Familiegegevens en opleiding
Tamme Baukesz. Bloos werd geboren te Schiermonnikoog op 10 augustus 1824 als zoon van Bauke Cornelisz Bloos en Ytje Eisesd. Faber.
Hij trouwde te Schiermonnikoog op 23 december 1852 als “gezagvoerder” met Jeltje Jansd. Posthumus, geboren te Schiermonnikoog op 03 oktober 1831 als dochter van Jan Freerksd. Posthumus en Anneke Hendriksd. Docter. Zij overleed op 20 november 1917 des voormiddags om 10 uur op de Kanaalweg 53 te Den Helder, 86 jaar, weduwe van Tamme Bloos.
Tamme Bauke overleed te Amsterdam op 09 januari 1898 in de Korte Westerdokstraat nr. 6 als weduwnaar.
In het Bevolkingsregister te Amsterdam “Overgenomen deel 144 fol 16” staat Tamme Bloos vermeld als hoofd, geboren op 10 augustus 1824 te Schiermonnikoog, Nederduits Hervormd, bij zijn inschrijving gehuwd, van beroep oud-gezagvoerder, vorige woonplaats Den Helder, binnen Amsterdam als adressen G.Spuistraat 100 en Korte Westerdokstraat 8II ,overleden op 09 januari 1898 te Amsterdam, als datum van overschrijving 16 november 1897.
Tevens is vermeld als vrouw Jeltje Posthmus, geboren 09 oktober 1831 te Schiermonnikoog, Nederduits Hervormd, op 11 augustus 1907 afgeschreven naar Den Helder, Ankerstraat 13. Bij haar staan tevens vermeld als kinderen Baukje (11 september 1864 te Schiermonnikoog), Ake (31 oktober 1869 te Schiermonnikoog) en Tamme (15 december 1872 te Schiermonnikoog).
In het Bevolkingsregister 1880-1917 van Den Helder staat vermeld:
Tamme Bloos, geboren 10 augustus 1824 te Schiermonnikoog, Nederd. Hervormd, van beroep schipper, wonend in de Waagsteeg 17 te Den Helder, komend van Schiermonnikoog en in mei 1893 vertrokken naar Amsterdam. Tevens staat vermeld zijn vrouw Jeltje Posthumus, geboren 03 oktober 1831 te Schiermonnikoog, Nederd. Hervormd. Jeltje staat ook vermeld als weduwe, wonend in Auberggracht 13 bij F.R.Visser, op 11 juli 1907 komend van Amsterdam en op 28 november 1907 vertrekkend naar Leeuwarden in de Gijsbert Japixstraat. Tenslotte staat zij vermeld als komend van Leeuwarden op 27 oktober 1908, wonend op de Kanaalweg 53 te Den Helder. Zij overleed te Den Helder op 20 november 1917.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Tamme Bloos was met vlagnummer 16 in de periode 1877 t/m 1893 lid van het Helderse zeemanscollege “Goede Bedoeling”.(i.c. de gehele periode dat de ledenlijsten van dit college in de Almanak van Sweys en in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart voorkomen).
Hij was met vlagnummer 27 in de periode 1859 t/m 1898 (dus vanaf de oprichting) lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
T.B.Bloos was gezagvoerder gedurende:
1859 t/m 1865 van de kof “Agatha” ex Elsje, gebouwd in 1839 te Hoogezand, 92 ton, varend voor J.Teengs Az te Edam. Het schip werd in 1866 verkocht aan kapitein/eigenaar J.Nieboer te Edam en herdoopt in “Grietje” (Bouma);
1866 t/m 1869 van de kof “Themis” ex Hendrika, gebouwd in 1851 te Veendam, 101 ton, varend voor J.Teengs Az te Edam.
Zeetijdingen 04 november 1869: “Gestrand en wrak bij Thisted” (Sweys). “Thisted 2 Nov.1869. Het Nrd schip THEMIS, Kapt.Bloos, alhier gestrand is wrak geworden.” (Hoedemaker);
1871 t/m 1878 van de bark “Noord Holland” ex Johanna, ex Vertrouwen, gebouwd in 1851 bij B.Pot te Elshout, 713 ton, varend voor W.Smit te Purmerend. Zeetijdingen 10 mei 1878: “Bij Nerva gestrand” (Sweys);
1880 t/m 1894 van de bark “Noord Holland” ex Maarten van Rossem, gebouwd in 1855 bij C.Smit te Alblasserdam, 618 ton, varend voor W.Smit te Purmerend. In 1894: “gesloopt.” (Bouma).
Een portret van de bark “Noord-Holland”, staat op p. 123 en 143 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009, 444 pp. Het schip voert de vlag 27 van het zeemanscollege “De Herkenning”.
Het schilderij is in bezit van E.Dobbinga.
Volgens Dorpsbode 38(24):1984.Bijdrage 12 begon Tamme Bauke Bloos zijn functie als gezagvoerder in 1852 op de kof “Anne Willem”. Dit schip werd gebouwd in 1843 te Hoogezand, 84 ton en voer volgens Bouma voor de kapiteins/eigenaren J.F.Posthumus (de schoonvader van Tamme Bloos), J.W.Eilers en J.L.Dokter, allen vanuit Schiermonnikoog. Bloos wordt door Bouma noch door Sweys als gezagvoerder op dit schip genoemd.
Overige bijzonderheden
NRC 04 november 1869114
Amsterdam, 3 november. Het schip THEMIS, kapt. T.B. Bloos, van Nerva naar Edam, is, volgens telegram, bij Thisted gestrand, doch volk gered.
Familiegegevens en opleiding
Ruurd Melles Fenenga werd geboren te Schiermonnikoog op 06 december 1853 als zoon van Jan Melles Fenenga en Mayke Eltjes Visser.
Hij trouwde op 18 augustus 1875 als stuurman te Schiermonnikoog met Anneke Bloos, geboren te Schiermonnikoog op 17 oktober 1856 als dochter van Tamme Baukes Bloos en Jeltje Jans Postumus. Zij overleed te Den Helder op 26 juni 1936, namiddags om kwart over twaalf.
Ruurd overleed te Den Helder op 12 april 1928 namiddags om half negen op de Binnenhaven 27.
In het Bevolkingsregister van Den Helder 1880-1917 staat vermeld:
Ruurd Melles Fenenga, geboren 06 december 1853 te Schiermonnikoog, Nederd. Hervormd, op 23 september 1812 gezagvoerder van het lichtschip Terschellingerbank, wonend op de Binnenhaven 77, op 16 december 1907 gevestigd te Den Helder, komend van Vlissingen. Er is geen volgende woonplaats vermeld.
Tevens is opgegeven zijn vrouw Anneke Bloos, geboren op 17 oktober 1856 te Schiermonnikoog, Nederd.Hervormd. De andere gegevens zijn als die van haar echtgenoot.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Ruurd Melle Jans Fenega was met vlagnummer 35 in de periode 1879 t/m 1892 effectief lid van het Helderse zeemanscollege de “Goede Bedoeling”.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt R.J.Fenenga als gezagvoerder gedurende
* 1880 t/m 1890 van de bark “Josephine” ex Omoa, gebouwd in 1866 te Mosher, Nova Scotia, 392 ton o.m., varend voor W.Smit te Pekela. Het schip voer in 1891 voor I.& S.Wiarda te Harlingen en was herdoopt in “Mercurius”.
Overige bijzonderheden
J.Teensma in de Dorpsbode 38(12), 1984. Bijdrage 5 vermeldt TEN ONRECHTE dat het schip voer voor W.Smit te Purmerend en dat het in 1880 werd verkocht aan Wiarda in Harlingen.
Tevens meldt hij dat kapitein Fenenga na 1890 nog enige jaren kapitein is geweest op het lichtschip Terschellinger-bank.
Familiegegevens en opleiding
Willem Koen werd geboren op 14 juli 1846 te Terschelling als zoon van Frans Koen en Neeke Willems Huttjes
Hij huwde op 18 december 1873 met Neeke Rijnders Roos, geboren 03 oktober 1847 te Terschelling als dochter van Rijnder Doekes Roos en Aaltje Jans Bakker. Tijdens het huwelijk werd een kind gelegimiteerd. Overlijden niet in Tresoar.
Willem overleed op 03 maart 1913 te Harlingen. Hij wordt vermeld als "kapitein-reder".
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
W.Koen werd per maart 1896 met vlagnummer 27 ingeschreven als lid van het Harlinger zeemanscollege "Zeemansvoorzorg". Zijn schip was de "Zeemeeuw", boekhouders J.& S.Wiarda. De contributie werd betaald door zijn vrouw Neeke de Roos028-fol170.
De naam W.Koen met vlagnummer 27 komt in de ledenlijsten van het College in "Sweijs" voor van 1879-1912. Wellicht is er een eerdere W.Koen (vader?) die hetzelfde vlagnummer heeft gehad maar niet in de inschrijvingsregisters is vermeld. Een W.Koen was tevens commissaris/bestuurslid van het College in de periode 1912-1913034.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Lid van het college Zeemansvoorzorg te Harlingen036
vlagnummer periode type naam van het schip boekhouder/reder
1878 sch.brik Zeemeeuw (ex Mary Ida) J.& S.Wiarda, Harlingen
1879 sch.brik Zeemeeuw (ex Mary Ida) F.& S.Wiarda, Harlingen
1880 sch.brik Zeemeeuw (ex Mary Ida) E.& S.Wiarda, Harlingen
1881 bark Elisabeth (ex Mittwoch) E.& S.Wiarda, Harlingen
1882 bark Elisabeth (ex Mittwoch) J.& S.Wiarda, Harlingen
1883-1884 bark Elisabeth (ex Mittwoch) I.& S.Wiarda, Harlingen
1885-1889 bark Zeemeeuw (ex Elisabeth, ex Mittwoch) I.& S.Wiarda, Harlingen
1890-1892 bark Mercurius (ex Josephine, ex Omoa) I.& S.Wiarda, Harlingen
1895 3/m sch. Zeemeeuw (ex Elisabeth, ex Mittwoch) I.& S.Wiarda, Harlingen
1896-1899 3/m sch. Zeemeeuw (ex Elisabeth, ex Mittwoch) kap./eigenaar, Harlingen
1901-1902 3/s sch.(ijz) Lina D.Goedkoop Dz, Amsterdam
In de ledenlijst van "Zeemansvoorzorg" is ene W.Koen pas in 1896 met vlagnummer H27 als lid ingeschreven, terwijl Sweijs een W.Koen al vanaf Almanak-1879 als gezagvoerder vermeldt. Er is wellicht sprake van twee personen, die wel steeds bij een rederij Wiarda hebben gevaren. Voorts is er een grote wisseling in voorletters van de rederijen Wiarda, waarbij wellicht van schrijffouten in Sweijs sprake is. Dit idee wordt versterkt, wanneer de gegevens uit Bouma025 (bijeengezocht op grond van de scheepsnamen) worden beschouwd:
1877-1884 bark Elisabeth (ex Mittwoch) E.& S.Wiarda, Harlingen
1883-1888 bark Zeemeeuw (ex Elisabeth, ex Mittwoch) L.& S.Wiarda, Harlingen
1890-1892 bark Mercurius (ex Josephine, ex Omoa) I.& S.Wiarda, Harlingen
1892-1898 bark Zeemeeuw (ex Elisabeth, ex Mittwoch) L.& S.Wiarda, Harlingen
1898 bark Zeemeeuw (ex Elisabeth, ex Mittwoch) kap/eigenaar, Harlingen
W.Koen uit Hoorn, Terschelling was van 1878-1881 kapitein van de houten schoenerbrik “Zeemeeuw”, gebouwd in 1864 te Nova Scotia onder de naam “Mary Ida”, 234 ton, varend voor I.& S.Wiarda te Harlingen. Het schip wer in 1881 verkocht en te Elseneur afgekeurd052.
W.Koen was van 1881-1884 kapitein van de houten schoenerbark “Elisabeth” (ex-Mittwoch) , gebouwd in als bark 1857/58 te Danzig door V.Devers, 350 ton. Hij voer tot 1884 voor voor L.& S.Wiarda te Harlingen maar kocht op 15 augustus 1884 het schip, werd toen kapitein/eigenaar, herdoopte het schip in “Zeemeeuw” en voer als zodanig tot 1890 en van 1892-1899052.
W.Koen was van 1891-1892 kapitein van de houten bark “Mercurius”( ex-Josephine, ex-Omoa), gebouwd in 1866, 430 (392) ton o.m., varend voor rederij I.& S.Wiarda te Harlingen052
Bouma025 vermeldt W.Koen als gezagvoerder gedurende:
* 1878 t/m 1881 van de schoenerbrik “Zeemeeuw” ex Mary Ida, gebouwd in 1864, bouwplaats niet vermeld, 238 ton o.m., varend voor J.& S.Wiarda te Harlingen. Het schip werd in 1881 te Elseneur afgekeurd;
* 1881(Bouma zegt 1878, maar dat is fout) t/m 1884 van de bark “Elisabeth” ex Mittwoch, gebouwd in 1858 te Danzig, 288 ton o.m., varend voor E.& S.Wiarda te Harlingen. Het schip werd in 1885 herdoopt in “Zeemeeuw”;
* 1884 t/m 1889 van de bark “Zeemeeuw” ex Elisabeth, ex Mittwoch, gebouwd in 1858 te Danzig, 350 ton o.m., varend voor L.& S.Wiarda te Harlingen. (het is niet duidelijk wanneer de feitelijke herdoop nu heeft plaatsgevonden: 1884 of 1885?);
* 1891 t/m 1893 van de bark “Mercurius” ex Josephine, ex Omoa, gebouwd in 1866 te Nova Scotia, 349 ton o.m., varend voor I. & S. Wiarda te Harlingen.
* 1893 t/m 1899 van de bark “Zeemeeuw” ex Elisabeth, ex Mittwoch, gebouwd in 1858 te Danzig, 350 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Harlingen.
Overige bijzonderheden
Willem Koen was in 1874-1875 eerste stuurman op de brik "Skandinavië" onder gezag van Gossen Jorts Smit. Hij woonde in Hoorn op Terschelling en was later kapitein/reder van de schoener "Zeemeeuw" met als thuishaven Harlingen010-p.14;75.
Willem Koen was eerste stuurman op de viermast clipperbark "Geertruida Gerarda" die in april 1905 een reis begon van Rotterdam naar Java, "geladen met stukgoed en terug met suiker naar de Engelse haven Falmouth". De kapitein was Johannes Kuiper. Een verslag van deze reis is vermeld bij de biografische gegevens van deze gezagvoerder. Willem Koen was later kapitein op de schoener "Lina" en nog later kapitein bij de Internationale Sleepdienst010-p.83/85.
"Willem Koen wordt in 1874 vermeld als eerste stuurman op het brikschip "Skandinavië" van de reder S.Fontein Fz te Harlingen, kapitein G.J.Smit. Op 11 november 1875 strandt de "Skandinavië" tijdens dikke mist bij Colmar, geladen met graan en komende van Zuid-Amerika. Het schip moet als verloren worden beschouwd.
Daarna vaart W.Koen als stuurman op verschillende schepen van de rederij J.en S.Wiarda te Harlingen.
We zien hem als kapitein op:
1879 Schoenerbrik "Zeemeeuw", ex "Mary Ida" gebouwd in 1864, 234 ton. In 1882 wordt dit schip na averij in Elseneur afgekeurd.
1883 Bark "Elisabeth", ex "Mittwoch", gebouwd op Duitse werf in 1853, 350 ton.
1884-1888 Het als "Zeemeeuw" herdoopte schip.
1889 Bark Zeemeeuw krijgt schoenertuig (1890 op schoener "Zeemeeuw" kapitein B.A.Kuiper).
1890-1892 Bark "Mercurius", ex "Josephine", gebouwd in 1866, 392 ton. (als eerste stuurman Cornelis van der Ploeg, geb. 27-11-1872 te Terschelling, wonende te Hoorn.)
1893-1899 Wederom op schoener "Zeemeeuw". In 1899 koopt hij het schip, voert het zelf tot 1901 en heeft als eerste stuurman K.I.Ruige, wonende te Hoorn op Terschelling.
1901 Stuurman K.I.Ruige wordt kapitein op de "Zeemeeuw". Deze kapitein is dan tevens mede-eigenaar."010-p.100/101.
Het artikel bevat een foto van kapitein Koen en zijn vrouw
Willem Koen is eerste stuurman op de "IJmuiden" rond 1900 dat toen onder gezag stond van kapitein Rijnder Dirks Swart (zie aldaar). Op hetzelfde schip was Jan Koen, de vader van Willem, de Kok en de tweede stuurman was Gossen Swart (zie eveneens aldaar).010-p.111.
Het artikel bevat een foto van de voorpagina van het journaal van de "IJmuiden" "gehouden door stuurman W.Koen". Er moet dus een journaal met het handschrift van Willem Koen bestaan!
In mei 1884 monsterde Teun Pronker aan op de schoenerbark “Zeemeeuw” onder kapitein Koen voor twee reizen naar de Oostzee. Ook in 1885 voer hij op dit schip voor drie reizen naar de Oostzee. De “Zeemeeuw” was in 1857-1858 gebouwd bij V.Decers in Danzig onder de naam “Mittwoch” I 1881 werd het schip gekocht door de rederij I.& S.Wiarda te Harlingen en herdoopt in “Elisabeth” Het schip werd bestemd voor de Oostzeevaart en kwam onder gezag van kapitein Willem Koen. Deze was geboren te Midsland in 1846 en woonde in Hoorn op Terschelling, waar hij ij 1913 stierf. “In 1874 was hij als 28-jarige stuurman op de Harlinger 247 tons brik “Scandinavië” en in 1878 werd hij voor I.& S.Wiarda kapitein op een eerdere “Zeemeeuw”, een schoenerbrik van 234 ton, in 1864 in Nova Scotia gebouwd onder de naam “Mary Ida”. De “Elizabeth” (na Augustus 1884, de “Zeemeeuw”) werd door Wiarda eerst nog als bark gevaren maar later als schoenerbark getuigd.” Kapitein Koen kocht op 15 augustus 1884 de “Elisabeth” zelf en hernoemde het schip, zoals gezegd in “Zeemeeuw”.
De drie reizen die Pronker onder kapitein Koen op de “Zeemeeuw” maakte waren:
* Harlingen-Great Yarmouth (wellicht kolen geladen naar de Oostzee en vandaar terug met hout)-Harlingen (7-4-1885)
* Harlingen-Sundsvall (hout)-Harlingen (23-6-1885)
* Harlingen-Hernosand (hout)-Harlingen (13-8-1885)
“Kapt. Koen behield het schip tot het einde. Met een onderbreking in 1891 en ’92 (toen hij om welke redenen dan ook, kapitein was op de 392 tons houten bark “Mercurius”, ook in de Oostzeevaart, en de “Zeemeeuw” overliet aan Kapt.P.Kuiper) voerde Kapt.Koen het schip steeds zelf tot 1900 … In 1900 verliet Kapt.Koen de zee en werd zijn eilandgenoot Klaas Ymke Ruige kapitein en mede-eigenaar, op de “Zeemeeuw”. Onder deze kapitein verging het schip op een reis van Arendal naar Harlingen”,
Er zijn scheepsafbeeldingen van de “Elizabeth” en de “Zeemeeuw”, en een portret van kapitein Koen opgenomen.052
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
P.Kuiper Az werd per januari 1875 ingeschreven als lid tweede klasse van het Harlinger zeemanscollege "Zeemansvoorzorg". Hij was toen stuurman van de brik "Zuiderzee". Hij was getrouwd met Hillegiena Kok. In 1877 werd hij overgeschreven naar de eerste klasse029-fol.047.
Pieter Kuiper Az, geboren 10 november 1848, werd per januari 1877 met vlagnummer 21 als lid 2de klasse overgeschreven naar de 1ste klasse bij het Harlinger zeemanscollege "Zeemansvoorzorg". Zijn schip was toen de "Maria Agnieta", boekhouders Repko & Co. De contributie werd voldaan door zijn vrouw Hillechiena Kok, geboren 07 november 1845. Ten tijde van de overschrijving had het echtpaar 1 kind: Albert (28 augustus 1875)028-fol.149.
Hij was met vlagnummer H21 lid van het College in de periode 1877-1906034.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lid van het college Zeemansvoorzorg te Harlingen036
vlagnummer periode type naam van het schip boekhouder/reder
H21 1877-1879 bark Maria Agnieta (ex Perseverance) Repko & Co, Harlingen
1880-1892 bark Onderneming (ex Diana) J.Alta Lz, Harlingen
1895 bark Mercurius (ex Josephine, ex Omoa) I.& S.Wiarda, Harlingen
1897-1902 cl.bark (st) Admiraal Tromp (ex Maria) J.Nienhuijs, Amsterdam
P.Kuiper Az was van 1894-1896 kapitein van de houten bark “Mercurius” (ex-Josephine, ex-Omoa), gebouwd in 1866, 430 (392) ton, varend voor rederij I.& S.Wiarda te Harlingen. Het schip is in 1896 verkocht voor de sloop aan S.de Boer te Makkum052
Kapitein P.Kuiper was in de periode 1897-1906 gezagvoerder van de stalen bark “Admiraal Tromp”, gebouwd in 1892 door Schömer Jensen & Vo te Tonning, Noord Friesland) onder de naam “Marie”, 364 ton. De reders bij de bouw waren van Ierssens & Co te Tonning. Het schip werd in 1897 gekocht door J.Nienhuis te Amsterdam. Het schip werd kort na 07 augustus 1906 vermist op reis van Rio Grande (Zuid Brazilië) naar Suriname052.
Bouma025 vermeldt P.Kuiper Az als gezagvoerder gedurende:
* 1877 t/m 1880 van de bark “Maria Agnieta” ex Perseverance, gebouwd in 1853 te Amble, 290 ton o.m., varend voor Repko & Co te Harlingen;
* 1881 t/m 1893 van de brik ” Onderneming” ex Diana, gebouwd in 1853 te Pillau, 325 ton o.., vaend voor J.Alta Lz te Harlingen;
* 1894 t/m 1896 van de bark “Mercurius” ex Josephine, ex Omoa, gebouwd in 1866 te Nova Scotia, 349 ton o.m., varend voor I. & S. Wiarda te Harlingen. Het schip werd in 1896 verkocht naar Makkum voor de sloop;
* 1897 t/m 1907 van de stalen bark “Admiraal Tromp”, ex Marie, gebouwd in 1892 te Tønning, 397 ton n.m., varend voor J.Nienhuys te Amsterdam. Het schip is in 1907 vergaan
Overige bijzonderheden
Reizen met de bark “Admiraal Tromp” onder kapitein P.Kuiper worden beschreven door Meilof Hoedemaker, die deze als lichtmatroos meemaakte en zijn belevenissen optekende in “Herinneringen uit mijn zeilvaarttijd” (p.49 t/m 76) in het boek “Dwarsgetuigd. Herinneringen van Kaap Hoorn-vaarders” door K.Suyk Jr, De Boer Maritiem. Unieboek bv., Bussum, 1978. Tegen oktober 1897 vertrok het schip vanuit Amsterdam via IJmuiden naar Suriname. Hoedemaker beschrijft de slecht voeding aan boord en geeft een levendig verslag van een vechtpartij te Suriname, die door politie-ingrijpen werd gesmoord. De terugreis ging met een lading hout.
“De “Admiraal Tromp” was geen gelukkig schip. Op een der volgende reizen van Suriname naar Kopenhagen ging zij na een gedeelte der lading gelost te hebben, naar Amsterdam. Op deze reis viel een 17-jarige lichtmatroos, Houwink genaamd, bij donker worden overboord. Een sloep werd uitgezet bemand met beide stuurlieden en twee matrozen. Van de drenkeling, de sloep en bemanning werd niets meer gehoord, zodat allen omgekomen zijn. Een verlies van vijf man was een ramp, niet het minst voor kapitein Kuipers (sic). Het schip bleef de gehele nacht in de buurt van het ongeval en vervolgde eerst bij dagenraad de reis.
Het einde van de “Admiraal Tromp” kwam in 1906 toen het schip op reis van Rio Grande naar Paramaribo met man en muis is gebleven, vermoedelijk omgeslagen in een pampero.”
Voormelde ramp met de “Admiraal Tromp” werd behandeld door de Raad van Tucht voor de Koopvaardij. In het verslag wordt melding gemaakt van het volgende:
“Het slechts 397 ton metende barkschip ‘Admiraal Tromp’ was in november 1902 op haar thuisreis uit West-Indië. De eerste aanloophaven in Europa was Malmö; daarna werd gekoerst op de thuishaven Amsterdam. De oversteek was probleemloos verlopen en op 9 november vertrok het schip van Malmö; op 11 november voer het in de Noordzee ter hoogte van Doggersbank. … Het journaal vermeldde nog dat er maanlicht was en een heldere sterrenhemel.
Door een nimmer duidelijk geworden oorzaak viel plotseling de 15-jarige scheepsjongen M.Meinsma van de campagne overboord. Hij stond daar op de uitkijk en zijn hulpgeroep betekende alle hens aan dek”. Middels een toegeworpen reddingsboei en ook het verminderen van de vaart van het schip werd geprobeerd hulp te bieden. Er werd een boot uitgezet die spoedig uit zicht verdween (het was nacht). Hoewel daarna werd geprobeerd de reddingsboot te traceren gelukte dat niet. De volgende ochtend om 8 uur werden vuurpijlen afgeschoten, maar alles zonder reactie. Na overleg met de bemanning werd door de kapitein besloten de reis voort te zetten en op 15 mei kwam het schip te IJmuiden aan.
Bij de getuigenverhoren door de Raad werd duidelijk dat de reddingsboot in uitstekende staat was en gedurende de reis ook steeds goed was onderhouden.
“Uit het door de Raad ingestelde onderzoek kon niet anders worden geconcludeerd dat de ramp aan een vijftal van de opvarenden van de ‘Admiraal Tromp’ nabij de Doggersbank overkomen, geen aanleiding is om gezagvoerder Pieter Kuiper ‘met enige blaam te treffen’”104.
|