1958-10-11: |
Friese koerier 13-01-1959: Doodslag of ongeluk aan boord van coaster? Gooide geesteszieke machinist drie jaar oudere collega over boord?
Rotterdam (ANP) — Is er sprake van doodslag of moord, gepleegd door en ontoerekenbare, of moet er van een ongeluk gesproken worden? Is in verband met deze twijfel het scheepsjournaal wel naar waarheid ingevuld? Deze vragen krijgt de rechtbank te Rotterdam donderdag a.s. voorgelegd. Het gaat om het volgende: op 11 oktober van het vorig jaar lag de “Cornelia B I” een kustvaarder uit Groningen, in de haven van Bordeaux. Daar zou volgens het scheepsjournaal die dag de 2e machinist, de 34-jarige J. van Rheede uit Arnhem op de railing zijn gaan zitten, achterover in het water zijn gevallen en ondanks het feit, dat hij een geoefend zwemmer was, verdronken zijn. Na veertig minuten werd het lijk door brandweerlieden opgehaald, nadat leden van de eigen bemanning vergeefse reddingspogingen hadden aangewend. Het stoffelijk overschot werd naar Nederland vervoerd en in Arnhem ter aarde besteld. Maar er gingen praatjes rond, die ook de Rotterdamse rivierpolitie ter ore kwamen. Toen de „Cornelia B 1" dan ook daags na de kerstdagen Rotterdam aandeed, gingen rechercheurs aan boord en namen de bemanning een verhoor af. Het was de kok, die de enige getuige zou zijn geweest. Die kwam volgens zijn verklaring juist de kombuis uit, toen hij de eerste machinist, de 31-jarige A.K. uit Delfzijl, met een lichaam in de armen zag, dat geen tegenweer bood toen het overboord werd geworpen. Dat lichaam behoorde toe aan de tweede machinist. De man zou vermoedelijk al bewusteloos zijn geweest. De kok zou van de schrik een kreet hebben gegeven, maar reeds was de eerste machinist het lichaam nagesprongen. De kapitein, de 28-jarige A.H. uit De Rijp (N.H.), zou de toedracht, zoals de kok die vertelde, wel gehoord hebben maar toch om welke reden dan ook het voorval als een ongeluk in het journaal nebben geboekstaafd. Ontoerekeningsvatbaar? De rivierpolitie heeft zowel de eerste Machinist als de kapitein aangehouden. De eerste machinist bekende grif, maar kon geen verklaring geven van het hoe en waarom. Hij maakte sterk de indruk niet toerekeningsvatbaar te zijn en is daarom inmiddels naar het Deltaziekenhuis in Poortugaal overgebracht ter verpleging. Volgens de politie blijft de vraag, of de bekentenis van de vermoedelijk geesteszieke man wel als waar kan worden aangenomen en ook, of de kok, die niet veel meer dan een glimp van het gebeurde heeft opgevangen, wel goed gezien heeft. Is het niet mogelijk dat de eerste machinist zijn assistent nog heeft gegrepen in zijn val, maar niet stevig genoeg om hem te kunnen vasthouden? In ieder geval zal de kapitein voor de rechtbank waar moeten trachten te maken, dat er van een ongeluk en niet van een misdaad sprake is.
(PS: Als 28-jarige A.K ( lees Koster) 1955 geslaagd te Groningen op het Academi Minerva- afdeling zeevaartschool voor het diploma motordrijver.)
(PS: Deze machinist A.K. zou ook de gebeurtenissen met de "Trigon" hebben veroorzaakt t.w. het verkopen van giftige alcohol in Zweden 1961.)
NvhN 16-01-1959: Moord op Groninger coaster. Kapitein legde valse scheepsverklaring af. Uit medelijden met 1ste machinist.
Van onze Rotterdamse correspondent). Het O.M. bij de Rotterdamse rechtbank eiste gistermiddag drie maanden gevangenisstraf met aftrek, onvoorwaardelijk, tegen de 28-jarige kapitein A.H. uit De Rijp (N.H.), wegens het afleggen van een valse scheepsverklanng voor de Nederlandse consul te Bordeaux op 13 oktober j.l. H. was gezagvoerder van de Groninger kustvaarder Cornelia B I, die op dat tijdstip in de haven van Bordeaux lag. Twee dagen tevoren had de eerste machinist van de kustvaarder, de 31-jarige A. K. uit Delfzijl, de tweede machinist, de 54-jarige J. van Rheede uit Arnhem, opgepakt en overboord getild. Toen Van R. in het water lag, heeft K. hem er uitgehaald, maar de levensgeesten bleken reeds te zijn geweken. Na terugkeer van de Cornelia B I op 9 januari j.l. in de haven van Rotterdam heeft de Rotterdamse rivierpolitie, zoals gemeld, aan boord enkele arrestaties verricht. De eerste machinist werd verhoord en is vervolgens ter observatie in een Psychiatrische inrichting opgenomen. Hij zal eerlang, zoals het O.M. terloops in zijn requisitoir opmerkte, terecht staan. Medelijden: Voor de rechtbank verklaarde H. na het gebeurde aan boord van zijn schip bij geruchte te hebben vernomen, dat de kok had gezegd, dat Van R. door K. was opgetild en overboord gezet. Hij had daarvan evenwel niets in zijn scheepsverklaring vermeld. Integendeel, hij had verklaard, dat Van R. op reling was gaan zitten, het evenwicht had verloren en te water was geraakt. De stuurman, aldus H., had de kok horen roepen wat er gebeurd was en “ik begreep dat de eerste machinist had aan de dood van de tweede". H. had in de salon overlegd met eerste stuurman en later met de kok. Ik heb, zo vervolgde de coaster kapitein, de zaak behandeld uit medelijden met de betrokkene en was mij bewust dat de verklaring niet juist was,omdat ik geruchten had vernomen omtrent een andere
toedracht. Tekortgeschoten. De president, mr. Ch. J. Enschedé, bracht H. onder het oog, dat een gezagvoerder een man is, op wie men moet kunnen steunen. H. was tekort geschoten en was in een allervreemdste situatie geraakt, waarbij hij geen financieel of persoonlijk belang had, aldus mr. Enschedé. In zijn requisitoir merkte het O.M. nog op, dat men nog niet weet, hoe het allemaal precies is gegaan aan boord de Cornelia B I op 11 oktober j.l. De officier achtte echter het ten laste gelegde ten aanzien van H. bewezen. H.als hoogste gezagsdrager aan boord had zich vergrepen aan het afleggen van een valse verklaring. De maximum straf op misdrijf is vier jaar. Maar, aldus de Officier, wij hebben hier te maken met een schip met negen bemanningsleden, waar de betrekkingen tussenen kapitein en bemanning van andere aard zijn dan aan boord van een groot koopvaardijschip. „Domme streek". Na het uitspreken van de eis heeft de raadsman, mr. K. H. C. Arts, uit Amsterdam, in zijn pleidooi de scheepsverklaring vergeleken met een notariële verklaring. Mijn cliënt, aldus pleiter, heeft een domme streek uitgehaald. Er is geen boos opzet in het spel en op juridische gronden zou pleiter formele vrijspraak kunnen vragen en invrijheidstelling. Pleiter achtte de straf te hoog voor iemand, die pas twee maanden als kapitein vaart. Zijn cliënt had medelijden met de eerste machinist. Pleiter drong aan op de grootste clementie en vroeg bij oplegging van een straf, gelijk aan de voorlopige hechtenis. Na raadkamer heeft de rechtbank het verzoek tot invrijheidstelling afgewezen en de uitspraak bepaald op 29 januari a.s.
Het Parool 29-01-1959: Kapitein veroordeeld wegens opmaken van valse verklaring. (Van onze correspondent) Rotterdam, donderdag. — De kapitein van de kustvaarder Cornelia B I de 28-Jarige A. H. uit De Rijp, die in Bordeaux een valse scheepsverklaring had opgemaakt over de doodsoorzaak van de tweede machinist, is vanmorgen door de Rotterdamse rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden onvoorwaardelijk. De officier van justitie had drie maanden onvoorwaardelijk tegen hem geëist. De kapitein deelde destijds aan de consul in Bordeaux mee, dat de tweede machinist, de 34-jarige J. van Rheede uit Arnhem, door een ongeluk om het leven was gekomen. Van de kok had hij echter gehoord, dat de tweede machinist door de eerste machinist over boord was gegooid. De rechtbank heeft ten gunste van verdachte laten gelden, dat hij een blanco strafregister had en dat hij gedwongen was een beslissing te nemen, die hem geen enkele persoonlijk voordeel heeft opgeleverd.
NvhN 28-04-1959: Machinist uit Delfzijl te Rotterdam veroordeeld. (Van onze Rotterdamse correspondent) De Rotterdamse rechtbank heeft de 31-jarige machinist A. K. uit Delfzijl wegens mishandeling de dood tengevolge hebbend veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf met aftrek, waarvan drie maanden voorwaardelijk met drie jaar proeftijd. K. was op 11 oktober, toen hij als opvarende van de Nederlandse kustvaarder Cornelia B 1 in de haven van Bordeaux lag, met enkele andere schepelingen aan wal gaan passagieren. Bij de terugkeer aan boord heeft hij in een plotselinge opwelling de 53-jarige tweede machinist J. van R. opgepakt en over boord gezet. K. is terstond daarna Van R. nagesprongen, maar toen beide mannen aan boord waren gebracht, bleek Van R. te zijn overleden. Na terugkeer van het schip in de haven van Rotterdam werd K. gearresteerd en door de Justitie vervolgd. Het O.M. had tegen K. een jaar en zes maanden gevangenisstraf met aftrek geëist.
NvhN 05-08-1959: Collega over boord gegooid. Haags Hof eist 1½ jaar tegen Delfzijlster machinist. (Van onze Haagse correspondent)
De 32-jarige scheepsmachinist A. K. uit Delfzijl, die op 11 oktober j.I. te Bordeaux een collega overboord gooide — met het gevolg dat het slachtoffer verdronk — heeft vanmorgen voor het Haagse Gerechtshof weer een gevangenisstraf van anderhalf jaar tegen zich horen eisen. De Officier van Justitie bij de Rotterdamse Rechtbank had op 17 april dezelfde straf geëist, doch de Rechtbank legde een gevangenisstraf op van een jaar, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Onduidelijk drama. De machinist heeft tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend. Hij werd veroordeeld wegens mishandeling, de dood ten gevolge hebbend, terwijl hijzelf op het standpunt staat dat het dramatische gebeuren een ongeluk is geweest, zodat hij hoogstens wegens dood door schuld zou kunnen worden veroordeeld. Hoe het drama zich eigenlijk precies heeft toegedragen, werd vanmorgen voor het Hof nauwelijks duidelijk. De verdachte kan zich er weinig van herinneren. Hij was met het slachtoffer, de tweede machinist (verdachte zelf was eerste machinist aan boord van de Cornelia B I in Bordeaux aan het passagieren geweest. Beiden hadden veel gedronken. Terug aan boord hadden zij nog wat staan praten bij de reling. De scheepskok had gezien hoe op een gegeven moment verdachte de tweede machinist in zijn armen nam, hem buiten boord hield en hem liet vallen. Het slachtoffer had niet tegengesparteld en had geen kik gegeven. De kok holde naar de reling en riep tegen verdachte: „Spring hem na, hij verdrinkt." Het slachtoffer was namelijk niet meer boven gekomen Verdachte sprong inderdaad in het water, doch vermocht niets meer uit te richten. „Gewilde" handelingen Een bijkomstige bijzonderheid bij dit geval is, dat de kapitein later in het logboek het gebeuren als een ongeluk beschreef, zonder de juiste toedracht te vermelden. Hij is hiervoor reeds veroordeeld. De Procureur-Generaal bij het Gerechtshof zei vanmorgen dat het geen ongeluk geweest kan zijn, omdat het opbeuren, het buiten boord houden en het loslaten „gewilde" handelingen zijn. Gezien de ernst van de afloop eiste hij verzwaring van de opgelegde straf. De verdediger, mr. P. C. Berghuis uit Groningen, vond dat alleen dood door schuld bewezen kan worden. Het kan heel goed een tragisch verlopen plaagpartij zijn geweest (verdachte staat bekend als plaaglustig en impulsief), meende pleiter. Subsidiair wees mr. Berghuis erop, dat de dodelijke afloop geen redelijk voorzienbaar gevolg was van het overboord gooien: immers het slachtoffer kon zwemmen. |