1961-09-21: |
Leeuwarder courant 21-09-1961: Leeuwarder spionnen in Stralsund. Verboden stapje over het verkeerde hekje. „Daar krijgen ze me nooit weer heen" zegt scheepskok Gjalt van Bruggen (22) uit de Jan van Scorelstraat. En hij bedoelt daarmee heel duidelijk Oost-Duitsland, waar de politie je nota bene twee uur vasthoudt, beledigt en bedreigt met hel en verdoemenis alleen omdat je in je onnozelheid over een verkeerd hekje klimt. „Spionnen waren we en we moesten maar eens vertellen welke vrienden we hadden bezocht. Nou, ik heb daar geen vrienden. Maar bang, dat ik was!" Een paar weken geleden monsterde hij nogal overhaast en zonder verdere informaties in te winnen op de coaster Corona uit Delfzijl, een 450 tonner, waar hij in Den Helder aan boord klom. Het schip voer direct weg, linea recta naar Rostock en van Rostock naar Stralsund met een lading in van pakken ijzeren platen, koper en rollen draad. Gjalt en zijn stadgenoot H. Terpstra, matroos, kregen de gelegenheid om in Rostock even aan land te gaan. Ze moesten een uur in de tram zitten voor ze in de stad waren maar noch de rit noch het uitje in Rostock werden een groot succes. „De mensen kijken je schichtig aan, spreken niet met je en fluisteren als ze met elkaar praten. De sfeer was er beklemmend en vreemd. Ze zijn allemaal bang daar. Toen we in die tram hardop spraken en een paar keer lachten keken ze ons zo aan alsof we gek waren. Wisten wij veel". In Stralsund gebeurde dat incidentje. De Corona werd eerst buitengaats opgewacht door een torpedobootjager van de DDR, die elk schip voor onderzoek liet stoppen. Wie in de stad wilde passagieren moest een speciale pas hebben en toen men al deze en andere veiligheidsmaatregelen had genomen konden Van Bruggen en Terpstra de goede uitgang van het haventerrein niet vinden. Bij een hoofdpoort werden ze door een opgewonden beambte weggestuurd en omdat zij geen andere mogelijkheid zagen klommen ze een eindje verder over een hekje en kwamen zo in de stad. Na een biosje en een biertje geloofden ze die stad wel, waar het — net als in Rostock — wemelde van de politiemannen, waar de communistische affiches je overal toeschreeuwden en waar niemand opgewekt leek. Ze gingen terug, wilden maar weer over dat hekje klimmen en werden toen gearresteerd door een lid, van de havenpolitie, die met geheven pistool uit de schemering van de vooravond opdook en hen bars beval mee te gaan naar de hoofdpost. Verhoor. Twee uren lang werden de kok en de matroos door een grote serie politie-officieren ondervraagd, afgeblaft en bedreigd. „Ze moesten letterlijk alles weten. Niet alleen wie we waren en wat we deden maar ook hoeveel biertjes we in de stad hadden gedronken, welke film we hadden gezien en wie we bezocht hadden. Want daar draaide het die lui om: we moesten vertellen of we vrienden hadden in Stralsund. We waren spionnen en natuurlijk onderhielden we contacten in de stad. Ze leken wel bezeten met dat spionnenidee. Natuurlijk was het allemaal onzin want geen van ons was eerder ln Stralsund geweest, maar dat wilden ze eerst allemaal niet geloven. Omstreeks middernacht pas mochten we gaan al werden onze walpassen verscheurd en zouden we nog een boete moeten betalen. We hadden ons bijzonder vergrepen, zeiden ze en we mochten blij zijn, dat we er zo afkwamen. De volgende dag mocht het schip pas weg nadat we ieder 100 Mark, zo'n eenennegentig gulden hadden betaald." En geen vreemd schip verlaat de kade van een Oostduitse haven zonder grondig door de politie doorzocht te zijn op vluchtelingen. Permanent staan twee man op wacht bij de valreep en ligt een politieboot naast het schip om elke aspirant verstekeling de pas af te snijden. Ook dat is al niet opwekkend, laat staan wanneer je eventjes aan den lijve onder- vonden hebt hoe de kaarten er in het arbeidersparadijs van Ulbricht voor ligsen. „Nooit kom ik er weer". |