Inloggen
BRISTOL - ID 17166


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1810-05-15 / 1842-08-03

Identification Data

Bouwjaar: 180?
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Fregat
Masten: Three masts
Material Hull: Wood, sheathed with copper
Dekken: 2
Construction Data

Scheepsbouwer: Built abroad
Werfnummer:
Technical Data

Gross Tonnage: 238.00 lasts
Gross Tonnage 2: 451.00 tons (oude meting)
 
Length 1: 30.65 Meters Registered
Beam: 6.93 Meters Registered
Depth: 4.78 Meters Registered
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1816
Datum agenda: 1816-09-09
Register nr: 18160697
Scheepsnaam: MARIA
Type:
Lasten: 0
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Couder & D.M. Brants
Plaats: Amsterdam
Kapitein op moment van verzoek: Vos, Jan
Opmerkingen: Nieuwe zeebrief
W.Indische zeebrief vervallen door het niet maken van W.-Indische zeereis
1815-04-27

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1802-00-00 BRISTOL
Manager: Built abroad
Eigenaar: Built abroad
Shareholder:
Homeport / Flag: Onbekend / Built abroad

Date/Name Ship 1810-05-15 MARIA
Manager: Couderc, Brantse & Changuion, Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Eigenaar: Partenrederij onder boekhouderschap van genoemde manager, Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Amsterdam / Netherlands

Date/Name Ship 1820-03-04 MARIA
Manager: Firma J. & Th. van Marselis, Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Eigenaar: Partenrederij onder boekhouderschap van genoemde manager, Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Amsterdam / Netherlands

Bezitters van parten (aandelen) in het schip

eigenaren van de MARIA oer 15 mei 1810:
J & C Hasselgreen Amsterdam 3/16
Wm. F. Röell Amsterdam 3/16
H.F. Tjeenk Amsterdam 2/16
Jacob de Clercq & Zoon Amsterdam 1/16
Pieter Bel Amsterdam 1/16
J. Heemskerk Amsterdam 1/16
Jonathan van Gelder Amsterdam 1/16
Tiede Christiaans Texel 1/16
Boekhouder Coudero D. & N.P. Brants Amsterdam 3/16

eigenaren per medio augustus 1820:

Jan en Theodorus van Marselis, Amsterdam (boekhouders en 3/16e part)
Schuijt van Castricum, Amsterdam (2/16e part)
H. Hartsink, Amsterdam (2/16e part)
J.G. van der Meulen, Amsterdam (2/16e part)
J. Meijnadier, Amsterdam (1/16e part)
J.M.J. Schuijt, geboren Hartsink, Amsterdam (2/16e part)
W.G. Hartsink, Amsterdam (2/16e part)
Maria Agnes Hartsink, Amsterdam (2/16e part)

Ship Events Data

1834-04-21: Sold at auction
Advertentie. G.J. Roland Holst, H.J. Rietveld en G.W. Sesink Clee, makelaars, zullen, op maandag de 21e april 1834, des avonds ten zes ure, te Amsterdam in de Nieuwe Stads-Herberg aan het IJ verkopen een extra ordinair welbezeild gekoperd fregatschip, varende onder Nederlandse vlag, genaamd: MARIA, laatst gevoerd door kapt. E.D. Dekker, volgens Nederlandse meetbrief lang 30 ellen 65 duimen, wijd 6 ellen 93 duimen, hol 4 ellen 78 duimen en alzo gemeten op 451 tonnen of 238 lasten. Breder bij de inventaris en bericht bij de makelaars.
1842-07-18: Sale/Verkoop
Verkoping van schepen op maandag 18 juli, in de Nieuwe Stads Herberg aan het IJ: het welbezeild gekoperd fregatschip MARIA, kapt. J.J. Remkes, NLG 13.000. In slag NLG 50. Opgehouden.
1842-08-03: Final Fate: Broken up

Op 3 augustus 1842 wordt de zeebrief van de MARIA door de ontvanger te Amsterdam naar Den Haag teruggezonden met de mededeling: Schip gesloopt.

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.Vos was lid van het Amsterdamse zeemanscollege "De Blaauwe Vlag" en wel in 1827 t/m 1831 met vlagnummer 12 en van 1832 t/m 1840 met nummer 7008.

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

Het Archief van de Amsterdamse Waterschout11a bevat monsterrollen op naam van kapitein Jan Vos op de:

“Roschans”, dd 09 mei 1790;

“Hoolwerff, dd 18 mei 1774; 23 februari 1775; 14 juni 1775;

“Vergulde Boender”, dd 29 mei 1778; 17 mei 1780; 30 augustus 1780; 03 mei 1786; 04 mei 1787; 13 juni 1788;

“Vrouw Catharina”, dd 15 december 1802;

“Maria”, dd 09 mei 1810; 23 december 1814; 22 april 1815 en 25 september 1816.

 

Overige bijzonderheden

Rotterdamsche Courant 05 maart 1816

Volgens berichten uit Surinamen, lopende tot den 15 januari, was het schip FRANKLIN, kapt. A. Roos, naar Amsterdam gedestineerd, de rivier afgezakt. Behalve de kortlings gearriveerde schepen, lagen in die Colonie nog de volgende, als MARIA, J. Vos; AMICITIA, M. Meijer; de VRIENDSCHAP, C. Fredriks; PHOENIX, A. Schrant; CORNELIA MARIA, J.L. Klasen; en FORTUNA, C. Jessen, alle van Amsterdam; CATHARINA, kapt Dirks, en HET VERTROUWEN, R. Smidt, van Rotterdam.

Staat deze melding van J.Vos op de goede plaats?

 

 

Datum vanaf: 1810
Kapitein: Voss, J.

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

De “Maria” zie hierna

 

Overige bijzonderheden

Geerlof Plas was in 1817 gezagvoerder van de "Maria". Op zijn schip werd op 18 juli 1817 vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam als jong matroos geplaatst Arnoldus Lubertus Koolhaas (zie aldaar)004. Geerlof Prins dateerde de monsterrol van deze reis naar Demerarij op 12 juli 1817011.

 

 

Datum vanaf: 1817
Kapitein: Plas, Geerlof

 

Familiegegevens

Engel Douwes werd geboren op 03 september 1787 te Oostzaandam en gedoopt op 19 februari 1804 te Amsterdam als zoon van Pieter Douwes en Engeltje Dekker. Het gezin was doopsgezind.

Het kerkelijk huwelijk werd op 13 november 1808 te Ballum op Ameland gesloten met Sytske Eeltjes Klein, geboren te Hollum in 1782 en gedoopt te Zaandam, als dochter van Eeltje Sjoerds Klein en Claaske Jans Nagtegaal. Zij overleed op 05 mei 1846 te Amsterdam.

Engel overleed te Amsterdam op 25 juli 1850. Zijn beroep was zeeman, gezagvoerder.

 

Engel Douwes Dekker werd geboren te Zaandam op 03 september 1787. Hij huwde met Sytske Eelkes (Klein), geboren te Holm (Ameland) op 04 augustus 1782. Lid van het Weldadig Zeemansfonds Fonds per 21 juni 1830. Bedankt als lid003.

 

Engel Douwes was bij zijn inschrijving in het leerlingenregister van de Kweekschool voor de Zeevaart afkomstig uit Oostzaandam. Als zijn geloofsovertuiging werd “mennoniet” opgegeven. Hij was vlg. een doopceduul met nr. 815 gedoopt op 05 oktober 1800. Zijn ouders waren Pieter Douwes, schipper op Amsterdam, wonende te Wormerveer, gereformeerd en Engeltje Dekker uit Westzaandam, mennoniet, en ten tijde van de inschrijving overleden.

Engel werd ingeschreven op 10 december 1800 op de leeftijd van 14 jaar en met een lengte van 5 voet en 2 duim.

In het Register werden zijn vorderingen bijgehouden beginnend in 1801 en meestal eens per drie maanden. In deze rapportage zijn zijn vorderingen gemeld in de trant van “kent miswijzing compas”, kent Zeilage naar ’t plat”, kent Steenstra” (kennelijk een leerboek in verschillende delen). Als aanmoediging en beloning werden door de school soms prijzen uitgedeeld en zo staat bij Engel o.a. “19 sept 1802 Een Prijs gehad Varenius en Stavorinus”, “25 sept. 1805 Een Prijs gehad Vaderl. Historie met pl.” (Het gaat hier kennelijk om boekwerken).

Tenslotte worden ook andere opmerkingen gemaakt en wel: “7 May 1806 buiten het kweeks vernacht aan ’t blok” en “1 dito onderzocht dat te Bruyloft geweest was. nog 8 d thuis”.

Tenslotte de mededelingen: “16 april 1804 Geplt als ligtmatroos op het Transpt schip Margaretha Capt. K.Dreewes” en “4 maart 1807 uit hoofde zijner gevorderde Jaaren en verkregen kunde ontslagen met attestatie” 004-530/p.847. (Ik heb deze kapitein niet teruggevonden bij van Sluijs013)

 

In dossier 38-90 een monsterrol dd 21 december 1813 met het kaagschip “Nepthunus”, varend onder Hollandse vlag onder kapitein Dirk Tjeerds Visser. Boekhouder Louwerens Veen te Alkmaar. Bestemming Londen. 4 bemanningsleden de kapitein, stuurman Engel D.Dekker, matroos Klaas H. de Boer en kok Douwes T.Visser, allen van Ameland.011a

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

In de Algemene Ledenvergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 21 augustus 1829 werd Engel Douwes Dekker, wonende op de Haarlemmerdijk te Amsterdam, oud 41 jaar, voerend het fregat de “Zorgvuldigheid” voorgedragen als effectief lid door Jan Sipkes Feykesz. In de vergadering van 28 augustus 1829 werd de voordracht afgewezen023.

E.D.Dekker werd met vlagnummer 332 effectief lid van Zeemanshoop per 03 augustus 1830 op voorspraak van P.F.Wegener. Zijn schip was de "Dorothea"002.

In de Algemene Vergaderingen van 27 juli/03 augustus 1830 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop wordt met vlagnummer 332 voorgedragen/benoemd als effectief lid kapitein Engel Douwes Dekker, wonende op de Haarlemmerdijk te Amsterdam, oud 42 jaar, voerend het fregat de Zorgvuldigheid, op voordracht van kapitein P.F.Wegener023.

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 10 augustus 1847 staat vermeld, dat kapitein E.D.Dekker, bedankt voor zijn effectief lidmaatschap.023.

 

Engel Douwes Dekker was effectief lid van “Zeemanshoop” van 1830 t/m 1847 met de vlagnummers 332 (1830-1836) en 221 (1836-1847)

 

E.D.Dekker wordt vermeld als lid van het zeemanscollege "De Blauwe Vlag" te Amsterdam en wel met vlagnummer 39 in 1827 t/m 1830 en vlagnummer 12 in 1832 t/m 1840008.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 25 april 1833 staat dat de volgende personen “hebben aangevraagd om onder vreemde vlag te mogen varen en toch deelnemer te mogen blijven. de kapiteins E.D.Dekker, R.C.Stada, R.Tjebbes, E.Speelman, D.K. de Groot. stuurl. G.Tinzen, P.C.Fruyt, R.S.Molenaar, B.I.Doornik.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 28 november 1833 staat een verzoek van kapitein E.D.Dekker “Lid in het Doorlopend Fonds te mogen blijven, terwijl hij eene reis als supercarga naar Suriname onder Hollandsche Vlag gaat doen.” Het Bestuur gaat acoord. In de notulen dd 27 november 1834 staat een overeenkomstig verzoek. Het bestuur gaat ook nu accoord “mits het schip voor Hollandscche Rekening en uit eenen Hollandsche haven varende en stortende in den rang van Kapitein en met inachtneming van Art. 58.” 042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 juli 1847 staat het bedanken voor het lidmaatschap van Zeemanshoop van E.D.Dekker, vlagnummer 221.042.

 

Artikel 55 van het reglement van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop staat deelname in het Weldadig Zeemans Fonds toe als men met of onder vreemde vlag vaart mits men de verplichte storingen tijdig voldoet. In de Notulen van de Algemene Vergaderingen van het College dd 30 april 1833 staat dat dit Reglementsartikel van toepassing is op de kapiteins E.H.Dekker, R.C.Stada, R.Tjebbes, Ev. Speelman en D.K.de Groot023. (het betreft hier een kapitein die effectief lid is van Zeemanshoop, maar de ledenlijst vermeld geen E.H.Dekker. Degene die er het dichtste bijkomt is E.D. Dekker, vandaar deze vermelding).

 

De schepen van de kapitein

In het Stadsarchief van Amsterdam bevindt zich in inventaris 5081-7148-142b een akte van koop/verkoop van de kof “Richard”, gedateerd Londen 11 februari 1814. De verkoper voor GBP 1300,- was Richard Neale, scheepsreder te St.Catherine’s Tower, Middlesex.

De aankoper was de Londenaar John William Surie, die de aankoop deed ten behoeve van Laurens Veer, koopman te Alkmaar (2/9de part), Cornelis Bloemendaal, particulier te Assendelft (1/9de part) en anderen. De kapitein was Engel Douwes Dekker te Ameland.

Het schip lag bij de aankoop te Londen, waar de consul-generaal Wm. May een tijdelijke zeebrief dd 04 april 1814 afgaf aan Engel Douwes Dekker voor de overtocht van Londen naar Amsterdam. Laurens Veer en Cornelis Bloemendaal vroegen op 09 mei 1814 een Nederlandse zeebrief aan voor de “Richard”.

 

In het Amsterdamse Stadsarchief is in inventaris 5181/7150-1815-47b een rederijcedule ter verkrijging van een zeebrief dd Amsterdam 19 september 1815 van de pink “Vrouw Trijntje”, tevoren genaamd geweest “Margaretha. De eigenaren waren L.Veer (5/16e), Johs. Meijjes (3/16e) en Simon Hikkel (4/16e)

 

In de Amsterdamsche Alamank voor Koophandel en Zeevaart staan de volgende gegevens001:

vlagnummer                  jaren                      type                 scheepsnaam                                       naamreder/boekhouder

       332                      1830-1831                fregat              de Zorgvuldigheid                               Visser

                                     1832-1833                fregat              Maria                                                    J.en T.Marselis

                                         1834                      geen opgave van schip en boekhouder

                                         1835                      brik                  de Verwachting                                   J.en T.Marselis

       221                          1836                      brik                  de Verwagting                                     idem

                                     1837-1846                fregat              Dorothea                                              idem

 

Bouma025 vermeldt E.D.Dekker als gezagvoerder gedurende:

*   1824 t/m 1832 van het fregat “Zorgvuldigheid”, gebouwd in 1812, bouwlocatie niet vermeld, 248 ton o.m., varend voor Visser te Amsterdam;

*   1833 t/m 1834 van het fregat “Maria”, gebouwd in 1802, bouwlocatie niet vermeld, 451 ton o.m., varend voor J.& T.Marselis te Amsterdam; (zie de opgaven uit het Archeif van de Waterschout. Kennelijk een eerdere “Maria”, die niet door Bouma is vermeld)

*   1835 t/m 1836 van de brik “Verwachting” ex Goede Verwachting, gebouwd in 1800, bouwlocatie niet vermeld, 240 ton o.m., varend voor J.& T.Marselis te Amsterdam;

*   1838 t/m 1847 van het 3/m schip “Dorothea”, gebouwd in 1837 te Amsterdam, 395 ton o.m., varend voor J.& T.Marselis te Amsterdam.

Geen “Richard” en “Vrouw Trijntje” door Bouma vermeld met een kapitein E.D.Dekker.

 

In het Archief van de Waterschout op het Stadsarchief van Amsterdam bevinden zich monsterrollen op naam van kapitein Engel Douwes Dekker op de:

Dorothea”, dd 10 augustus 1837; 11 september 1838.

 

“Richard”, dd 11 mei 1814;

“Vrouw Trijntje”, dd 09 oktober 1815; 30 oktober 1816; 01 juli 1818;

“Maria”, dd 02 oktober 1820; 08 oktober 1821; 04 oktober 1822; 16 september 1823; 13 oktober 1825;

“Zorgvuldigheid”, dd 02 oktober 1826; 21 april 1827; 06 november 1827; 30 september 1828; 17 september 1829; 27 oktober 1830; 20 oktober 1831;

“Verwagting”, dd 09 juni 1835; 15 december 1835; 14 juli 1836;

De opgaven van de “Maria” kloppen niet met die van Bouma en de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart.

 

Amsterdamsche Courant 07 juni 1825. Apart artikel onder de rubriek WEST-INDIE:

“PARAMARIBO, den 12den April. Eenige minuten na middernacht tusschen den 11den en 12den dezer maand werd aan boord van het Nederlandsch koopvaardijschip Willem den Eersten, Kapt. Jens Johannissen, ontdekt dat er brand onder in dien bodem was; er werd om hulp van boord der naast omliggende schepen geroepen; de Kapt. J.Hulsen zond dadelijk manschappen, en bij de opening der luiken, sloeg de vlam uit; de rook was zoo zwaar dat men, in den buitendien donkeren nacht, niets verrigten kon; bespeurende dat de felle brand niet meer te blusschen was, riep Kapt. Jens Johannissen zijne schepelingen toe, van zichzelve en hetgeen zij nog mogten uithalen te redden; en ging toen ook zelf nog eens in de kajuit, waarschijnlijk om zijne papieren an andere stukken van aangelegenheid te trachten met zich te nemen; hij werd gevolgd van een der schepelingen, die echter door den opstijgende damp genoodzaakt was dadelijk te rug te keeren, terwijl kapt., alhoewel dringend te rug geroepen, nog eenige korte oogenblikken langer beneden blijvende, zulks het droevig gevolg had, dat de brand een aan boord zich bevonden hebbend vaatje buskruid genakende de losbarsting hiervan het schip in lichte laaije vlam zette, en tevens het leven van den kapt. moet hebben verkort, vermits sedert dat oogenblik hij niet weder tevoorschijn is gekomen. Deze brand was zoo fel dat de naast aan in de laag liggende schepen, wilden zij behouden blijven, geen tijd hadden om de ankers te ligten, maar genoodzaakt waren de touwen achter en voor te kappen.

Dit had dan ook een gunstig gevolg voor de schepen, de Zorgvuldigheid, Kapt. J.Hulsen; de Henriette, Kapt. J.E.Schneebeeke en de Henriette, Kapt. J.C. Willemse, wiens boegspriet en kluiverpen reeds aan het branden was, andere schepen zoo als de Maria, Kapt. E.D.Dekker; de Jonge Willem, kapt.G.van Meedevoort ; de vier Gezusters, Kapt. Jan van Dijl vlooden van het gevaar door uit de laag en op stroom te verhalen; het schip Maria Agnita, Kapt. P.Rijnbende in de binnen laag liggende en zich los gemaakt hebbende, geraakte, door het laatste van den vloed, vast op den wal, het schip Betsy, Kapt.M.Mac Dougal van Rotterdam in de laag voor de Willem den Eersten, voor twee kettingen achter en voor vastliggende, liet de achter ketting slippen, maar voor hij zulks met de voor ketting konde doen, had de brand van de Willem den Eersten, (wiens achter touw afgebrand zijnde en deze bodem dus met het laatste van den vloed op deszelfs voor touw rondzwaaijende, met de achter steven naar den wal, tegen de Betsij langszij aankomende,) ook dezen aangetats en overmeesterd, zoodanig dat de afbranding van dezen bodem niet kon gestuit worden. De Willem den Eersten brandde af en zonk, de eb zette zich nu ten half drie ure in.

Om voor te komen dat de brand van de Betsij tot de huize overvloog, en dat, wanneer deszelfs braspil verbrand en dus de bodem zelf van de voorketting los rakende met de eb naar de beneden in de laag liggende schepen zoude afdrijven, ook aan dezen geen letsel toebragt, werden twee trossen om het roer en aan de wal vastgemaakt tevens gaten in het schip geboord, de midden en bezaan masten gekapt en om ver gehaald, en de brandspuit in een groote pont ingescheept daarop spelende gehouden, tot vijf ure des morgens, toen een zware regenbui een einde maakte aan den rampvollen brand en eene minder slegte uitkomst gaf, dan men bedugt was.

De ijver door den Oversten P.Muller en de andere Heeren Officieren van ’s Rijks Brik van oorlog Merkuur betoond, heeft grootelijks bijgedragen tot de spoedige stuiting van dezen dreigenden brand; - waarbij tegenwoordig zijn geweest Zijne Exellentie de Generaal Majoor en Gouverneur, de leden der regering enmeer andere Burgerlijke en Militaire autoriteiten.

De toestand de ekwipage der beide afgebrande schepen is deerniswaardig, hebbende dezelve alles verloren.

Na de vermelding dezer bedroevende gebeurtenis, mogen wij niet nalaten de verdiende hulde aan de nagedachtenis van den ongelukkigen Kapitein Jens Johannissen, die slechts alleen daarvan het slagtoffer is geworden, toe te wijden. - Zijne bestendige zorg voor zijnen kostbaren bodem; de eerste na zoo vele jaren stilstands in onze Nationale scheepsbouw, alhier, in den jare 1816 gerimmerd (getimmerd?) en ten regten daarvan de sieraad. - Zijn gestadig verblijf aan boord - De goede orde en discipline welke daar steeds heerschte - Dit alles heeft het onheil niet mogen voorkomen. Maar nimmer zal voorzeker het geheugen van zoo vele goede hoedanigheden worden uitgewischt bij de Reeders van zijnen bodem, bij welke zij hem ten regten geacht hadden gemaakt, - bij de Planters, welke denzelven mede hadden leren waarderen, - bij zijne equipagie, welke hem vereerde en beminde. Terwijl eindelijk eene gade en kinderen, in hem den besten verzorger hebben te betreuren.”

 

"De Drie Gebroeders" op de rede van Batavia057:

06 januari 1839        "... heden gearriveerd hier kaptijn Dekker fregat Dorothea ...".

Het fregat "Dorothea" onder gezag van Engel Douwes Dekker en met 27 manschappen dateerde de monsterrol op 11 september 1838 met bestemming Batavia. De boekhouders waren J.&T. van Marceles (=Marselis)011.

 

In het Register van Schepelingen nummer 19 staat de registratie per 30 april 1846 van Engel Douwes Dekker als gezagvoerder van het fregat “Dorothea” 011b.

 

 

38-98        09 oktober 1815, pink “De Vr. Trijntje”, kapitein Engel Douws Dekker, bestemming St.Thomas, correspondent L.Veer, 13 bemanningsleden i.c. opperstuurman, onderstuurman, bootsman, timmerman, kok, 4 matrozen, 2 ligtmatrozen, koksmaat en een kajuitwachter.

38-101      30 oktober 1816, schip “De Vr. Trijntje”, kapitein Engel Douwes Dekker, bestemming West Indië, correspondent L.Veen, 13 bemanningsleden i.c. opperstuurman, onderstuurman, bootsman, timmerman, kok, 4 matrozen, 2 ligtmatrozen koksmaat en een kajuitwachter.

30-102      01 juli 1818, pink “De Vr Trijntje”, kapitein Engel D.Dekker, bestemming Curacao, correspondent, L.Veer, 14 bemanningsleden i.c. opperstuurman, onderstuurman, bootsman, timmerman, kok, 3 matrozen, 3 ligtmatrozen, koksmaat en 2 kajuitwachters.

 

Het Archief van de Amsterdamse Waterschout in het Stadsarchief van Amsterdam011a bevat een monsterrol:

38-92    11 mei 1814, kof “Richard”, kapitein Engel D.Dekker, varend onder Hollandse vlag, correspondent O. de Vries, bestemming Liverpool, 8 bemanningsleden i.c. stuurman, timmerman, kok, 4 matrozen en een jongen.

 

In Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker. Dik van der Meulen, SUN, Nijmegen. 2002 staat op

p.121:

*   “In 1837 werd Engel Douwes Dekker kapitein van het fregatschip Dorothea. Met deze driemaster van 590 ton, meer dan 25 meter lang, voer hij de laatste tien jaar van zijn zeemansbestaan op Nederland-Indië. Met dit schip is Eduard Douwes Dekker op 23 september 1838 als lichtmatroos uitgezeild naar Indië.”

en op p. 139:

*   In 1838 ging Multatuli met de “Dorothea” onder gezag van zijn vader naar Indië. Hij deed dienst als matroos. Zijn broer Jan was toe stuurman.

 

Overige bijzonderheden

Op 31 oktober 1831 wordt Adrianus Gersen geplaatst als ligtmatroos op de "Zorgvuldigheid", kapitein Decker (sic), voor een reis naar Suriname. Het schip keert terug op 11 juli 1832004(532/1648).

 

In de “Biografie van Cornelis Abrahamsz Jr” worden de volgende vermeldingen gedaan109:

Tweede helft van 1822 te Amsterdam:

       In 1822 geplaatst als 3e stuurman op de “Maria”, kapt. Dekker, reederij J.& Th van Marselis. Hij moest ook als hofmeester fungeren.

Tweede helft 1822 te Amsterdam:

       “Ik ging dan op zekere morgen om 10 uur naar het huis van kapitein Dekker in de binnen brouwerstraat schelde aan en stond een weinig verlegen te wachten op de ontmoeting die ik nu hebben zou of ik aangenomen zou worden (als 3e stuurman op de “Maria”). Ik werd opengedaan door een meisje van zoo ik giste 13 of 14 jaren met pavilotten in het haar en een jakje en rokje. Meisje is de kapitein thuis? Neen vader is niet thuis maar kan ik de boodschap doen?.Neen dank U dan zal ik de kapitein wel op de beurs spreken, dag juffrouw. Dit was het eerste onderhoud dat ik had met haar die naderhand mijn vrouw en Uw Moeder is geworden.”

04 november 1823, vertrek van Nieuwe Diep met de “Maria”:

       Op 04 november 1823 weer met de “Maria” en kapitein Dekker van Nieuwe Diep vertrokken. Aan boord Lt. M. de Vogel met 50 man troepen. Arriveerden in januari 1824 in Paramaribo.

Half april 1825. Beschrijving van een brand op de Surinamerivier van de “Willem den Eersten” onder kapitein Jens Johannissen:

     Abrahamsz dacht eerst dat kapitein Dekker “… zijne grootte bezorgdheid betuigde over het schip Zorgvuldigheid, (onder kapitein J.Hulsen) het welk noch niet buiten gevaar was, men was daar evenwel hard aan ’t werk en kort daarna zagen wij ook dit schip en noch vele andren op stroom halen, en toen was zijn Ed. ook gerust, eerst had ik gemeend dat zijne ongerustheid over hetzelve daarin zijn oorzaak had, dat dit schip voor de zelfde Rederij voer, en dus zuivere belangstelling in ’t lot van zijn Reeders, maar later zeide hij mij dat hij juist een dag te vooren eene grootte partij balen koffij in hetzelve geladen had en dat deze noch niet verzekerd waren.

       Vervolg gaat over de brand op de “Willem den Eersten” onder kapitein J.Johannissen.

10 december 1825. Liggend te Nieuwe Diep met de “Maria”:

       Vierde reis met de “Maria” onder kapitein Dekker. Als passagiers de heren Groof en v.d. Weide en mevr. Retermeijer.

Op 30 januari 1826 vertrek met de “Maria”, kapt. Dekker, vanuit Nieuwe Diep.

       Na 39 dagen in Paramaribo. op 22 april 1826 retour en na 60 dagen op 21 juni 1826 in Nieuwe Diep terug.

Juli/augustus 1826 te Amsterdam:

       “Mijne kapitein (kapitein Dekker) die zoo gaarne een vlugger en handiger schip had dan het geene hij tot nu toe gevoerd had kreeg nu daar de oude kapt. Hulsen aan de wal bleef het bevel over het vroeger door dezen gevoerde schip de Zorgvuldigheid en ik de belofte om als 2e stuurman aan boord van dien bodem geplaatst te zullen worden.”

 

Engel Douwes Dekker was de vader van Eduard Douwes Dekker, de latere Multatuli, en schoonvader van kapitein Cornelis Abrahamsz Jr die huwde met zijn dochter Catharina. Deze Cornelis Abrahamsz begon zijn zeemansloopbaan bij zijn latere schoonvader. Uitgebreide informatie omtrent Engel Douwes Dekker en zijn vrouw is te vinden in een aantal bronnen, nl:

  1. Autobiografie van Cornelis Abrhamsz. Jr. Originele manuscript in het NSM. Hiervan is een typoscript beschikbaar onder nummer Gr.80-6 I en II. Het typoscript heb ik doorgenomen o.a. op het voorkomen van personen (excl. familieleden) en de genoemde kapiteins zijn opgenomen in deze Lexicon. Ik heb wel de indruk, dat er in de transcriptie typefouten staan en een nauwkeurige biograaf zou dus het manuscript moeten raadplegen voor correcte citaten.
  2. Anna Abrahams. Journaal eener Oostindiesche Reis. De belevenissen van een tienjarig meisje in 1847 en 1848.

     Geannoteerde uitgave door de stichting Terra Incognita te Amsterdam. 1993. 72 pp.

  1. Met de wind in het zeil. Verslag van een doctoraal werkcollege: Gezagvoerders bij de koopvaardij in de negentiende eeuw

     door Koos Meijles, Mei 1991, 49 pp. De gegevens over Abrahamsz staan op pp. 6 t/m 19 en zijn vooral ontleend aan de onder 1 genoemde autobiografie.

  1. Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker. Dirk van der Meulen. Uitg. SUN, Nijmegen 2002, 912 pp.

     Kapitein Abrahamsz was de zwager van Multatuli en de biografie vermeldt diverse keren de contacten tussen beide families. De godsdienstige Abrahamsz was zeer ongelukkig met de contacten tussen de atheïstische Douwes Dekker en zijn kinderen, o.a. zijn dochter Sietske.

  1. Volgens van der Meulen (zie 4) heeft Paul van ’t Veer in “Het leven van Multatuli” veel bijzonderheden van het leven van de familie Douwes Dekker
  2. Het geannoteerde Journaal van Anna Abrahamsz en de scriptie van Meijles bevatten diverse referenties, die inzicht geven in het leven van kapitein Abrahamsz.

 

Rotterdamsche Courant 25 mei 1819114

Amsterdam 23 mei. Volgens een brief van Curaçao, van den 9 maart, zou den 3 april van daar vertrekken het schip VROUW TRYNTJE, kaptein E.D. Dekker, naar Amsterdam.

 

Rotterdamsche Courant 13 juli 1819114

Advertentie. R. Hoijman, J. van Ouwerkerk de Vries, T. van Olivier, J.E. Lublink en J. Boelen, makelaars, zullen, op maandag den 19 juli 1819, des avonds ten 6 uren, te Amsterdam, in het Nieuwezijds Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen: een extraordinair welbezeild gekoperd Pinkschip, genaamd de VROUW TRIJNTJE, gevoerd Kapitein E.D. Dekker, lang 92 voet 5 en 1 half duim, wijd 26 voet 3 duim, hol 12 voet, het verdek 5 voet 8 duim, alles Amsterdamse maat; breder bij de inventaris en berigt bij de makelaars.

 

Rotterdamsche Courant 23 september 1819114

Advertentie. R. Hoijman, J. van Ouwerkerk de Vries, T. van Olivier, J.E. Lublink, J.H. Schäffer en J. Boelen, makelaars, zullen, op maandag den 27 september 1819, des v.m. ten 10 uren, te Amsterdam, op de werf van de Mr. Scheeps-timmerman J. Meijjes, in de Kleine Kattenburgerstraat, verkopen: het Pinkschips-hol, genaamd de VROUW TRIJNTJE, gevoerd geweest door kapitein Engel Douwes Dekker, lang 92 voet 5 en 1 half duim, wijd 26 voet 3 duim, hol 12 voet, het verdek 5 voet 8 duim, alles Amsterdamse maat, alsmede een partij scheeps-gereedschappen, bestaande in ankers, touwen, zeilen, rondhouten, enz. Liggende als nader bij notitie wordt aangewezen, en berigt bij de makelaars. (opm: vermoedelijk rijp voor de sloop, zie RC 130719)

 

Rotterdamsche Courant 30 november 1820114

Londen, 24 november. Het schip MARIA, Dekker, van Amsterdam naar Surinamen, bevond zich den 20 dezer op de hoogte van Dartmouth, en de volgende dag het schip ADRIANA JOHANNA, Kleijn, mede van Amsterdam naar Surinamen, beiden den 17 uit Texel gezeild.

 

Rotterdamsche Courant 16 juni 1821114

Amsterdam, 14 juni. Kapt. A. Hansen, voerende het schip AMICITIA, den 12 juni in Texel binnen van Surinamen, is den 12 april van daar vertrokken; dezelve berigt, dat voor hem gezeild is het schip (opm: pink) SIMONETTA MARIA, kapt. G.H. Ahlers; dat het fregat PAULINA, kapt. J. Johannessen, den 15 dito zou vertrekken, en gevolg worden door de schepen CONCORDIA, kapt. W. Groen, en MARIA, kapt. E.D. Dekker, allen naar Amsterdam.

 

Rotterdamsche Courant 01 juni 1822114

Amsterdam, 29 mei. Kapt. E.D. Dekker, voerende het fregatschip MARIA, meldt van Paramaribo, van den 6 maar, dat zijn vertrek van daar naar Amsterdam op den 21 april bepaald is

 

Rotterdamsche Courant 11 juni 1822114

Rotterdam, 10 juni. Uittreksel uit de Lloyd’s Lijst van den 7 juni:

Het schip ROTTERDAMSCH WELVAREN (opm: fregat ROTTERDAMS WELVAREN), K.P. Schenkel, van Rotterdam naar Batavia, was den 4 dezer op de hoogte van Douvres (opm: Dover), en de volgende dag bij Dartmouth het schip de ZEEUW (opm: fregat, kapt. L. Woutersen), van Surinamen naar Middelburg; het schip MARIA, Decker (opm: kapt. E.D. Dekker), van Surinamen naar Amsterdam, bevond zich den 4 op de hoogte van Plymouth.

 

Rotterdamsche Courant 15 juni 1822114

Amsterdam, 13 juni. Kapt. E.D. Dekker, voerende het fregatschip MARIA, van Surinamen naar Amsterdam gedestineerd, meldt in dato 3 juni, dat hij die ochtend te elf uren, bewesten Goudstaart (opm: Start Point), in goede staat zeilende was, hebbende oosten winden. Hij was den 22 april van Surinamen vertrokken en zou denkelijk die zelfde dag door kapt. J. Hulsen, voerende het schip (opm: fregat) de ZORGVULDIGHEID, gevolgd zijn.

 

Datum vanaf: 1820
Kapitein: Dekker, Engel Douwes

Familiegegevens en opleiding

Arend Hulsen werd geboren te Amsterdam op 14 juli 1800.

Hij trouwde met Hendrika Geertruyda Scholtijs, geboren te Amsterdam 28 september 1798. Het echtpaar kreeg een zoon op 29 juni 1822, een dochter op 20 mei 1825 en een dochter op 08 november 1826.

Arend Hulsen overleed in Amsterdam op 18 april 1870 (zie hierna)003

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

A.Hulsen was lid van het Amsterdamse zeemanscollege "De Blaauwe Vlag" en wel in 1828 t/m 1830 met vlagnummer 176 en van 1832 t/m 1840 met vlagnummer 44008.

 

A.Hulsen werd met nr.200 effectief lid van Zeemanshoop per 05 december 1826 op voorspraak van J.F.R.Precht. Zijn schip werd niet vermeld. Is honorair lid geworden002.

In de Algemene Ledenvergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 28 november/05 december 1826 werd A.Hulsen voorgedragen/benoemd als effectief lid op voordracht van J.F.R.Precht. Hij was 26 jaar en woonde in de Binnenbrouwersrtraat 52 te Amsterdam Hij voer op het fregat “Maria” en kreeg toegewezen vlagnummer 200023.

Arend Hulsen was effectief lid van het Amsterdame zeemanscollege “Zeemanshoop” van 1826 t/m 1834 met vlagnummer 200.001

A.Hulsen was van 1832-1834 bestuurslid van het College Zeemanshoop019.

Hij werd deelnemer van het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 08 mei 1827 en bedankte in 1835003.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 30 mei 1833 staat vermeld dat aan een aantal leden wordt toegestaan deel te blijven behouden “hoewel onder vreemde vlag varend.” Hierbij is kapitein A.Hulsen.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop van 30 mei 1833 staat een bericht van kapitein A.Hulsen die zijn aanstaande vertrek naar Suriname meedeelt.042.

In de notulen van de Buitengewone Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 12 april 1870  wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de afwikkeling van de legatering van zijn nalatenschap door Arend Hulsen aan Zeemanshoop. Zie ook hierna 042

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 02 juni 1870 staat een discussie omtrent de financiering van de vervaardiging van een portret van kapitein Hulsen. Besloten wordt dat niet te bekostigen uit het legaat van Hulsen, maar een bus te plaatsen waar de leden een bijdrage in kunnen storten.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 31 oktober 1872 staat een melding “berigtende dat de Hond Amie van wijlen den Heer A.Hulsen is overleden. Aangenomen voor berigt en verder aan Heeren Penningmeesteren ter afdoening van hetgeen voor die hond nog mogt verschuldigd zijn.”042

 

In de Algemene Vergadering van Zeemanshoop van 30 december 1834 wordt op verzoek van kapitein Hulsen zijn effectief lidmaatschap omgezet in een honorair lidmaatschap023.

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 19 april 1870 staat vermeld: ”Tenslotte wordt berigt dat het Collegie door wijlen den Heer Arend Hulsen bij testamentaire beschikking ten behoeve van het Weldadig Zeemansfonds is benoemd tot Universeel Erfgenaam van diens Nalatenschap onder den last van verschillende Legaten en periodieke Uitkeeringen.”023.

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 05 mei 1904 staat een “Verslag van de heeren W.P.Harten en W. van der Vies omtrent de overbrenging van het lijk van wijlen den heer A.Hulsen naar de Nieuwe Oosterbegraafplaats.”023.

 

Arend Hulsen benoemde bij olografisch testament van 25 september 1868 het college "Zeemanshoop" tot erfgenaam. Hij overleed op 08 april 1870 te Amsterdam en een dossier in het GAA bevat de documenten tot afhandeling van het testament. Het college ontving o.a. ¦117.000,- in de vorm van inschrijvingen 3% Nationale Schuld en c.¦54.000,- van een tegoed. Het dossier bevat een uitgebreide inventarislijst van de inboedel van Hulsen bij zijn overlijden. Voorts zijn diverse paketjes met kwitanties aanwezig, waarvan een groot deel slaat op de levenslange maandelijkse uitbetaling van geringe bedragen aan enkele andere erflaters.

Uit: "Stukken betreffende de nalatenschap van Arend Hulsen en de afwikkeling daarvan".  GAA,491-114.

Fotokopie van de overlijdensannonce.

 

De schepen van de kapitein

De Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart te Amsterdam vermeldt de volgende schepen:

vlagnummer                    jaren           type                  scheepsnaam                                        naam reder/boekhouder

       200                        1826-1831     fregat               Maria                                                     J.& T. van Marselis

                                      1832-1834     fregat               De Zorgvuldigheid                               J.Hulsen

 

Bouma025 vermeldt A.Hulsen als gezagvoerder gedurende:

*    1820 t/m 1832 van het fregat “Maria”, gebouwd in 1802, bouwlocatie niet vermeld, 451 ton o.m., varend voor J.& T.Marselis te Amsterdam

*    1833 t/m 1834 van het fregat “Zorgvuldigheid”, gebouwd in 1812, bouwlocatie niet vermeld, 248 ton o.m., varend voor J.Hulsen te Amsterdam.

 

In het Archief van de Waterschout te Amsterdam011a staat een opsomming van de monsterollen van Arend Hulsen en wel:

25-juli 1872 (moet een voorvader zijn) St.Nicolaas 02 oktober 1826, Maria 17 december 1827, 12 maart 1829, 11 maart 1830, 18 oktober, 08 november 1831, 19 maart 1834 Zorgvuldigheid 09 oktober, 12 mei 1835.

 

Overige bijzonderheden

De monsterrol dd 09 oktober 1822 van de “Zorgvuldigheid” bevat de melding van kapitein Johannes Hulsen, de bestemming naar Suriname en de boekhouder i.c. van Marcelis te Amsterdam. Als eerste stuurman fungeerden een 1e stuurman Arend Hulsen en een ligtmatroos, ook Arend Hulsen.

 

Amsterdamsche Courant 07 juni 1825. Apart artikel onder de rubriek WEST-INDIE

“PARAMARIBO, den 12den April.  Eenige minuten na middernacht tusschen den 11den en 12den dezer maand werd aan boord van het Nederlandsch koopvaardijschip Willem den Eersten, Kapt. Jens Johannissen, ontdekt dat er brand onder in dien bodem was; er werd om hulp van boord der naast omliggende schepen geroepen; de Kapt. J.Hulsen zond dadelijk manschappen, en bij de opening der luiken, sloeg de vlam uit; de rook was zoo zwaar dat men, in den buitendien donkeren nacht, niets verrigten kon; bespeurende dat de felle brand niet meer te blusschen was, riep Kapt. Jens Johannissen zijne schepelingen toe, van zichzelve en hetgeen zij nog mogten uithalen te redden; en ging toen ook zelf nog eens in de kajuit, waarschijnlijk om zijne papieren an andere stukken van aangelegenheid te trachten met zich te nemen; hij werd gevolgd van een der schepelingen, die echter door den opstijgende damp genoodzaakt was dadelijk te rug te keeren, terwijl kapt., alhoewel dringend te rug geroepen, nog eenige korte oogenblikken langer beneden blijvende, zulks het droevig gevolg had, dat de brand een aan boord zich bevonden hebbend vaatje buskruid genakende de losbarsting hiervan het schip in lichte laaije vlam zette, en tevens het leven van den kapt. moet hebben verkort, vermits sedert dat oogenblik hij niet weder tevoorschijn is gekomen. Deze brand was zoo fel dat de naast aan in de laag liggende schepen, wilden zij behouden blijven, geen tijd hadden om de ankers te ligten, maar genoodzaakt waren de touwen achter en voor te kappen.

Dit had dan ook een gunstig gevolg voor de schepen, de Zorgvuldigheid, Kapt. J.Hulsen; de Henriette, Kapt. J.E.Schneebeeke en de Henriette, Kapt. J.C. Willemse, wiens boegspriet en kluiverpen reeds aan het branden was, andere schepen zoo als de Maria, Kapt. E.D.Dekker; de Jonge Willem, kapt.G.van Meedevoort ; de vier Gezusters, Kapt. Jan van Dijl vlooden van het gevaar door uit de laag en op stroom te verhalen; het schip Maria Agnita, Kapt. P.Rijnbende in de binnen laag liggende en zich los gemaakt hebbende, geraakte, door het laatste van den vloed, vast op den wal, het schip Betsy, Kapt.M.Mac Dougal van Rotterdam in de laag voor de Willem den Eersten, voor twee kettingen achter en voor vastliggende, liet de achter ketting slippen, maar voor hij zulks met de voor ketting konde doen, had de brand van de Willem den Eersten, (wiens achter touw afgebrand zijnde en deze bodem dus met het laatste van den vloed op deszelfs voor touw rondzwaaijende, met de achter steven naar den wal, tegen de Betsij langszij aankomende,) ook dezen aangetats en overmeesterd, zoodanig dat de afbranding van dezen bodem niet kon gestuit worden. De Willem den Eersten brandde af en zonk, de eb zette zich nu ten half drie ure in.

Om voor te komen dat de brand van de Betsij tot de huize overvloog, en dat, wanneer deszelfs braspil verbrand en dus de bodem zelf van de voorketting los rakende met de eb naar de beneden in de laag liggende schepen zoude afdrijven, ook aan dezen geen letsel toebragt, werden twee trossen om het roer en aan de wal vastgemaakt tevens gaten in het schip geboord, de midden en bezaan masten gekapt en om ver gehaald, en de brandspuit in een groote pont ingescheept daarop spelende gehouden, tot vijf ure des morgens, toen een zware regenbui een einde maakte aan den rampvollen brand en eene minder slegte uitkomst gaf, dan men bedugt was.

De ijver door den Oversten P.Muller en de andere Heeren Officieren van ’s Rijks Brik van oorlog Merkuur betoond, heeft grootelijks bijgedragen tot de spoedige stuiting van dezen dreigenden brand; - waarbij tegenwoordig zijn geweest Zijne Exellentie de Generaal Majoor en Gouverneur, de leden der regering enmeer andere Burgerlijke en Militaire autoriteiten.

De toestand de ekwipage der beide afgebrande schepen is deerniswaardig, hebbende dezelve alles verloren.

Na de vermelding dezer bedroevende gebeurtenis, mogen wij niet nalaten de verdiende hulde aan de nagedachtenis van den ongelukkigen Kapitein Jens Johannissen, die slechts alleen daarvan het slagtoffer is geworden, toe te wijden. - Zijne bestendige zorg voor zijnen kostbaren bodem; de eerste na zoo vele jaren stilstands in onze Nationale scheepsbouw, alhier, in den jare 1816 gerimmerd (getimmerd?) en ten regten daarvan de sieraad. - Zijn gestadig verblijf aan boord - De goede orde en discipline welke daar steeds heerschte - Dit alles heeft het onheil niet mogen voorkomen. Maar nimmer zal voorzeker het geheugen van zoo vele goede hoedanigheden worden uitgewischt bij de Reeders van zijnen bodem, bij welke zij hem ten regten geacht hadden gemaakt, - bij de Planters, welke denzelven mede hadden leren waarderen, - bij zijne equipagie, welke hem vereerde en beminde. Terwijl eindelijk eene gade en kinderen, in hem den besten verzorger hebben te betreuren.”

 

Gerrit Hermannus Smit werd per 20 juli 1832 vanuit de Amsterdamse Kweekschool voor de Zeevaart geplaatst op het schip Elisabeth Cornelia onder kapitein J.D.Dietz voor een reis van Amsterdam naar Suriname. Hij keerde naar Nederland terug op het schip “Zorgvuldigheid” onder kapitein Hulsen en arriveerde op school op 03 februari 1834004-532/1664.

 

In de ´Biografie van Cornelis Abrahamsz Jr” staat de volgende vermelding109:

18 november 1826 te Nieuwe Diep met de “Zorgvuldigheid”:

      Bij het uitvaren van de Zorgvuldigheid uit Nieuwe Diep: “… en zoo als wij later vernomen hebben alle andre schepen in het Nieuwe Diep waren gebleven waaronder ook het vroegere door ons gevoerde schip Maria daar nu de jonge Kapitein Hulsen op was.”

 

Rotterdamsche Courant 06 oktober 1821114

Rotterdam, 5 oktober. Uittreksel uit de Lloyd’s List van den 2 oktober:

….Het schip AUGUSTA, Hulsen, van Surinamen naar Amsterdam, bevond zich den 27 september op de hoogte van Douvres…..

 

Rotterdamsche Courant 09 oktober 1821114

Amsterdam, 7 oktober. Volgens de Lloyd’s List van den 2 dezer was in de vorige courant gemeld, dat het schip l’AUGUSTE, kapt. Hulsen, den 27 september op de hoogte van Douvres was; doch dit is abusief, daar hetzelve reeds de vorige dag in Texel was binnengekomen.

 

 

Datum vanaf: 1826
Kapitein: Hulsen, Arend

 

Familiegegevens

Engel Douwes werd geboren op 03 september 1787 te Oostzaandam en gedoopt op 19 februari 1804 te Amsterdam als zoon van Pieter Douwes en Engeltje Dekker. Het gezin was doopsgezind.

Het kerkelijk huwelijk werd op 13 november 1808 te Ballum op Ameland gesloten met Sytske Eeltjes Klein, geboren te Hollum in 1782 en gedoopt te Zaandam, als dochter van Eeltje Sjoerds Klein en Claaske Jans Nagtegaal. Zij overleed op 05 mei 1846 te Amsterdam.

Engel overleed te Amsterdam op 25 juli 1850. Zijn beroep was zeeman, gezagvoerder.

 

Engel Douwes Dekker werd geboren te Zaandam op 03 september 1787. Hij huwde met Sytske Eelkes (Klein), geboren te Holm (Ameland) op 04 augustus 1782. Lid van het Weldadig Zeemansfonds Fonds per 21 juni 1830. Bedankt als lid003.

 

Engel Douwes was bij zijn inschrijving in het leerlingenregister van de Kweekschool voor de Zeevaart afkomstig uit Oostzaandam. Als zijn geloofsovertuiging werd “mennoniet” opgegeven. Hij was vlg. een doopceduul met nr. 815 gedoopt op 05 oktober 1800. Zijn ouders waren Pieter Douwes, schipper op Amsterdam, wonende te Wormerveer, gereformeerd en Engeltje Dekker uit Westzaandam, mennoniet, en ten tijde van de inschrijving overleden.

Engel werd ingeschreven op 10 december 1800 op de leeftijd van 14 jaar en met een lengte van 5 voet en 2 duim.

In het Register werden zijn vorderingen bijgehouden beginnend in 1801 en meestal eens per drie maanden. In deze rapportage zijn zijn vorderingen gemeld in de trant van “kent miswijzing compas”, kent Zeilage naar ’t plat”, kent Steenstra” (kennelijk een leerboek in verschillende delen). Als aanmoediging en beloning werden door de school soms prijzen uitgedeeld en zo staat bij Engel o.a. “19 sept 1802 Een Prijs gehad Varenius en Stavorinus”, “25 sept. 1805 Een Prijs gehad Vaderl. Historie met pl.” (Het gaat hier kennelijk om boekwerken).

Tenslotte worden ook andere opmerkingen gemaakt en wel: “7 May 1806 buiten het kweeks vernacht aan ’t blok” en “1 dito onderzocht dat te Bruyloft geweest was. nog 8 d thuis”.

Tenslotte de mededelingen: “16 april 1804 Geplt als ligtmatroos op het Transpt schip Margaretha Capt. K.Dreewes” en “4 maart 1807 uit hoofde zijner gevorderde Jaaren en verkregen kunde ontslagen met attestatie” 004-530/p.847. (Ik heb deze kapitein niet teruggevonden bij van Sluijs013)

 

In dossier 38-90 een monsterrol dd 21 december 1813 met het kaagschip “Nepthunus”, varend onder Hollandse vlag onder kapitein Dirk Tjeerds Visser. Boekhouder Louwerens Veen te Alkmaar. Bestemming Londen. 4 bemanningsleden de kapitein, stuurman Engel D.Dekker, matroos Klaas H. de Boer en kok Douwes T.Visser, allen van Ameland.011a

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

In de Algemene Ledenvergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 21 augustus 1829 werd Engel Douwes Dekker, wonende op de Haarlemmerdijk te Amsterdam, oud 41 jaar, voerend het fregat de “Zorgvuldigheid” voorgedragen als effectief lid door Jan Sipkes Feykesz. In de vergadering van 28 augustus 1829 werd de voordracht afgewezen023.

E.D.Dekker werd met vlagnummer 332 effectief lid van Zeemanshoop per 03 augustus 1830 op voorspraak van P.F.Wegener. Zijn schip was de "Dorothea"002.

In de Algemene Vergaderingen van 27 juli/03 augustus 1830 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop wordt met vlagnummer 332 voorgedragen/benoemd als effectief lid kapitein Engel Douwes Dekker, wonende op de Haarlemmerdijk te Amsterdam, oud 42 jaar, voerend het fregat de Zorgvuldigheid, op voordracht van kapitein P.F.Wegener023.

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 10 augustus 1847 staat vermeld, dat kapitein E.D.Dekker, bedankt voor zijn effectief lidmaatschap.023.

 

Engel Douwes Dekker was effectief lid van “Zeemanshoop” van 1830 t/m 1847 met de vlagnummers 332 (1830-1836) en 221 (1836-1847)

 

E.D.Dekker wordt vermeld als lid van het zeemanscollege "De Blauwe Vlag" te Amsterdam en wel met vlagnummer 39 in 1827 t/m 1830 en vlagnummer 12 in 1832 t/m 1840008.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 25 april 1833 staat dat de volgende personen “hebben aangevraagd om onder vreemde vlag te mogen varen en toch deelnemer te mogen blijven. de kapiteins E.D.Dekker, R.C.Stada, R.Tjebbes, E.Speelman, D.K. de Groot. stuurl. G.Tinzen, P.C.Fruyt, R.S.Molenaar, B.I.Doornik.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 28 november 1833 staat een verzoek van kapitein E.D.Dekker “Lid in het Doorlopend Fonds te mogen blijven, terwijl hij eene reis als supercarga naar Suriname onder Hollandsche Vlag gaat doen.” Het Bestuur gaat acoord. In de notulen dd 27 november 1834 staat een overeenkomstig verzoek. Het bestuur gaat ook nu accoord “mits het schip voor Hollandscche Rekening en uit eenen Hollandsche haven varende en stortende in den rang van Kapitein en met inachtneming van Art. 58.” 042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 juli 1847 staat het bedanken voor het lidmaatschap van Zeemanshoop van E.D.Dekker, vlagnummer 221.042.

 

Artikel 55 van het reglement van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop staat deelname in het Weldadig Zeemans Fonds toe als men met of onder vreemde vlag vaart mits men de verplichte storingen tijdig voldoet. In de Notulen van de Algemene Vergaderingen van het College dd 30 april 1833 staat dat dit Reglementsartikel van toepassing is op de kapiteins E.H.Dekker, R.C.Stada, R.Tjebbes, Ev. Speelman en D.K.de Groot023. (het betreft hier een kapitein die effectief lid is van Zeemanshoop, maar de ledenlijst vermeld geen E.H.Dekker. Degene die er het dichtste bijkomt is E.D. Dekker, vandaar deze vermelding).

 

De schepen van de kapitein

In het Stadsarchief van Amsterdam bevindt zich in inventaris 5081-7148-142b een akte van koop/verkoop van de kof “Richard”, gedateerd Londen 11 februari 1814. De verkoper voor GBP 1300,- was Richard Neale, scheepsreder te St.Catherine’s Tower, Middlesex.

De aankoper was de Londenaar John William Surie, die de aankoop deed ten behoeve van Laurens Veer, koopman te Alkmaar (2/9de part), Cornelis Bloemendaal, particulier te Assendelft (1/9de part) en anderen. De kapitein was Engel Douwes Dekker te Ameland.

Het schip lag bij de aankoop te Londen, waar de consul-generaal Wm. May een tijdelijke zeebrief dd 04 april 1814 afgaf aan Engel Douwes Dekker voor de overtocht van Londen naar Amsterdam. Laurens Veer en Cornelis Bloemendaal vroegen op 09 mei 1814 een Nederlandse zeebrief aan voor de “Richard”.

 

In het Amsterdamse Stadsarchief is in inventaris 5181/7150-1815-47b een rederijcedule ter verkrijging van een zeebrief dd Amsterdam 19 september 1815 van de pink “Vrouw Trijntje”, tevoren genaamd geweest “Margaretha. De eigenaren waren L.Veer (5/16e), Johs. Meijjes (3/16e) en Simon Hikkel (4/16e)

 

In de Amsterdamsche Alamank voor Koophandel en Zeevaart staan de volgende gegevens001:

vlagnummer                  jaren                      type                 scheepsnaam                                       naamreder/boekhouder

       332                      1830-1831                fregat              de Zorgvuldigheid                               Visser

                                     1832-1833                fregat              Maria                                                    J.en T.Marselis

                                         1834                      geen opgave van schip en boekhouder

                                         1835                      brik                  de Verwachting                                   J.en T.Marselis

       221                          1836                      brik                  de Verwagting                                     idem

                                     1837-1846                fregat              Dorothea                                              idem

 

Bouma025 vermeldt E.D.Dekker als gezagvoerder gedurende:

*   1824 t/m 1832 van het fregat “Zorgvuldigheid”, gebouwd in 1812, bouwlocatie niet vermeld, 248 ton o.m., varend voor Visser te Amsterdam;

*   1833 t/m 1834 van het fregat “Maria”, gebouwd in 1802, bouwlocatie niet vermeld, 451 ton o.m., varend voor J.& T.Marselis te Amsterdam; (zie de opgaven uit het Archeif van de Waterschout. Kennelijk een eerdere “Maria”, die niet door Bouma is vermeld)

*   1835 t/m 1836 van de brik “Verwachting” ex Goede Verwachting, gebouwd in 1800, bouwlocatie niet vermeld, 240 ton o.m., varend voor J.& T.Marselis te Amsterdam;

*   1838 t/m 1847 van het 3/m schip “Dorothea”, gebouwd in 1837 te Amsterdam, 395 ton o.m., varend voor J.& T.Marselis te Amsterdam.

Geen “Richard” en “Vrouw Trijntje” door Bouma vermeld met een kapitein E.D.Dekker.

 

In het Archief van de Waterschout op het Stadsarchief van Amsterdam bevinden zich monsterrollen op naam van kapitein Engel Douwes Dekker op de:

Dorothea”, dd 10 augustus 1837; 11 september 1838.

 

“Richard”, dd 11 mei 1814;

“Vrouw Trijntje”, dd 09 oktober 1815; 30 oktober 1816; 01 juli 1818;

“Maria”, dd 02 oktober 1820; 08 oktober 1821; 04 oktober 1822; 16 september 1823; 13 oktober 1825;

“Zorgvuldigheid”, dd 02 oktober 1826; 21 april 1827; 06 november 1827; 30 september 1828; 17 september 1829; 27 oktober 1830; 20 oktober 1831;

“Verwagting”, dd 09 juni 1835; 15 december 1835; 14 juli 1836;

De opgaven van de “Maria” kloppen niet met die van Bouma en de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart.

 

Amsterdamsche Courant 07 juni 1825. Apart artikel onder de rubriek WEST-INDIE:

“PARAMARIBO, den 12den April. Eenige minuten na middernacht tusschen den 11den en 12den dezer maand werd aan boord van het Nederlandsch koopvaardijschip Willem den Eersten, Kapt. Jens Johannissen, ontdekt dat er brand onder in dien bodem was; er werd om hulp van boord der naast omliggende schepen geroepen; de Kapt. J.Hulsen zond dadelijk manschappen, en bij de opening der luiken, sloeg de vlam uit; de rook was zoo zwaar dat men, in den buitendien donkeren nacht, niets verrigten kon; bespeurende dat de felle brand niet meer te blusschen was, riep Kapt. Jens Johannissen zijne schepelingen toe, van zichzelve en hetgeen zij nog mogten uithalen te redden; en ging toen ook zelf nog eens in de kajuit, waarschijnlijk om zijne papieren an andere stukken van aangelegenheid te trachten met zich te nemen; hij werd gevolgd van een der schepelingen, die echter door den opstijgende damp genoodzaakt was dadelijk te rug te keeren, terwijl kapt., alhoewel dringend te rug geroepen, nog eenige korte oogenblikken langer beneden blijvende, zulks het droevig gevolg had, dat de brand een aan boord zich bevonden hebbend vaatje buskruid genakende de losbarsting hiervan het schip in lichte laaije vlam zette, en tevens het leven van den kapt. moet hebben verkort, vermits sedert dat oogenblik hij niet weder tevoorschijn is gekomen. Deze brand was zoo fel dat de naast aan in de laag liggende schepen, wilden zij behouden blijven, geen tijd hadden om de ankers te ligten, maar genoodzaakt waren de touwen achter en voor te kappen.

Dit had dan ook een gunstig gevolg voor de schepen, de Zorgvuldigheid, Kapt. J.Hulsen; de Henriette, Kapt. J.E.Schneebeeke en de Henriette, Kapt. J.C. Willemse, wiens boegspriet en kluiverpen reeds aan het branden was, andere schepen zoo als de Maria, Kapt. E.D.Dekker; de Jonge Willem, kapt.G.van Meedevoort ; de vier Gezusters, Kapt. Jan van Dijl vlooden van het gevaar door uit de laag en op stroom te verhalen; het schip Maria Agnita, Kapt. P.Rijnbende in de binnen laag liggende en zich los gemaakt hebbende, geraakte, door het laatste van den vloed, vast op den wal, het schip Betsy, Kapt.M.Mac Dougal van Rotterdam in de laag voor de Willem den Eersten, voor twee kettingen achter en voor vastliggende, liet de achter ketting slippen, maar voor hij zulks met de voor ketting konde doen, had de brand van de Willem den Eersten, (wiens achter touw afgebrand zijnde en deze bodem dus met het laatste van den vloed op deszelfs voor touw rondzwaaijende, met de achter steven naar den wal, tegen de Betsij langszij aankomende,) ook dezen aangetats en overmeesterd, zoodanig dat de afbranding van dezen bodem niet kon gestuit worden. De Willem den Eersten brandde af en zonk, de eb zette zich nu ten half drie ure in.

Om voor te komen dat de brand van de Betsij tot de huize overvloog, en dat, wanneer deszelfs braspil verbrand en dus de bodem zelf van de voorketting los rakende met de eb naar de beneden in de laag liggende schepen zoude afdrijven, ook aan dezen geen letsel toebragt, werden twee trossen om het roer en aan de wal vastgemaakt tevens gaten in het schip geboord, de midden en bezaan masten gekapt en om ver gehaald, en de brandspuit in een groote pont ingescheept daarop spelende gehouden, tot vijf ure des morgens, toen een zware regenbui een einde maakte aan den rampvollen brand en eene minder slegte uitkomst gaf, dan men bedugt was.

De ijver door den Oversten P.Muller en de andere Heeren Officieren van ’s Rijks Brik van oorlog Merkuur betoond, heeft grootelijks bijgedragen tot de spoedige stuiting van dezen dreigenden brand; - waarbij tegenwoordig zijn geweest Zijne Exellentie de Generaal Majoor en Gouverneur, de leden der regering enmeer andere Burgerlijke en Militaire autoriteiten.

De toestand de ekwipage der beide afgebrande schepen is deerniswaardig, hebbende dezelve alles verloren.

Na de vermelding dezer bedroevende gebeurtenis, mogen wij niet nalaten de verdiende hulde aan de nagedachtenis van den ongelukkigen Kapitein Jens Johannissen, die slechts alleen daarvan het slagtoffer is geworden, toe te wijden. - Zijne bestendige zorg voor zijnen kostbaren bodem; de eerste na zoo vele jaren stilstands in onze Nationale scheepsbouw, alhier, in den jare 1816 gerimmerd (getimmerd?) en ten regten daarvan de sieraad. - Zijn gestadig verblijf aan boord - De goede orde en discipline welke daar steeds heerschte - Dit alles heeft het onheil niet mogen voorkomen. Maar nimmer zal voorzeker het geheugen van zoo vele goede hoedanigheden worden uitgewischt bij de Reeders van zijnen bodem, bij welke zij hem ten regten geacht hadden gemaakt, - bij de Planters, welke denzelven mede hadden leren waarderen, - bij zijne equipagie, welke hem vereerde en beminde. Terwijl eindelijk eene gade en kinderen, in hem den besten verzorger hebben te betreuren.”

 

"De Drie Gebroeders" op de rede van Batavia057:

06 januari 1839        "... heden gearriveerd hier kaptijn Dekker fregat Dorothea ...".

Het fregat "Dorothea" onder gezag van Engel Douwes Dekker en met 27 manschappen dateerde de monsterrol op 11 september 1838 met bestemming Batavia. De boekhouders waren J.&T. van Marceles (=Marselis)011.

 

In het Register van Schepelingen nummer 19 staat de registratie per 30 april 1846 van Engel Douwes Dekker als gezagvoerder van het fregat “Dorothea” 011b.

 

 

38-98        09 oktober 1815, pink “De Vr. Trijntje”, kapitein Engel Douws Dekker, bestemming St.Thomas, correspondent L.Veer, 13 bemanningsleden i.c. opperstuurman, onderstuurman, bootsman, timmerman, kok, 4 matrozen, 2 ligtmatrozen, koksmaat en een kajuitwachter.

38-101      30 oktober 1816, schip “De Vr. Trijntje”, kapitein Engel Douwes Dekker, bestemming West Indië, correspondent L.Veen, 13 bemanningsleden i.c. opperstuurman, onderstuurman, bootsman, timmerman, kok, 4 matrozen, 2 ligtmatrozen koksmaat en een kajuitwachter.

30-102      01 juli 1818, pink “De Vr Trijntje”, kapitein Engel D.Dekker, bestemming Curacao, correspondent, L.Veer, 14 bemanningsleden i.c. opperstuurman, onderstuurman, bootsman, timmerman, kok, 3 matrozen, 3 ligtmatrozen, koksmaat en 2 kajuitwachters.

 

Het Archief van de Amsterdamse Waterschout in het Stadsarchief van Amsterdam011a bevat een monsterrol:

38-92    11 mei 1814, kof “Richard”, kapitein Engel D.Dekker, varend onder Hollandse vlag, correspondent O. de Vries, bestemming Liverpool, 8 bemanningsleden i.c. stuurman, timmerman, kok, 4 matrozen en een jongen.

 

In Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker. Dik van der Meulen, SUN, Nijmegen. 2002 staat op

p.121:

*   “In 1837 werd Engel Douwes Dekker kapitein van het fregatschip Dorothea. Met deze driemaster van 590 ton, meer dan 25 meter lang, voer hij de laatste tien jaar van zijn zeemansbestaan op Nederland-Indië. Met dit schip is Eduard Douwes Dekker op 23 september 1838 als lichtmatroos uitgezeild naar Indië.”

en op p. 139:

*   In 1838 ging Multatuli met de “Dorothea” onder gezag van zijn vader naar Indië. Hij deed dienst als matroos. Zijn broer Jan was toe stuurman.

 

Overige bijzonderheden

Op 31 oktober 1831 wordt Adrianus Gersen geplaatst als ligtmatroos op de "Zorgvuldigheid", kapitein Decker (sic), voor een reis naar Suriname. Het schip keert terug op 11 juli 1832004(532/1648).

 

In de “Biografie van Cornelis Abrahamsz Jr” worden de volgende vermeldingen gedaan109:

Tweede helft van 1822 te Amsterdam:

       In 1822 geplaatst als 3e stuurman op de “Maria”, kapt. Dekker, reederij J.& Th van Marselis. Hij moest ook als hofmeester fungeren.

Tweede helft 1822 te Amsterdam:

       “Ik ging dan op zekere morgen om 10 uur naar het huis van kapitein Dekker in de binnen brouwerstraat schelde aan en stond een weinig verlegen te wachten op de ontmoeting die ik nu hebben zou of ik aangenomen zou worden (als 3e stuurman op de “Maria”). Ik werd opengedaan door een meisje van zoo ik giste 13 of 14 jaren met pavilotten in het haar en een jakje en rokje. Meisje is de kapitein thuis? Neen vader is niet thuis maar kan ik de boodschap doen?.Neen dank U dan zal ik de kapitein wel op de beurs spreken, dag juffrouw. Dit was het eerste onderhoud dat ik had met haar die naderhand mijn vrouw en Uw Moeder is geworden.”

04 november 1823, vertrek van Nieuwe Diep met de “Maria”:

       Op 04 november 1823 weer met de “Maria” en kapitein Dekker van Nieuwe Diep vertrokken. Aan boord Lt. M. de Vogel met 50 man troepen. Arriveerden in januari 1824 in Paramaribo.

Half april 1825. Beschrijving van een brand op de Surinamerivier van de “Willem den Eersten” onder kapitein Jens Johannissen:

     Abrahamsz dacht eerst dat kapitein Dekker “… zijne grootte bezorgdheid betuigde over het schip Zorgvuldigheid, (onder kapitein J.Hulsen) het welk noch niet buiten gevaar was, men was daar evenwel hard aan ’t werk en kort daarna zagen wij ook dit schip en noch vele andren op stroom halen, en toen was zijn Ed. ook gerust, eerst had ik gemeend dat zijne ongerustheid over hetzelve daarin zijn oorzaak had, dat dit schip voor de zelfde Rederij voer, en dus zuivere belangstelling in ’t lot van zijn Reeders, maar later zeide hij mij dat hij juist een dag te vooren eene grootte partij balen koffij in hetzelve geladen had en dat deze noch niet verzekerd waren.

       Vervolg gaat over de brand op de “Willem den Eersten” onder kapitein J.Johannissen.

10 december 1825. Liggend te Nieuwe Diep met de “Maria”:

       Vierde reis met de “Maria” onder kapitein Dekker. Als passagiers de heren Groof en v.d. Weide en mevr. Retermeijer.

Op 30 januari 1826 vertrek met de “Maria”, kapt. Dekker, vanuit Nieuwe Diep.

       Na 39 dagen in Paramaribo. op 22 april 1826 retour en na 60 dagen op 21 juni 1826 in Nieuwe Diep terug.

Juli/augustus 1826 te Amsterdam:

       “Mijne kapitein (kapitein Dekker) die zoo gaarne een vlugger en handiger schip had dan het geene hij tot nu toe gevoerd had kreeg nu daar de oude kapt. Hulsen aan de wal bleef het bevel over het vroeger door dezen gevoerde schip de Zorgvuldigheid en ik de belofte om als 2e stuurman aan boord van dien bodem geplaatst te zullen worden.”

 

Engel Douwes Dekker was de vader van Eduard Douwes Dekker, de latere Multatuli, en schoonvader van kapitein Cornelis Abrahamsz Jr die huwde met zijn dochter Catharina. Deze Cornelis Abrahamsz begon zijn zeemansloopbaan bij zijn latere schoonvader. Uitgebreide informatie omtrent Engel Douwes Dekker en zijn vrouw is te vinden in een aantal bronnen, nl:

  1. Autobiografie van Cornelis Abrhamsz. Jr. Originele manuscript in het NSM. Hiervan is een typoscript beschikbaar onder nummer Gr.80-6 I en II. Het typoscript heb ik doorgenomen o.a. op het voorkomen van personen (excl. familieleden) en de genoemde kapiteins zijn opgenomen in deze Lexicon. Ik heb wel de indruk, dat er in de transcriptie typefouten staan en een nauwkeurige biograaf zou dus het manuscript moeten raadplegen voor correcte citaten.
  2. Anna Abrahams. Journaal eener Oostindiesche Reis. De belevenissen van een tienjarig meisje in 1847 en 1848.

     Geannoteerde uitgave door de stichting Terra Incognita te Amsterdam. 1993. 72 pp.

  1. Met de wind in het zeil. Verslag van een doctoraal werkcollege: Gezagvoerders bij de koopvaardij in de negentiende eeuw

     door Koos Meijles, Mei 1991, 49 pp. De gegevens over Abrahamsz staan op pp. 6 t/m 19 en zijn vooral ontleend aan de onder 1 genoemde autobiografie.

  1. Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker. Dirk van der Meulen. Uitg. SUN, Nijmegen 2002, 912 pp.

     Kapitein Abrahamsz was de zwager van Multatuli en de biografie vermeldt diverse keren de contacten tussen beide families. De godsdienstige Abrahamsz was zeer ongelukkig met de contacten tussen de atheïstische Douwes Dekker en zijn kinderen, o.a. zijn dochter Sietske.

  1. Volgens van der Meulen (zie 4) heeft Paul van ’t Veer in “Het leven van Multatuli” veel bijzonderheden van het leven van de familie Douwes Dekker
  2. Het geannoteerde Journaal van Anna Abrahamsz en de scriptie van Meijles bevatten diverse referenties, die inzicht geven in het leven van kapitein Abrahamsz.

 

Rotterdamsche Courant 25 mei 1819114

Amsterdam 23 mei. Volgens een brief van Curaçao, van den 9 maart, zou den 3 april van daar vertrekken het schip VROUW TRYNTJE, kaptein E.D. Dekker, naar Amsterdam.

 

Rotterdamsche Courant 13 juli 1819114

Advertentie. R. Hoijman, J. van Ouwerkerk de Vries, T. van Olivier, J.E. Lublink en J. Boelen, makelaars, zullen, op maandag den 19 juli 1819, des avonds ten 6 uren, te Amsterdam, in het Nieuwezijds Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen: een extraordinair welbezeild gekoperd Pinkschip, genaamd de VROUW TRIJNTJE, gevoerd Kapitein E.D. Dekker, lang 92 voet 5 en 1 half duim, wijd 26 voet 3 duim, hol 12 voet, het verdek 5 voet 8 duim, alles Amsterdamse maat; breder bij de inventaris en berigt bij de makelaars.

 

Rotterdamsche Courant 23 september 1819114

Advertentie. R. Hoijman, J. van Ouwerkerk de Vries, T. van Olivier, J.E. Lublink, J.H. Schäffer en J. Boelen, makelaars, zullen, op maandag den 27 september 1819, des v.m. ten 10 uren, te Amsterdam, op de werf van de Mr. Scheeps-timmerman J. Meijjes, in de Kleine Kattenburgerstraat, verkopen: het Pinkschips-hol, genaamd de VROUW TRIJNTJE, gevoerd geweest door kapitein Engel Douwes Dekker, lang 92 voet 5 en 1 half duim, wijd 26 voet 3 duim, hol 12 voet, het verdek 5 voet 8 duim, alles Amsterdamse maat, alsmede een partij scheeps-gereedschappen, bestaande in ankers, touwen, zeilen, rondhouten, enz. Liggende als nader bij notitie wordt aangewezen, en berigt bij de makelaars. (opm: vermoedelijk rijp voor de sloop, zie RC 130719)

 

Rotterdamsche Courant 30 november 1820114

Londen, 24 november. Het schip MARIA, Dekker, van Amsterdam naar Surinamen, bevond zich den 20 dezer op de hoogte van Dartmouth, en de volgende dag het schip ADRIANA JOHANNA, Kleijn, mede van Amsterdam naar Surinamen, beiden den 17 uit Texel gezeild.

 

Rotterdamsche Courant 16 juni 1821114

Amsterdam, 14 juni. Kapt. A. Hansen, voerende het schip AMICITIA, den 12 juni in Texel binnen van Surinamen, is den 12 april van daar vertrokken; dezelve berigt, dat voor hem gezeild is het schip (opm: pink) SIMONETTA MARIA, kapt. G.H. Ahlers; dat het fregat PAULINA, kapt. J. Johannessen, den 15 dito zou vertrekken, en gevolg worden door de schepen CONCORDIA, kapt. W. Groen, en MARIA, kapt. E.D. Dekker, allen naar Amsterdam.

 

Rotterdamsche Courant 01 juni 1822114

Amsterdam, 29 mei. Kapt. E.D. Dekker, voerende het fregatschip MARIA, meldt van Paramaribo, van den 6 maar, dat zijn vertrek van daar naar Amsterdam op den 21 april bepaald is

 

Rotterdamsche Courant 11 juni 1822114

Rotterdam, 10 juni. Uittreksel uit de Lloyd’s Lijst van den 7 juni:

Het schip ROTTERDAMSCH WELVAREN (opm: fregat ROTTERDAMS WELVAREN), K.P. Schenkel, van Rotterdam naar Batavia, was den 4 dezer op de hoogte van Douvres (opm: Dover), en de volgende dag bij Dartmouth het schip de ZEEUW (opm: fregat, kapt. L. Woutersen), van Surinamen naar Middelburg; het schip MARIA, Decker (opm: kapt. E.D. Dekker), van Surinamen naar Amsterdam, bevond zich den 4 op de hoogte van Plymouth.

 

Rotterdamsche Courant 15 juni 1822114

Amsterdam, 13 juni. Kapt. E.D. Dekker, voerende het fregatschip MARIA, van Surinamen naar Amsterdam gedestineerd, meldt in dato 3 juni, dat hij die ochtend te elf uren, bewesten Goudstaart (opm: Start Point), in goede staat zeilende was, hebbende oosten winden. Hij was den 22 april van Surinamen vertrokken en zou denkelijk die zelfde dag door kapt. J. Hulsen, voerende het schip (opm: fregat) de ZORGVULDIGHEID, gevolgd zijn.

 

Datum vanaf: 1832
Kapitein: Dekker, Engel Douwes

Familiegegevens en opleiding

Jan Jans Remkes werd geboren te Veendam op 20 maart 1791 als zoon van Jan Jans en Lammigjen Jans

Hij huwde op 23 december 1818 als zeeman met Lisabet Juliana Herman, geboren te Amsterdam op 09 oktober 1791 als dochter van Mattheus Foltelus Herman en Foski Rippinga.

Hij hertrouwde op 16 juli 1840 te Amsterdam met Annetta Alberdina van der Leij, geboren op 06 oktober 1805 als dochter van Jan Wilhelm van der Leij en Siberdina Ringels.

Jan is overleden te Amsterdam op 18 december 1844.

 

Algemeen Handelsblad 30 januari 1845

Advertentie. Allen die iets te vorderen hebben van of verschuldigd zijn aan de heer Jan Remkes, zich ook getekend hebbende Jan Jans Remkes. in leven koopvaardijkapitein, hebbende gewoond binnen deze stad (opm: Amsterdam), op de Oude Schans tussen de tweede Batavierdwarsstraat en Oostersche Kade, No. 73, en aldaar op de 18de december 1844 overleden, worden verzocht daarvan voor of op 1 februari e.k., schriftelijke aangifte te doen ten kantore van de notarissen Van Varick en Tall, op de Oude Schans bij de Dijkstraat No. 4, alhier.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.J.Remkens was van 1832 t/m 1837 met vlagnummer 45 lid van het Amsterdamse zeemanscollege "De Blaauwe Vlag"008.

 

J.J.Remkes werd met vlagnummer 210 per 24 april 1827 ingeschreven als effectief lid van Zeemanshoop op voordracht van C.F.Jansen. Zijn schip was de "Maria". Toegevoegd is "overleden"002.

In de Algemene Vergadering van 17/24 april 1827 van het college Zeemanshoop werd Jan Jans Remkes, oud 36 jaar, voerend het schip “L’August”, wonend op de Lindegracht bij de Brouwersgracht boven nr.16, op voordracht van C.F.Jansen voorgedragen/benoemd als effectief lid. Zijn vlagnummer werd 209023

J.J.Remkes was effectief lid van Zeemanshoop in de periode 1827 t/m 1840 met de vlagnummers 210 (1827 t/m 1836) en 129 (1836 t/m 1840).

.Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 25 augustus 1829. “de Vrouw overleden. Hertrouwd. Overleden 1844”.003.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 04 november 1833 doet K.M.Hillers, gevaren hebben aan boord van kapitein Remkes, een aanvrage voor onderstand omdat diens schip is verongelukt. Ook in een vergadering later is er een dergelijk verzoek van een ander bemanningslid. Het gaat hier kennelijk om het vergaan van de “lÁuguste”.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 02 januari 1834 staat vermeld “Een Brief van den Heer Kapit. J.J.Remkes Do 29 Novemb. l.l. inhoudende verzoek om uitkeering overeenkomstig de Wet als hebbende zijn schip verloren.”042.

In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 24 december 1834 staat een verslag van de penningmeester inzake strubbelingen met de contributiebetaling door enige effectieve leden.

     “Weledele Heeren!

       Penningmeesteren van het Zeemans Collegie Zeemans Hoop gaarne voldoende aan de uitnoodiging van UWelEd. om eene korte opheldering te ontvangen omtrent de volgende in hunne handen gesteld zaken hebbende een UWelEd daarop het volgende te bemerken

….. in de vergadering van 2 Jany JL N2 Aanvrage Kapt J.J.Remkes  dezelve is door hem weder ingetrokken en dus buiten deliberatie gehouden … 042.

In de Bestuursvergadering van 30 januari 1845 vraagt de wed. J.J.Remkes, geb. A.A. van der Leij om een uitkering, die haar in de vergadering van 27 februari 1845 wordt toegekend met ingang van 01 februari 1845 voor haar en 1 kind.042.

 

De schepen van de kapitein

Vermelding in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001:

vlagnummer   periode    type                    naam van het schip                                       boekhouder/reder

       210          1827-1832 fregat                 l'August                                                           J.& T.van Marselis

                             1833      geen vermelding van schip en boekhouder

                          1834-1835 fregat                 Maria                                                              J.& T.van Marselis

       129          1836-1841 fregat                 Maria                                                              idem

                          1842-1844 brik                     Carolina en Johanna                                      A.Ahlers Jr

                     1844             "overleden"

 

Bouma025 vermeldt J.J.Remkes als gezagvoerder gedurende:

*   1828 t/m 1833 op het 3/m schip “l’Auguste”, gebouwd in 1812, 380 ton o.m., varend voor J. & T. Marselis te Amsterdam. “Verongelukt bij Calais?”.

     Verhoeff086 vermeldt dat het schip in 1833 overging naar de Cock Frères te Rotterdam, die het schip herdoopte in “Indiaan”;

*   1835 t/m 1842 op het fregat “Maria”, gebouwd in 1802, bouwlocatie niet vermeld, 451 ton o.m., varend voor J.& T.Marselis te Amsterdam. Het schip stond in 1842 te koop;

*   1843 t/m 1845 van de brik “Carolina & Johanna”, gebouwd in 1828 te Amsterdam, 236 ton o.m., varend voor A.Ahlers Jr te Amsterdam. Toegevoegd is dat de gezagvoerder in 1845 is overleden. Het schip voer in 1846 voor J.de Graaf te Amsterdam en was herdoopt in “Pallas”.

 

Overige bijzonderheden

In de “Biografie van Cornelis Abrahamsz Jr” komt de volgende vermelding voor:

Half 1828 te Amsterdam:

       “En kort daarna werd ik als Opperstuurman geplaatst op het schip L’Auguste kapt. J.J.Remkes varend voor de zelfde Rederij als de Maria & Zorgvuldigheid de Heeren J.Th van Marcelis … De Kapitein was een Groninger die zich veel liet voorstaan op zijn rang als gezagvoerder van zoo’n groot schip maar noch niet genoeg geleerd had om zich als fatzoenlijk man voor te doen en te gedragen, hij hield veel van bluf en vertoning maken, zoo als zich met een sloep met zes riemen naar de wal laten roeien, en van daar te laten halen, en door de Stuurman bij het aanboord komen aan de valreep opgewacht te worden. … De 2e Stuurman was zoo wat voor ‘t zelfde allooi als de kapitein beiden ontmoette elkander wel eens op plaatsen van vermaak aan de wal daar ook Matrozen dansten en dronken, en hadden dus ook niet meer gevoel en besef van hun plicht in hunne betrekking dan volstrekt nodig was om te blijven die ze waren … “.

 

Van Sluijs013 vermeldt betreffende de “l’Auguste” de volgende gegevens: het betreft een 2-deks fregat. Er komt een beschrijving voor door C. Abrahamsz in de bibliotheek van het NSM (het dagboek?). Er is een tekening door Mooy uit 1831 (portf. IIIB).

 

Handelsblad 06 september 1833

“Het schip l’Auguste, Kapt. J.J.Remkes, van Suriname naar Amsterdam, is, volgens brief van Calais, dd 1 September dien ochtend ten 7 ure een halve mijl beoosten die haven geheel verongelukt; de Kapitein en vijf man zijn gered, doch de overige equipage daarbij omgekomen; van de lading waren reeds 21 balen katoen aangespoeld.”

 

Provinciale Groninger Courant 03 november 1840114

Kapt. De Groot, van Cardiff te Rotterdam gearriveerd, rapporteert den 7 oktober, 3 mijlen NNO. van Lézard, gepraaid te hebben het schip PETRUS, kapt. Stokvliet, voor kapt. Trip, van Amsterdam naar Batavia, en gezien ene bark, tonende vlag van het Collegie Zeemanshoop met No. 129, zijnde die van kapt. Remkes, voerende het schip MARIA, mede van Amsterdam naar Batavia.

 

 

Datum vanaf: 1834
Kapitein: Remkes, Jan Jans

Monsterrollen

Opgemaakt Amsterdam
Datum: 0000-00-00
Scheepsnaam voorvoegsel:
Scheepsnaam: MARIA
Schipper: Remkes, J.J.
Scheepstype: fregat
Grootte:

Bekijk alle monsterrollen Bekijk alle monsterrollen
Kroniekberichten

Toon kroniekberichten
Akten

Nationaal Archief – Den Haag Archiefnummer 2.01.21 – 877b - 251

USB-stick foto IMG 8028-8029
REDERIJ - CEDULE

Naam schip MARIA

plaats en datum acte Amsterdam, 17 mei 1810

type schip Fregat

bouwwerf/verkoper Bristol

gevoerd door kapt. Jan Vos, Callandsoog

eigenaar/koper J & C Hasselgreen Amsterdam 3/16
Wm. F. Röell Amsterdam 3/16
H.F. Tjeenk Amsterdam 2/16
Jacob de Clercq & Zoon Amsterdam 1/16
Pieter Bel Amsterdam 1/16
J. Heemskerk Amsterdam 1/16
Jonathan van Gelder Amsterdam 1/16
Tiede Christiaans Texel 1/16
Boekhouder Coudero D. & N.P. Brants Amsterdam 3/16

te voeren door kapt.

grootte in tonnen 250 rogge- 154 gemeten lasten

tuigage / aantal dekken

afmetingen

kiellegging

tewaterlating

plaats / datum registratie Amsterdam, 15 mei 1810

nummer registratie Koopbrief onder nr. 59

notaris/bestuur

prijs

Bijzonderheden: De eed ware woorden/ mennonieten

27.04.1815 West-Indische zeebrief uitgegeven voor de MARIA (aanvrager niet vermeld) voor kapt. Jan Vos, welke zeebrief verviel door ‘het niet maken van de zeereis’. Op 15.01.16 lag het schip echter al enige tijd in Suriname! RC 050316). In plaats daarvan:
09.09.1816 Gewone zeebrief uitgegeven voor de MARIA, aangevraagd door Couder en D.M Brants, Amsterdam, voor kapt. Jan Vos. Geen plaats of land cq jaar van bouw vermeld.

researcher/datum research: EJ / 25-10-2013

Naam MARIA
Archiefinstelling Nationaal Archief Den Haag
Jaar 1810
Toegang 2.01.21
Inventaris 877B

ARCHIEF Gemeente-Archief Amsterdam archiefnummer Ams.5181-7157-1814/15-29
DVD 7 – III– 134
__________________________________________________
Verklaring
Naam schip: the BRISTOL, nu genaamd MARIA

Plaats en datum acte verklaring, Amsterdam, 14 april 1815

Soort schip fregat

Bouwwerf / verkoper

Gevoerd door kapt. Jan Vos

Eigenaar / aankoper

Te voeren door kapt.

Groot volgens meetbrief

Tuigage en aantal dekken

Afmetingen

Kiellegging

Tewaterlating

Plaats en datum van registratie

Nummer van registratie

Notaris geen

Prijs (bij aan-/verkoop vermeld)

Bijzonderheden: Haring Booy, scheepsbouwer te Amsterdam, verklaart op 14 april 1815, dat hij op zijn werf het fregat MARIA, kapt. Jan Vos, in de jaren 1814 en 1815 voor meer dan 2/3e heeft vertimmerd.
Bijgevoegd een aantekening, luidende: “29. De heer M.P. Brandts moet produceren de afschriften van de rederij-cedule en van ’t transport van ’t fregat the BRISTOL, nu genaamd MARIA”.




Researcher/datum research ML/231007

Naam MARIA
Archiefinstelling Stadsarchief Amsterdam
Jaar 1814
Toegang 5181
Inventaris 7157
Klik hier om de originele akte te bekijken

Stadsarchief Amsterdam Archiefnummer AMS 5074.1414.1820.112

foto IV– 088, 089
CEDULE

Naam schip MARIA

plaats en datum acte eigendomsbewijs, Amsterdam, 26 augustus 1820

type schip fregat

bouwwerf/verkoper niet vermeld

gevoerd door kapt.

eigenaar/koper zie bijlage

te voeren door kapt. Engel Douwes Dekker

grootte in tonnen 248 lasten of 496 zeetonnen

tuigage / aantal dekken drie masten, twee dekken

afmetingen

kiellegging

tewaterlating gebouwd in Nederland*

plaats / datum registratie Amsterdam, 29 augustus 1820

nummer registratie deel 4, folio 82, recto, vak 7

notaris Regtbank van Eerste Aanleg, Amsterdam

prijs

Bijzonderheden: getoond wordt de laatste koopacte; het schip ligt thans voor Amsterdam.
De datum van de acte is NIET de datum van de transactie. De juiste datum vindt men in Amsterdam AB 1819-1838. De cedule is in de kantlijn genummerd 18514.
De eed wordt afgelegd door Nicolaas de Roo te Amsterdam met volmacht van de eigenaren.
* Opm: gezien de ex-naam BRISTOL lijkt gebouwd in Nederland niet waarschijnlijk

researcher/datum research: ML / 020215


Bijlage bij cedule 112 van 26 augustus 1820, fregat MARIA

________________________________________________

eigenaren per medio augustus 1820:

Jan en Theodorus van Marselis, Amsterdam (boekhouders en 3/16e part)
Schuijt van Castricum, Amsterdam (2/16e part)
H. Hartsink, Amsterdam (2/16e part)
J.G. van der Meulen, Amsterdam (2/16e part)
J. Meijnadier, Amsterdam (1/16e part)
J.M.J. Schuijt, geboren Hartsink, Amsterdam (2/16e part)
W.G. Hartsink, Amsterdam (2/16e part)
Maria Agnes Hartsink, Amsterdam (2/16e part)


ML / 020215

Naam MARIA
Archiefinstelling Stadsarchief Amsterdam
Jaar 1820
Toegang 5074
Inventaris 1414
Klik hier om de originele akte te bekijken

ARCHIEF Gemeente Amsterdam archiefnummer 5074/1419-1820-112

ACTE AAN-/VERKOOP
schip genaamd geweest the BRISTOL, doch thans te noemen MARIA

plaats en datum acte onderhandse verkoop, Amsterdam, 4 maart 1820

soort schip met koper gedoubleerd fregat

gevoerd door kapt.

Bouwwerf/verkoper François H… Coudere, namens zijn huis D. Coudere & M.P. Brants, te Amsterdam

eigenaar/aankoper Jan en Theodorus Marselis, kooplieden te Amsterdam

te voeren door kapt.

groot volgens meetbrief in tonnen

tuigage en aantal dekken

afmetingen

kiellegging

tewaterlating

plaats en nummer van registratie

datum van registratie

notaris Mr. C.A. de Chaufepié, notaris te Amsterdam

prijs (bij aan-/verkoop NLG. 25.000,-

bijzonderheden








researcher/datum research ML-260206

Naam BRISTOL
Archiefinstelling Stadsarchief Amsterdam
Jaar 1820
Toegang 5074
Inventaris 1419
Klik hier om de originele akte te bekijken