aan het ontsnappen van giftige dampen uit de lading. Volgens overlevering had kapitein Muller daar vanuit Batavia zijn patroon al voor gewaarschuwd, maar V.d.Hoog besliste dat deze lading koffie toch geladen moest worden.

Van de Hoog ontfermde zich over het gezinnetje van kapitein Muller en haalde hun naar Krimpen.  Bovendien werd V.d.Hoog voogd over het zoontje van Muller. De weduwe is later hertrouwd en de zoon is na enige mislukte zeereizen directeur geworden van een scheepswerfje in Krimpen a.d. Lek.

Willem Eerland “Rederijen A. van Santen en P.v/d/Hoog te Krimpen a.d. Lek. Van 1863 tot 1906”. Spiegel der Zeilvaart 10, december 1986 , p.8-12

 

Mast097 meldt:

“In 1870 werd de bark (Ida Elisabeth) op een publieke verkoping voor f 27.700,- van de hand gedaan. Zij voer vervolgens tot 1877 onder de naam ‘Elisabeth Maria’ voor partenrederij J.H. van Santen uit Krimpen aan de Lek.”

 

In het tijdschrift “De Zee” jaargang 2, p.185-191, 1880 staat een arbitrale uitspraak dd 04 juni 1879 betreffende een hulploon dat het schip “Bastiaan Pot” zou zijn verschuldigd aan het Engelse schip “Magnificent”.

De “Bastiaan Pot” onder bevel van kapitein H.J.Muller, was “na te Batavia, Bantam en Tjilatjap door de Factorij der Nederlandsche Handelsmaatschappij beladen te zijn met 4900 bossen rotting, 1404 schuitjes tin, 3 pakken rameh, 19 kisten indigo, 354 stuks huiden, 15463 balen koffie, op 4 Februari 1879 uit Tjilatjap … vertrokken met bestemming naar Nederland; “

In het volgende etmaal en op 7 februari begon bijkans de gehele equipage ziek te worden. Op 11 februari overleed de gezagvoerder en nam de 1e stuurman J.Krijgsman het gezag over. Dat gezag werd later te Batavia formeel bekrachtigd. Door deze ziekte onder de bemanningsleden werd het moeilijk zo niet onmogelijk om het schip te navigeren, vooral toen ook de tijdelijke gezagvoerder Krijgsman ernstig ziek werd. Het schip dreef rond en zo rond 23 februari werd en meekoersend Engelse schip, de “Magnificent” om hulp gevraagd. Deze zette een equipage van 6 man over, die het schip naar Batavia bracht.

Tijdens deze hulp werd geen afspraak gemaakt over de hoogte van het hulploon. De Engelsman eiste in Batavia f 200.000,- en Krijgsman bood f 4.000, -. Het geschil werd onderworpen aan een arbitrale uitspraak, die zich o.a. boog over de juridische aspecten en tenslotte besliste dat het hulploon kon worden bepaald op f 33.000,-

 

In hetzelfde tijdschrift jg 2, 1880 staat op de p.201-206 een “Rapport omtrent de medische inspectie ter reede van Batavia van het Nederlandsche schip “Bastiaan Pot” op 27 Juni 1879.”

Allereerst werd de reis tot aan het uitbreken van de ziekte beschreven. “Van af het vertrek uit Nederland tot nu toe had het scheepsvolk de beste gezondheid genoten en waren geen ernstige ziektegevallen aan boord voorgekomen. Reeds de 2e dag na het vertrek van Tjilatjap werden 5 man der equipage, waaronder de kapitein, aangetast door eene ziekte, waarvan hoofdpijn, duizelingen en een sterk gevoel van zwakte de eerste verschijnselen waren , en waarbij zich in het verdere verloop koorts voegde.” Een aantal bemanningsleden, waaronder de kapitein, overleden. Later, op weg naar Nederland, kwamen dezelfde verschijnselen terug en het schip werd teruggeleid naar Batavia.

De medische commissie onderzocht het schip en de verschillende ruimen. Er werd een muffe geur en broei annex schimmelvorming in de koffielading geconstateerd De provisie en de watervoorraad werd in orde bevonden. De commisie achtte de broei en schimmelvorming de oorzaak van de ziekte- en sterfgevallen. Een geopperde malariainfectie kwam de commissie als onwaarschijnlijk voor.

De commissie adviseerde het lossen van de koffielading en ontsmetting met chloor.

Het rapport verscheen ook in het Geneeskundig Tijdschrift van Nederlands-Indië.

 

Een verslag, gebaseerd op de artikelen in het tijdschrift “De Zee” verscheen ook in “Cornelis Douwes” ( Orgaan van de Vereniging van Oud-leerlingen der Zeevaartschool Terschelling) , nummer 6 , juni 1863.

 

Haye Muller kreeg op 13 mei 1876 een diploma plus zilveren medaille voor zijn journalen met metereologisch waarnemingen op ze. De documenten zijn nog in bezit van de familie.064.

 

 

Datum vanaf: 1870
Kapitein: Muller/Müller, Haye Jacob.

Familiegegevens en opleiding

Freerk Ekamp werd geboren op Schiermonnikoog op 26 mei 1830 als zoon van kapitein Albert Tjerk Ekamp en Aukje Freerks Koster.

Hij trouwde op 19 oktober 1853 te Schiermonnikoog als gezagvoerder met Elisabeth Melles Fenenga, geboren te Schiermonnikoog op 25 december 1834 als dochter van Melle Jans Fenenga en Johanna Edzerds Leensma. Het gezin zou ook in Den Helder hebben gewoond. Elisabeth overleed op 25 juni 1907 te Purmerend aan de Purmerweg, Wijk G, nr. 13.

Freerk Albert overleed op 13 juni 1914 te Purmerend aan de Gouw, Wijk C, nr.232 als weduwnaar van Elisabeth Feninga..

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

F.A.Ekamp was met vlagnummer 84 in de periode 1868 t/m 1917 lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”.

Hij was met vlagnummer 7 in de periode 1877 t/m 1894  lid van het Helderse zeemanscollege “Goede Bedoeling”.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt F.A.Ekamp als gezagvoerder gedurende:

*    1868 t/m 1869 van de brik “Martha Theresia”, gebouwd in 1860 te Risør, 270 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend. Het schip werd in 1869 verkocht naar Noord-Duitsland (Bouma);

*    1870 t/m 1873 van de brik “Louisa”, van stapel gelopen op 11 april 1855 op de werf “De Vrede” voorheen “Hollandia”van Blok & Mathijsen te Amsterdam, 283 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend. Het schip werd in 1874 verkocht aan kapitein E.T.Bos te Delfzijl en herdoopt in “Trijntje Geziena” (Bouma);

*    1876 t/m 1877 van de bark “A.R.Falck, gebouwd in 1846 bij C.Smit te Alblasserdam, 651 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;

*    1877 t/m 1900 op de houten gekoperde bark “Koophandel”, ex Elisabeth Maria, ex Ida Elisabeth, gebouwd in 1856 te Kinderdijk, 724 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend. Het schip strandde op 31 oktober 1899 bij Reval en werd in 1900 afgekeurd (Sweys).

 

Een portret van de bark “Martha Theresia”, staat op p. 155 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009, 444 pp. Het origineel is in bezit van Ch.F.Ellis.

 

Overige bijzonderheden

Mast097-p25 en volgende vermeldt

“Het schip (Koophandel) was begin 1857 al in de vaart gekomen bij rederij W.Ruys J Dzn in Rotterdam onder de naam “Ida Elisabeth”. De scheepsbouwers van J. & K.Smit te Kinderdijk hadden er bij de bouw in 1856 nog een hele kluif aan gehad, want het schip was bestemd voor de vaart op Indië. De zware ladingen uit de Oost, zoals koffie, suiker en tin maakten een romp met scherpe lijnen onmogelijk daar anders de stabiliteit te zeer negatief zou worden beïnvloed. Een extra complicatie was voor de scheepsbouwers de eis van de reder geweest voor grote luikhoofden, aangezien in Indië het gebruik van stoommachines ook toenam en op elke uitreis het grootste deel der lading uit machineriën bestond.”

“In 1870 werd de bark op een publieke verkoping voor f 27.700,- van de hand gedaan. Zij voer vervolgens tot 1877 onder de naam ‘Elisabeth Maria’ voor de partenrederij J.H. van Santen uit Krimpen aan de Lek. In dat laatste jaar werd … (het schip) aangekocht door de welbekende rederij N.Brantjes uit Purmerend en kreeg deze inmiddels wat bejaarde dame de naam ‘Koophandel’. … Zij sleet de daaropvolgende jaren haar leven overwegend in de houtvaart, waarvoor de bark door haar grote luikhoofden uitermate geschikt was. Kapitein F.A.Ekamp voerde het schip reeds vanaf 1877(!) wn zou ook op de voorgenomen reis in 1898 het gezag bekleden”

In dit hoofdstuk 5 komt een beschrijving voor van de reis door de matroos J.T.Bogeholt (grootvader van de echtgenoot van de heer Mast) op de “Koophandel” op 20 april 1898 van Amsterdam. Auteur Mast heeft aan de hand van berichten in “Zeetijdingen” uit de Eemsbode en het relaas van matroos Bogeholt het vaartraject in 1898 kunnen reconstrueren. Het schip vertrok met een volle lading cokes van Amsterdam naar Kroonstad, en vandaar met een lading hout via Wyborg, Gravesend naar Londen. Terug in Amsterdam op 24 augustus 1898 vertrok matroos Bogenholt naar Elsfleth.

In de Eembode staat onder de rubriek Zeetijdingen het volgende bericht ontleend aam Mast 097-p.27:

“Kroonstad 12 Mei (1898). Swart  IJmuiden, v Geestemunde, den 13den Steffens Jan & Carel, v. Amsterdam, den 14den Visser George Washington, v. Geestenmunde, Wielema Magdalena v. idem, Ekamp Koophandel, v.Amsterdam, alles wel.”

 

 

En in Concept Hoofdstuk 6 staat de volgende passage(zie inmiddels ook Mast097.

“Kapitein F.A.Ekamp strandde met de - reeds met gezaagd hout volbeladen - 3-mast bark “Koophandel” op 31 october 1899 tijdens een vliegende Westerstorm op de kust nabij Reval. Kortheidshalve wordt hier verwezen naar bijlage 2 in dit boek. Het schip werd in 1900 voor de assuradeuren uiteindelijk een “constructive total loss”.

 

“1899-1900: Schip met volle lading gezaagd hout, onder kapitein F.A.Ekamp, op 31 okt 1899 tijdens vliegend stormweer gestrand nabij Reval (Tallinn/Estland). De ongelijke strijd van de “Koophandel” is het beste af te leiden uit de onderstaande berichten in de Zeetijdingen-rubriek van het “Nieuwsblad van het Noorden”.

1899

Reval, 28 Nov. Door den westelijken storm die alhier woedt is zooveel zand aangespoeld, dat de negentien voet diep liggende Nederl. bark Koophandel nog slecht negen voet water om zich heeft. Men vreest dat het schip door den zwaren zeegang gebroken is. De equipage bestaat uit kapitein Ekamp en twaalf man. Wegens de hooge zee kon de reddingsboot het station brigitten niet verlaten. Kapt. Ekamp, die aan land wilde gaan, om het vereischte inzake de berging van het schip te bewerkstelligen, verliet het schip daarom in eigen boot; deze werd echter op het strand geworpen. Twee van de druipnat aangekomen matrozen worden te Brigitten verpleegd, terwijl de kapitein met den anderen matroos zich naar de stad begaven naar den Nederlandschen consul, die zich hun lot aantrok. Bij den aanhoudenden westelijken storm is het schip van landzijde onbereikbaar en kan ook de zich nog aan boord bevindenden equipage het schip niet verlaten.

Reval, 11 Dec. Met het bergen der lading van het Nederl. Schip Koophandel heeft men, nadat de storm is bedaard, een aanvang gemaakt. Gisteren werd de eerste schuit met lading hier aangebracht.

Reval, 23 Dec. Met de berging der lading van het Nederl. Schip Koophandel is men thans zoover gevorderd, dat nog slechts een klein gedeelte der lading planken aan boord is. Het schip zit thans 4 voet diep in het zand. Men zal met hoog water trachten het schip af te brengen.

1900

Amsterdam, 30 Aug. Volgens heden uit Reval ontvangen telegram is het Nederl. Barkschip Koophandel af- en te Reval binnengebracht.

Reval, 31 Aug. Het gister vlot- en hier in de haven gebrachte Nederl. Barkschip Koophandel is zoo zwaar beschadigd, dat het bijna waardeloos is. Ongetwijfeld zullen experts het schip afkeuren..

Amsterdam, 31 Oct. Het te reval binnengebrachte Nederl. Barkschip Koophandel is afgekeurd.”

Ongepubliceerde gegevens samengesteld in september 2000 door de heer R.K.Mast, Oud-Havenmeester Delfzijl/Eemshaven. Verkregen door bemiddeling van de heer K.Suyk te Heiloo. Zie ook Mast097-p.145.

 

In een artikeltje in het Noord-Hollands tijdschrift “De Speelwagen” uit 1951, 6de Jg. p.38-40 staat een herinnering van C.Oud uit Purmerend onder de titel “`Zeilschepen te Purmerend op het eind van de 19de eeuw”.

“De firma Brantjes (een houthandel in Purmerend) had zelf ook zeilschepen, waarvan ik mij nog de barken “Christoforos” en “Koophandel” en de brik “Marie” herinner. De “Koophandel” is in de Oostzee gestrand  en verlaten, en de “Marie” na aanvaring in de Oostzee voor sloop verkocht.

Gezagvoerder van de “Koophandel” was Kapitein Ekamp, een oude heer, die prachtige verhalen kon vertellen, o.a. over zijn eerste reis, toen hij jongen was op een zeilschip uit de Zaanstreek. (naam niet genoemd) In de Caraibische Zee was dit schip geënterd door zeerovers, die het geld en voorwerpen van waarde uit de kajuit en het koksgereedschap uit de kombuis hadden medegenomen, doch de bemanning ongemoeid gelaten. Het schip had gelukkig nog geen lading aan boord gehad, dus er was voor de rovers niets te verdienen geweest.”

“…De firma Brantjes had ook nog een mooi ijzeren zeilschip, de “Willem Eggerts”, een schip, dat nooit in Purmerend kwam, in tegenstelling met de “Koophandel” en de “Marie”, die als regel in Purmerend overwinterden.”

 

In een serie artikelen in het blad “Het Zeilend schoolschip” in de periode 1847-1862 beschrijft kapitein Piet van Os onder het pseudoniem Pietos zijn zeilvaartherinneringen. In nr.26 van december 1954 vertelt hij over zijn opleiding aan de Rotterdamse zeevaartschool, waarin de volgende opmerking:

“De reden waarom jongens uit een zeeplaats als Den Helder naar Rotterdam gingen, voor hun opleiding tot koopvaardij-zeeman was, dat op de steeds verminderde vloot van houtslepers ieder jaar slechts een beperkt aantal jongens voor hun eerste reis aan de slag konden komen. De houtsleper-kapiteins waren oorspronkelijk meest van de Noordzee eilanden afkomstig, waardoor de eilander-jongens de voorkeur hadden. Kapitein Ekamp van de bark “Koophandel” maakte hierop echter een gunstige uitzondering. Ieder reis nam hij 2 onbevaren Nieuwedieper-jongens mee naar zee. Een in de kajuit en een in het volkslogies.”

 

Informatie omtrent kapitein Ekamp en zijn belevenissen met de “Koophandel” is te vinden in Onder zeil en stoom. De zeemansjaren van de Delfzijlster kapitein J.T.Bogeholt door R.K.Mast, Uitg. Heveskes, Groningen, 2003.

Voorts zijn gegevens ontleend aan de Dorpsbode 43(4):1989. Bijdrage 67.

 

In 1898 en 1900 werden op de naam van Ekamp gestelde contributies bijgeboekt ad f 5,- in het kasboek van het Pensioenfonds “Goede Voorzorg”. Wellicht werden ook in latere jaren nog contributie bijgedragen, maar deze zijn dan opgenomen onder een verzamelpost.

 

Jacob Schol vertelt over de hinder van wandluizen aan boord van een zeilschip.

p.31“ Mijn vadr vertelde eens dat toen hij tweede stuurman op de bark Koophandel was, de matrozen de kapitein vroegen het logies een grondige schoonmaak te geven. Kapitein Ekampt weigerde daar tijd voor te geven en toen hebben die matrozen een lucifersdoosje vol wandluizen in z’n kooi gegooid. Een gemene streek maar wel te verwachten.”

Uit: “ Uit de Zeilvaarttijd. Herinneringen van kapitein Jacob Schol”. Uitgave van de Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders 2011. 68 pp

 

Scheepvaartberichten 1894

Binnengekomen:

Ljusne (Zweden), 30 April, Antelope, kapt. H.J. Hut; Koophandel, F.A. Ekamp; beide van Nieuwe Diep.

PS: Ljusne ligt iets ten Zuiden van Söderhamn

 

 

Datum vanaf: 1877
Kapitein: Ekamp, Freerk Albertz

Kroniekberichten

Toon kroniekberichten
Akten

NA-Den Haag Archiefnummer Rott.3.03.17.01.3675.367
DVD VIII - 858, 859
BIJLBRIEF
Naam schip IDA ELISABETH

plaats en datum acte Nieuw Lekkerland, 5 juni 1856

type schip campagne-bark, gekoperd en kopervast

bouwwerf/verkoper firma Jan & Kornelis Smit, scheepsbouwers aan de Kinderdijk

gevoerd door kapt.

eigenaar/aankoper rederij onder directie van Willem Ruys Jan Danielszoon, Rotterdam

te voeren door kapt.

grootte in tonnen 724 tonnen of 382 lasten (meetbrief Dordrecht, 14 mei 1856)

tuigage / aantal dekken

afmetingen lang 41,18 m., breed 7,05 m., hol 5,61 m.

kiellegging

tewaterlating 21 mei 1856

plaats / datum registratie Rotterdam, 6 juni 1856

nummer van registratie deel 44, folio 123, recto, vak 2

notaris verklaring voor burgemeester van Nieuw Lekkerland

prijs

bijzonderheden






researcher/datum research: ML / 100608


Naam IDA ELISABETH
Archiefinstelling Nationaal Archief Den Haag
Jaar 1856
Toegang 3.03.17.01
Inventaris 3675

Bronnen

Jaar: 0000
Bron: NA-Den Haag
Omschrijving: Rott.3.03.17.01.3675-367