1940-03-09: |
NvhN 09-03-1940: Angstige oogenblikken op de „DELFZIJL". In de Britsche territoriale wateren met bommen, granaten en machinegeweervuur uit vliegtuig bestookt. Groote ravage aan boord aangericht. Gisteren is het motorschip „Delfzijl" van Hansweert te Capelle aan den IJssel aangekomen. Dit 250 ton metende motorscheepje is op weg van Blyth naar Antwerpen in de Britsche territoriale wateren aangevallen door een onbekend gebleven vliegtuig, dat het met bommen, granaten en machinegeweervuur ernstig heeft beschadigd. De „Delfzijl" ligt thans bij de werf van de firma A. Vuyk en Zonen om te worden gerepareerd. De stuurman S. Koers, een broer van den kapitein-eigenaar J. Koers, deelde mede, dat de „Delfzijl" in den middag van 2 Maart van Blyth was vertrokken met een lading kolen voor Antwerpen. Omstreeks half negen voer men nog in de Engelsche territoriale wateren, toen motorgeronk van een zwaar vliegtuig werd gehoord. Korten tijd later zagen de twee matrozen, die in het stuurhuis stonden, dat een groot bomvliegtuig recht op het schip aankwam. Zij vonden dit heelemaal niet vreemd, aangezien zij van meening waren, dat het hier een Britsch vliegtuig betrof, dat wellicht een convooi begeleidde en vooruitvloog om te zien of alles veilig was. Het vliegtuig vloog zeer laag, op ongeveer twaalf meter hoogte tweemaal over de „Delfzijl" heen, welk schip een duidelijke nationaliteitsaanduiding droeg. De Nederlandsche driekleur was aan weerszijden van de romp en op het dekzeil over de luiken geschilderd, terwijl naast iedere vlag met groote letters het woord „Holland" was aangebracht. De bommenwerper kwam voor de derde maal naar het schip toe en toen hoorden de mannen plotseling een geweldige explosie, die het schip hevig deed trillen. Het vliegtuig had drie bommen vlak achter de „Delfzijl" geworpen en hiermede een aanval ingezet, die ongeveer een uur geduurd heeft. Van verschillende zijden kwam de vlieger steeds weer naar het weerlooze schip terug, om een bom uit te werpen, zoodat in totaal zes bommen naast het schip in het water terecht kwamen. Bovendien werd voor den boeg een granaat geworpen, die een fel wit licht verspreidde en waarvan de splinters de zeelieden in het gelaat sloegen. De kapitein, stuurman en de kok, die op het moment van den aanval beneden waren, snelden naar de stuurhut, maar vóór de kok daar was aangekomen, voelde hij iets langs zijn hand schampen. Toen hij er naar keek, bemerkte hij dat hij aan die hand eenigszins gewond was. De mannen begrepen toen, dat er ook met mitrailleurs geschoten werd, hoewel het geronk van de vliegtuigmotoren zoo hevig was, dat zij het getik van de inslaande kogels niet hoorden. Aangezien men nergens in het schip veilig was voor de bommen of de geweerkogels, bleef de bemanning, die uit vijf koppen bestond, bij elkaar in het stuurhuis, van waaruit ze het vliegtuig telkenmale zijn aanval zagen vernieuwen. Zij konden echter niets doen, dan gelaten hun lot afwachten. De laatste bom, die het vliegtuig wierp, viel op ongeveer tien meter afstand van het schip in het water, schoot nog enkele meters onder water door en ontplofte rakelings naast het vaartuig. De „Delfzijl" werd toen ongeveer drie meter opgetild en de mannen werden tegen den grond gesmakt. Aan boord werd een geweldige ravage aangericht. De navigatielichten, die gedurende den aanval waren blijven branden, en aldus het vaartuig tot een gemakkelijke prooi hadden gemaakt, sloegen nu uit. De ruiten van de stuurhut werden verbrijzeld en in de hutten werd het meubilair vernield. Een lamp, die met stevig schroefdraad in de zoldering was bevestigd, werd er finaal uitgerukt, steenen waschtafels, die vast tegen den muur geschroefd waren, werden afgerukt eu sloegen in tweeën. Na de zesde bom had men aan de kust echter den aanval bemerkt en toen flitsten de zoeklichten van de luchtaf weerbatterij en aan. Wel veertig scherpe lichtbundels zochten het luchtruim af en de vlieger vond het toen geraden om te verdwijnen. De bemanning begaf zich uit het stuurhuis om de schade op te nemen en daarbij bleek, dat het vliegtuig gedurende den geheelen aanval vrijwel doorloopend het schip onder vuur had genomen. In de luiken waren vele kogels geslagen. Het dek lag ermee bezaaid en de stuurhut was op verschillende plaatsen doorboord. De kogel, die den kok had geraakt, was vrijwel loodrecht door het ijzeren dak van het stuurhuis gedrongen. Hierna had het projectiel twee dikke planken doorboord en tenslotte schampte het op een lichtleiding af, en raakte toen de hand van den kok, die juist de leuning omklemde. Hoe groot het doordringingsvermogen van, de kogels was, blijkt uit de beschadiging van de reddingboot. Het dek hiervan werd door een kogel doorboord, hierna ging het projectiel dwars door den mast, waarvan de top vernield werd, vervolgens drong de kogel door den bodem van de boot, waar een groot gat geslagen werd en tenslotte sloeg het projectiel in het dek, vlak voor het hondenhok. De hond is waarschijnlijk de eerste geweest, die bemerkte dat er geschoten werd, want nadat een kogel rakelings langs zijn hok gegaan was, weigerde het dier eruit te komen, hoewel men hem in de stuurhut riep. De dikke ijzeren platen van de verschansing zijn ook op verschillende plaatsen doorboord, terwijl een kogel dwars door een dikke ijzeren stang van de reeling ging.
De „Delfzijl" is dan ook ernstig beschadigd en het zal geruimen tijd duren voor het schip weer in de vaart gebracht kan worden. Waarschijnlijk is er ook nog schade onder de waterlijn, tengevolge van de hevige schokken van de ontploffende bommen. Natuurlijk waren de opvarenden zeer verbitterd door den aanval, waarvan zij het slachtoffer geworden zijn. De piloot moet volgens hen gezien hebben, dat het schip tot een neutrale natie behoorde, want de navigatielichten brandden normaal en de vlag, die op het dekkleed was geschilderd, is door de kogels op verschillende plaatsen doorboord en door de granaatscherven verscheurd. De stuurman vooral kon het niet verkroppen, dat de bemanning zoo volkomen machteloos den aanval had moeten afwachten, „de opvarenden op een schip van een oorlogvoerende natie hebben nog de beschikking over afweergeschut, maar wij moesten ons zonder protest laten slachten", merkte hij wrevelig op. In Hansweert, waar het schip na lossing aankwam, hebben de militaire autoriteiten een onderzoek ingesteld, waarbij de kogels, die de bemanning als souvenir wilde bewaren, in beslag zijn genomen. Aan de hand van deze stille getuigen zal men trachten de nationaliteit van het vliegtuig vast te stellen. De „Delfzijl", die 250 ton meet, is gebouwd in Augustus 1939 op de werf van de firma Smit te Westerbroek.
De Gooi-en Eemlander 09-03-1940: Hoe een Nederlandsch motorscheepje werd aangevallen. Bommen werden neergeworpen, terwijl de mitrailleurs ratelden. Gisteren is het motorschip „Delfzijl" te Capelle aan den IJssel aangekomen. Dit 250 ton metende motorscheepje is op weg van Blyth naar Antwerpen in de Britsche territoriale wateren aangevallen door een onbekend gebleven vliegtuig, dat het met bommen, granaten en machinegeweervuur ernstig heeft beschadigd. De „Delfzijl" ligt thans bij de werf van de firma A. Vuyk en Zonen om te worden gerepareerd. Wij hadden een onderhoud met den stuurman S. Koers. Deze deelde ons mede, dat de „Delfzijl" in den middag van 2 Maart van Blyth was vertrokken met een lading kolen voor Antwerpen. Omstreeks half negen voer men nog in de Engelsche territoriale wateren, toen motorgeronk van een zwaar vliegtuig werd gehoord. Korten tijd later zagen de twee matrozen, die in het stuurhuis stonden, dat een gnoot vliegtuig recht op het schip aankwam- Zij vonden dit heelemaal niet vreemd, aangezien zij van meening waren, dat het een Britsch vliegtuig betrof, dat wellicht een convooi begeleidde en vooruitvloog om te zien of alles veilig was. Het vliegtuig vloog zeer laag, op ongeveer twaalf meter hoogte, tweemaal over de „Delfzijl" heen, welk schip een duidelijke nationaliteitsaanduiding droeg. De Nederlandsche driekleur was aan weerszijden van de romp en op het dekzeil over de luiken geschilderd, terwijl naast iedere vlag met groote letters het woord „Holland" was aangebracht. Drie bommen geworpen. De bommenwerper kwam voor de derde maal naar het schip toe en toen hoorden'de mannen plotseling een geweldige explosie, welke het schip hevig deed trillen. Het vliegtuig had drie bommen vlak achter de „Delfzijl" geworpen en hiermede een aanval ingezet, welke ongeveer een uur geduurd heeft. Van verschillende zijden kwam de vlieger steeds weer naar het weerlooze schip terug, om een bom uit te werpen. Bovendien werd voor den boeg een granaat geworpen, welke een fel wit licht verspreidde en waarvan de splinters de zeelieden in het gelaat sloegen. De kapitein, stuurman en de kok, die op het moment van den aanval beneden waren, snelden naar de stuurhut, maar vóór de kok daar was aagekomen, voelde hij iets langs zijn hand schampen. Toen hij er naar keek, bemerkte hij tot zijn schrik, dat hij aan die hand bloedend verwond was. De mannen begrepen toen, dat er ook met mitrailleurs geschoten werd. Door het geronk van de vliegtuig-motoren, hadden zij het getik van de inslaande kogels niet gehoord. Aangezien men nergens in het schip veilig was voor de bommen of de geweerkogels, bleef de bemanning, die uit vijf koppen bestond, bij elkaar in het stuurhuis, van waaruit ze het vliegtuig telkenmale zijn aanval zagen vernieuwen. Zij konden echter niets doen, dan gelaten hun lot afwachten. De laatste bom... De laatste bom, welke het vliegtuig wierp, viel op ongeveer tien meter afstand van het schip in het water, schoot nog enkele meters onder water door en ontplofte rakelings naast het vaartuig. De „Delfzijl" werd toen ongeveer drie meter opgetild en de mannen werden tegen den grond gesmakt Aan boord werd een geweldige ravage aangericht. De navigatielichten, welke gedurende den aanval waren blijven branden, en aldus het vaartuig tot een gemakkelijke prooi hadden gemaakt, sloegen nu uit. De ruiten van de stuurhut werden verbrijzeld en in de hutten werd het meubilair vernield. Een lamp, welke met stevig schroefdraad in de zoldering was bevestigd, werd er finaal uitgerukt. Steenen waschtafels, die vast tegen den muur geschroefd waren, werden afgerukt en sloegen in tweeën. Inmiddels had men aan de kust den aanval bemerkt en toen flitsten de zoeklichten van de luchtafweerbatterijen aan. Wel veertig scherpe lichtbundels zochten het luchtruim af en de vlieger vond het toen geraden om te verdwijnen. De bemanning begaf zich uit het stuurhuis om de schade op te nemen en daarbij bleek, dat het vliegtuig gedurende den geheelen aanval vrijwel doorloopend het schip onder vuur had genomen. In de luiken waren vele kogels geslagen. Het dek lag ermee bezaaid en de stuurhut was op verschillende plaatsen doorboord. De kogel, welke den kok had geraakt, was vrijwel loodrecht door het ijzeren dak van het stuurhuis gedrongen. Hierna had het projectiel twee dikke planken doorboord en tenslotte schampte het op een lichtleiding af, en raakte toen de hand van den kok, die juist de leuning omklemde Hoe groot het oordringingsvermogen van de kogels was, blijkt uit de beschadiging van de reddingboot. Het dek hiervan werd door een kogel doorboord, hierna ging het projectiel dwars door den mast, waarvan de top vernield werd, vervolgens drong de kogel door den bodem van de boot, waar een groot gat geslagen werd en tenslotte sloeg het projectiel in het dek, vlak vóór het hondenhok. Dehond is waarschijnlijk de eerste geweest, die bemerkte dat er geschoten werd. want nadat een kogel rakeling langs zijn hok gegaan was, weigerde het dier eruit te komen, hoewel men hem in de stuurhut riep. De dikke ijzeren platen van de verschansing zijn ook op verschillende plaatsen doorboord, terwijleen kogel dwars door een dikke ijzeren stang van de reeling ging. Het schip ernstig beschadigd. De „Delfzijl" is dan ook ernstig beschadigd en het zal geruimen tijd duren voor het schip weer in de vaart gebracht kan worden.
Waarschijnlijk is er ook nog schade onder de waterlijn, tengevolge van de hevige schokken van de ontploffende bommen. Natuurlijk waren de opvarenden zeer verbitterd door den aanval, waarvan zij het slachtoffers geworden zijn. De piloot moet volgens hen gezien hebben, dat het schip tot een neutrale natie behoorde, want de navigatielichten brandden normaal en de vlag, welke op het dekkleed was geschilderd, is door de kogels op verschillende plaatsen doorboord en door de granaatscherven verscheurd. De stuurman vooral kon het niet verkroppen, dat de bemanning zoo volkomen machteloos den aanval had moeten afwachten. „De opvarenden op een schip van een oorlogvoerende natie hebben nog de beschikking over afweergeschut, maar wij moesten ons zonder protest laten slachten", merkte hij wrevelig op. In Hansweert, waar het schip na lossing aankwam, hebben de militaire autoriteiten een onderzoek ingesteld, waarbij de kogels, die de leden der bemanning als souvenirs wilde bewaren, in beslag zijn genomen Aan de hand van deze stille getuigen zal men trachten de nationaliteit van het vliegtuig vast te stellen. De „Delfzijl", die 250 ton meet, is gebouwd in Augustus 1939 op de werf van de firma Smit te Westerbroek.
DC 09-03-1940: Aanval op m.s. DELFZIJL duurde een uur. Zes bommen vielen naast het schip, een granaat verscheurde het dekzeil met de Nederlandse vlag en overal zijn kogelgaten. De laatste bom vooral richtte grote ravage aan. Gisteren heeft het Nederlandse motorschip DELFZIJL zijn reizen beëindigd. Dit kustvaartuig is, gelijk onlangs is gemeld, in de Britse wateren aangevallen door een onbekend vliegtuig dat het met bommen en machinegeweervuur ernstig heeft beschadigd. De DELFZIJL ligt thans bij de scheepswerf van de firma A. Vuyk en Zonen te Capelle aan de IJssel om te worden gerepareerd. Daar hebben wij een onderhoud met de stuurman, de heer S. Koers gehad, een broer van de kapitein eigenaar J. Koers, die de gehele aanval van het begin tot het eind gevolgd heeft. Het schip was met een lading kolen van Blyth vertrokken met als bestemming Antwerpen. Zaterdag 2 maart ‘s avonds omstreeks half negen voer men op korte afstand van de Engelse kust. Van de bemanning, die uit vijf koppen bestond, bevonden zich twee matrozen in de stuurhuis, terwijl de kapitein, de stuurman en de kok beneden waren. Plotseling hoorde men motorgeronk en op zeer geringe hoogte, die de stuurman schatte op 10 à 12 meter, vloog een groot vliegtuig over de DELFZIJL heen. Aan boord maakte men zich daarover echter geen zorgen; de navigatie lichten brandden helder, de Nederlandse driekleur en de aanduiding Holland waren groot aan en weer zeiden op het schip en op het dekkleed over de luiken geschilderd, zodat de vliegtuig bemanning zich in de nationaliteit van het vaartuig niet kon vergissen. Bovendien dacht men aanvankelijk, dat het een Britse bommenwerper was, die een konvooi begeleidde en voor uitvloog om te zien of alles veilig was. Het vliegtuig vloog eenmaal over het schip, keerde toen terug en maakte een bocht er overheen. Ten tweede male kwam het vliegtuig terug, cirkelde nogmaals om het schip heen en nader de toon weer aan de achterzijde. In de stuurhut volgden de zeelieden de bewegingen van het vliegtuig, tot plotseling een geweldige ontploffing weerklonk en het schip hooguit het water werd getild. Het vliegtuig had vlak na elkaar drie bomen laten vallen, die vlak achter het schip in het water explodeerden. Na het uitwerpen van de bommen cirkelde het vliegtuig over het schip en keerde toen aan bakboordzijde terug. Weer werd een bom geworpen, maar ook deze kwam in het water terecht. Nog was echter de aanval niet afgelopen. De bommenwerper vloog nog enkele malen laag over het schip en toen bemerkten de zeelieden pas, dat er met machinegeweren geschoten werd. Het getik van de inslaande kogels had men niet gehoord, doordat het geluid overstemd werd door het motorgeronk van het vliegtuig en de knallen van de ontploffende bommen. Toen de koker, de heer Jongeneelen, echter naar het stuurhuis wilde komen, voelde hij plotseling iets langs zijn hand schieten en bleek, dat hij bloedend gewond was. Een kogel was loodrecht omlaag gekomen, had de ijzeren dekplaat van het stuurhuis doorboord, was dwars door twee houten planken geslagen, stuitte toen op een lichtleiding af en schampte langs Jongeneelen’s hand, die de trapleuning vasthield. De mannen bleven in het stuurhuis, het schip werd regelmatig en van alle zijden onder vuur genomen. Nadat de vlieger van de achterzijde was aangekomen en over de gehele lengte van het schip vloog, werd plotseling de omgeving hel verlicht; de stuurman voelde plotseling een regen van prikkelende stofdeeltjes in het gezicht en het dekzeil op de luiken werkt geheel gescheurd. Het bleek, dat het vliegtuig nu een bom had laten vallen, die juist voor de boeg van de DELFZIJL in het water terechtkwam. De aanval had nu ruim drie kwartier geduurd en al die tijd sloeg een overheid gehele schip de mitrailleurkogels diepere gaten, terwijl de zeelieden in het stuurhuis niets konden doen dan afwachten.
Tenslotte kwam het vliegtuig van stuurboordzijde aanzetten en wierp de laatste bom, die op 10 meter afstand van het schip het water raakte. Door de snelheid van het vliegtuig schoot het projectiel onder water nog enige meters naar het schip door, zodat het vlak naast het vaartuig tot ontploffing kwam. Het schip werd toen ongeveer drie meter opgetild; de navigatielichten sloegen uit en de ramen van het stuurhuis werden stukgeslagen. De mannen werden tegen de grond gesmakt en in het gehele schip werd een geweldige ravage aangericht. In de kapitein sleurt hij ging een ronde melkglazen lamp, die stevig met schroefdraad aan de zoldering was bevestigd. Deze schroefdraad werd afgerukt en de lamp stukgeslagen. In de andere hutten werden de stenen wastafels, die vast tegen de muur geschroefd zaten, losgerukt en in tweeën geslagen. Na deze laatste aanval verdween het vliegtuig, want inmiddels waren aan de Engelse kust de zoeklichten inwerking getreden. Ruim 40 sterke stralen doorkliefden de lucht en de vliegtuigbestuurder achtte het toen geraden om te verdwijnen. Toen de bemanning echter de stuurhut weer durfde te verlaten om de schade op te nemen, stonden zij verbluft! Men had gedacht dat er slechts nu en dan met de mitrailleurs geschoten was, maar het bleek, dat het gehele schip van voor tot achter als doorzeefd was. Het ijzeren dek was op talrijke plaatsen doorschoten. Verscheidene kogels waren door de zware ijzeren verschansing gegaan. De stuurhut was op verscheidene plaatsen getroffen en de houten luiken vertoonden talloze kogelgaten. Zelfs de reddingboot was ernstig beschadigd. Een enkele kogel was door het voordek van de sloep gedrongen, had een houten mast doorboord, was vervolgens door de bodem van de boot gedrongen, waarin een groot gat werd geslagen en tenslotte in het houten dek van het motorschip, vlak voor het hondenhok, terechtgekomen. Waarschijnlijk is dan ook de hond de eerste geweest, die de machinegeweerschoten te merken heeft, want het dier was angstig in zijn hok gekropen en weigerde er uit te komen toen men hem uit de stuurhut riep. Aan de wijze, waarop de kogels zijn ingeslagen blijkt, dat het vliegtuig van alle zijden heeft geschoten. Er zijn kogels, die van de achterzijde af in de luiken drongen en door de verschansing sloegen; de stuurhut is recht van boven beschoten en talrijke gaten zijn veroorzaakt door kogels die aan bakboord en stuurboord zijn ingeslagen. Na de aanval heeft de bemanning zo goed en zo kwaad als het ging een noodverlichting aangelegd, waarmee de de reis werd voortgezet. Toen men in Antwerpen gelost had en in Terneuzen aankwam, hebben Nederlandse militairen het schip onderzocht. Zij hebben de kogels, die de zeelieden bij wijze van souvenir wilden meenemen in beslag genomen, evenals de stukjes koper en het poeder, dat afkomstig was van de bommen. De deskundigen zullen trachten aan de hand van deze "stille getuigen " de nationaliteit van het vliegtuig vast te stellen. De bemanning is van deze nationaliteit reeds ten volle overtuigd, gezien de omstandigheid, dat zij onder de Engelse kust voeren en dat de Britse zoeklichten trachten de aanvaller te ontdekken. De zeelieden waren zeer verbitterd over de aanval, waarvan zij het slachtoffer geworden waren. Juist de omstandigheid, dat de bemanning van een neutraal schip zo veel weerlozer staat tegen over een dergelijke misdadige aanval, maakte de mannen wanhopig. Ieder Engels schip heeft een mitrailleur aan boord, zodat de bemanning zich kan verdedigen, maar wij konden niets doen dan in de stuurhut te wachten tot de aanval voorbij was, zo zei de stuurman Koers. Intussen is de DELFZIJL ernstig beschadigd. het zal geruime tijd duren alvorens het schip weer in de vaart kan worden gebracht. Het moet eerst op de helling, want het is waarschijnlijk, dat er beneden de waterlijn klinknagels zijn gesprongen ten gevolge van de schokken van de bomexplosies. Het is de eerste maal, dat een Nederlands schip op dergelijke wijze is beschadigd. Daarom is het nog niet zeker voor wiens rekening de schade komt; de schipper was van mening dat de molestverzekering de reparatie zal moeten bekostigen, want de schade is een direct gevolg van de oorlogsomstandigheden, maar bericht hieromtrent had hij nog niet ontvangen. De DELFZIJL was nog een nieuw schip, dat in augustus van het vorig jaar op de werf van Smit te Westerbroek was gebouwd
Soerabaijasch handelsblad en Haagsche courant 09-03-1940: Capelle aan de IJsel, 8 maart (Aneta). Heden is hier het 250 tons metende motorschip “Delfzijl” aangekomen, dat op weg was van Blyth naar Antwerpen, doch in de Britsche territoriale wateren werd aangevallen door een onbekend vliegtuig, dat het schip met bommen, granaten en machinegeweervuur ernstig beschadigde. Het schip ligt thans op de werf voor het aanbrengen van de reparaties. Het vliegtuig vloog laag, ongeveer op 12 meter hoogte, over de “Delfzijl” , die duidelijk de nationaleiteitsaanduiding droeg, n.l. Met op den romp de vlag en het woord “Holland” geschilderd. De aanval duurde een uur. Het vliegtuig kwam steeds weer terug., waarbij telkens bommen werden geworpen. Ook werd een granaat voor den boeg geworpen, waarvan de splinters den opvarenden in het gelaat sloegen. Ook werd bemerkt, dat men met machinegeweervuur werd beschoten, daar de kok aan zijn hand verwond werd, doch het getik van het machinegeweervuur was niet te hooren door het geronk van de motoren. Aangezien men nergens in het schip veilig was voor de bommen of de geweerskogels, bleef de bemanning, die uit 5 koppen bestond, bij elkaar in het stuurhuis, van waaruit ze het vliegtuig telkenmale zijn aanval zagen vernieuwen. Zij konden niets doen dan gelaten hun lot afwachten. De laatste bom schoor rakelings langs de “Delfzijl”, waardoor het schip ongeveer drie meter werd opgetild en de bemanning tegen den grond werd gesmakt. Aan boord werd een geweldige ravage aangericht. De navigatielichten, die gedurende den aanval waren blijven branden en aldus het vaartuig tot een gemakkelijke prooi hadden gemaakt, sloegen nu uit. De ruiten van de stuurhut werden verbrijzeld en in de hutten werd het meubilair vernield. Steenen wastafels, die vast tegen den muur geschroefd waren, werden afgerukt en sloegen in tweeén. Later bleek, dat in de luiken vele kogelgaten zaten, en dat de stuurhut op verschillende plaatsen was doorboord. Ook de dikke ijzeren verschansingsplaten waren doorboord, terwijl het dekkleed waarop de Nederlandsche vlag geschilderd was, op diverse plaatsen doorboringen vertoonde. Kustwacht in actie. Na de zesde bom had men aan de kust echter den aanval bemerkt en toen flitsten de zoeklichten van de luchtafweerbatterijen aan. Wel veertig scherpe lichtbundels zochten het luchtruim af en de vlieger vond het toen geraden, om te verdwijnen. Groote schade. De “Delfzijl” is ernstig beschadigd en het zal geruimen tijd duren, voor het schip weer in de vaart gebracht kan worden. Waarschijnlijk is er ook nog schade onder de waterlijn, tengevolge van de hevige schokken van de ontploffende bommen. Verbitterde bemanning. Natuurlijk waren de opvarenden zeer verbitterd door den aanval. De piloot moet volgens hen gezien hebben, dat het schip tot een neutrale natie behoorde, want de navigatie-lichten brandden normaal. De vlag, die op het dekkleed was geschilderd, is door de kogels op verschillende plaatsen doorscheurd. De stuurman kon het niet verkroppen, dat de bemanning zoo volkomen machteloos den aanval had moeten afwachten. 'De opvarenden op een schip van een oorlogvoerende natie hebben nog de beschikking over afweergeschut, maar wij moesten ons zonder protest laten slachten.', merkte hij wrevilig op. In Hansweert, waar het schip na lossing aankwam, hebben de militaire autoriteiten een onderzoek ingesteld, waarbij de kogels, die de bemanning als souvenir wilde bewaren, in beslag zijn genomen. Aan de hand van deze stille getuigen zal men trachten, de nationaliteit van het vliegtuig vast te stellen.
De bemanningsleden die aan boord waren zijn: kapitein Jan Koers, stuurman Koers, machinist De Graaf, kok Jongeneel en matroos Meijer.
|