1956-04-01: |
Tijdens de reis van Izmir naar Istanbul in Turkey in de Dardanellen gestrand. Na een deel van de lading gelost te hebben is het schip ongeveer 12 uur later vrijgekomen.
Het Parool 20-08-1956: Kapitein Draco voor een maand geschorst. (Van een onzer verslaggevers) Amsterdam, zaterdag. — De raad voor de scheepvaart heeft de 53- jarige J. M. V., kapitein van het motorschip Draco van de KNSM, de bevoegdheid als kapitein op zeeschepen te varen voor een maand ontnomen. De raad achtte hem schuldig aan de stranding van zijn schip op 1 april van dit jaar in de Dardanellen. De stuurman, K. L., die ook als betrokkene was gehoord, werd van schuld vrijgesproken. De Draco, die op weg was van Izmir naar Istanbul, liep in de vroege morgen aan de grond; na ongeveer twaalf uur kwam het schip weer vlot. De kapitein, die dertig jaar geleden eens door de Dardanellen was gevaren, kwam tijdig op de brug om de navigatie door de straat te leiden. De kapitein heeft aan de roerganger koersen opgegeven — aldus de raad — waardoor hij de tegenstroom, die hij uit de zeilaanwijzingen kende, ontweek. Daarbij heeft hij geen koersen en tijden in de kaart laten zetten, met het gevolg, dat er later verschil van mening is ontstaan wat precies de opgegeven koers was. Ook heeft hij nagelaten geregeld een kruispeiling te laten nemen ter controle. Door op zicht verder te varen zocht hij het gevaar op, geheel onnodig, omdat hij toch vroeg of laat tegen de stroom in zou moeten gaan en beter onder bakboordswal had kunnen blijven.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van woensdag 22 augustus 1956, no.163.
No.55 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake de stranding van het motorschip „Draco" in de Dardanellen. Betrokkenen: de kapitein J. M. Versteegh en de stuurman K. Lemmen. Op 1
april 1956 is het motorschip .,Draco" op de reis van Izmir naar Istanboel in de Dardanellen gestrand. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze stranding en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de Draco", Johan Michiel Versteegh, wonende te Kortenhoef, en de stuurman Koenraad Lemmen, wonende te Hilversum. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 25 juli 1956, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de verhoren van de kapitein en de stuurman, zomede de te Istanboel afgelegde scheepsverklaring, het scheepsdagboek, het wacht- en manoeuvreerboekje, benevens de gebruikte Britse zeekaart no. 2429: The Dardanelles, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. Op 8 juni 1956 is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van het besluit van 17 december 1932, Stb. 621, de stuurman K. Lemmen gehoord door het lid van de raad H. A. Broere, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart en de secretaris van de Raad voor de Scheepvaart. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Draco" is een Nederlands schip, toebehorende aan de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij N.V., te Amsterdam. Het meet 377,7 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 600 pk motor. Op 31 maart 1956 vertrok de „Draco", beladen met stukgoed, van Izmir met bestemming Istanboel. De diepgang was vóór 20,2, achter 36,9 dm. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 13 personen. De kapitein, die ongeveer dertig jaar geleden eens door de Dardanellen was geweest, heeft vóór vertrek van Izmir de zeilaanwijzingen goed besstudeerd. Men ondervond na vertrek goed weer. Op 1 april 1956, te 3.21 uur, werd kaap Ilyasbaba Buru op één mijl afstand aan bakboord gepasseerd. Daar het zeer helder was, heeft de kapitein verder op zicht genavigeerd. De kapitein was te 2.45 uur, toen men zich nog 6 mijl van de Dardanellen bevond, geroepen door de 1ste stuurman, die te 0 uur op wacht was gekomen. De kapitein kwam direct op de brug. De kapitein had in de zeilaanwijzingen gelezen, dat er onder de noordwestelijke wal een constante sterke zuidwestgaande stroom loopt. Hij vond het dan ook niet verontrustend, toen bemerkt werd, dat het schip naar s.b.-oever werd verzet. Te 3.29 uur werd het rode licht van het baken van Morto Limani op één mijl afstand aan bakboord gepasseerd. Te 4 uur nam de 1ste stuurman een kruispeiling; hij peilde Ilyasbaba 272° r.w. en Kanlidere Buru 46° r.w. De lichten van Canakkale en Kilitbahir waren vooruit goed te zien. De kapitein hield het licht van Canakkale goed aan stuurboord. Hij rekende erop, dat hij, onder s.b.- wal varende, ook tegenstroom zou ondervinden, doch achteraf blijkt hij daar stroom mee te hebben
gehad. Eerder dan hij verwachtte, kwam het schip onder de hoek van Kanlidere. Te 4.10 uur was de koers veranderd tot 40°, maar kort achter elkaar werd dan veranderd naar bakboord tol 30°, 20° en 15°, maar daarna commandeerde de kapitein hard b.b.-roer. Het schip begon echter te 4.19 uur over de grond te schuren en te 4.21 uur liep het vast op koers 337° r.w. Te 4.20 uur had de kapitein de machine op volle kracht achteruit gezet, maar dat hielp niet meer. Het licht van Kanlidere werd 52° r.w. gepeild op naar schatting 400 a 500 m afstand. Men bemerkte toen, dat er stroom om de N.N.W. liep. Het schip maakte geen water; rondom werd 28 dm gelood, modder en klei. Het gelukte niet een boeganker uit te brengen; de uitgebrachte werpankers werden thuisgehiewd. Op 2 april, te 0 uur, werd aangevangen lading van achteren naar voren te verwerken en te 13.30 uur, nadat werkvolk en twee lichters gekomen waren, werd begonnen lading te lossen uit luik 2. Nadat twee werpankers waren uitgebracht, begon men te 17.42 uur daarop te hieuwen en te 17.43 uur kwam het schip vlot. De „Draco" verstoomde daarna naar de rede van Canakkale en nam daar de geloste lading weer over. Nadat een duikeronderzoek was ingesteld, werd toestemming verkregen de reis naar Istanboel voort te zetten. Bij zijn verhoor op 8 juni 1956 verklaarde de stuurman K. Lemmen, dat hij in januari 1954 het diploma 3de stuurman G.H.V. had behaald. Hij was al enige keren door de Dardanellen geweest; hij had deze straat echter nooit op zijn wacht bij donker doorgevaren. De stuurman had, voordat deze keer de reis door de straat zou worden gemaakt, niet de zeilaanwijzingen ingekeken, maar hij wist, dat in de straat steeds een Z.W.-gaande stroom liep. Bij vorige reizen had de kapitein, die toen aan boord was, zijn route genomen langs de N.W.-kust, die vrij hoog is, en daarbij werden geregeld kruispeilingen genomen. Nadat de „Draco" op 31 maart 1956 van Izmir was vertrokken, kreeg de stuurman te 0 uur van 1 april 1956 de wacht. Hij had reeds 4 maanden op zee de H.W. gelopen. In het wachtboekje had de kapitein de order aangetekend om, indien men peiling had bij een kruisje in de kaart, geroepen te worden. Daar de
stuurman de vuren aan de ingang van de straat zag, riep hij de kapitein overeenkomstig de ontvangen order te 2.45 uur; de kapitein kwam 5 minuten later op de brug. De koers was toen 66° r.w. Te 3.21 uur werd Ilyasbaba Buru op één mijl afstand aan bakboord gepasseerd. De stuurman herinnert zich niet of die afstand door middel van 4-streekspeiling is bepaald. Hierna is op aanwijzing van de kapitein gevaren; deze gaf de koers in graden op aan de roerganger, maar de koersen werden niet opgetekend en evenmin de tijden. De vaart door het water was 10 mijl. Te 3.29 uur werd het baken van Morto Limani op één mijl afstand gepasseerd. De stuurman herinnert zich, dat tevoren 70° en 80° is gestuurd. Met het oog op het invullen van het journaal heeft hij te 4 uur een kruispeiling genomen. Gezien de gestuurde koersen, verbaasde het hem niet, dat het schip vrijwel oost was opgegaan. Te 4 uur was de koers 51°; deze liep nog niet vrij van Kanlidere; de stuurman begreep, dat de kapitein meer onder de Z.O.-wal wilde varen om minder last te hebben van de tegenstroom. Hierna is veranderd tot 40° en toen het schip deze koers voorlag, was het vuur van Kanlidere even aan stuurboord en de stad Canakkale was recht vooruit. De stuurman meende op een gegeven moment, dat de „Draco" zich dichter bij het vuur van Kanlidere bevond dan hij volgens de gis mocht aannemen, en merkte dit tegen de kapitein op. Nadat de stuurman in de kaart had gekeken, wijzigde hij zijn mening, maar hij hoorde toen, dat de kapitein de roerganger opdracht gaf eerst 30°, daarna 20° en 15° te sturen, maar vervolgens de order gaf hard b.b.-roer. Even later liep de „Draco" aan de grond. Daar er maan was, was het niet erg donker, maar de Z.O.- oever geeft geen gelegenheid tot het nemen van peilingen. De kapitein had op een vraag van de stuurman, of hij geregeld peilingen moest nemen, gezegd, dat dit niet nodig was. De kapitein leidde ten volle de navigatie. Ter zitting van 25 juli 1956 verklaarde de kapitein, dat hij de Dardanellen niet kende; ongeveer 30 jaar geleden was hij er als stuurman doorgevaren. Hij heeft tot 1952 bij de K.P.M. gevaren en is sinds 1954 kapitein bij de K.N.S.M. De kapitein maakte zijn eerste reis op de “Draco". Hij heeft in Izmir de zeilaanwijzingen bestudeerd; hij meent, dat daarin niet over neerstromen onder de Aziatische kust wordt gesproken. De kapitein had op 31 maart van 22 tot 24 uur de wacht gehad en werd dan afgelost door de stuurman K. Lemmen. De kapitein gaf de stuurman order hem te roepen bij een kruisje in de kaart, ongeveer 6 mijl vóór de straat. Overeenkomstig die order is de kapitein om 2.45 uur geroepen en naar de brug gegaan. Hij nam de navigatie over. De kapitein deelde de raad mee, dat, ook wanneer hij op zicht vaart, hij altijd koersen opgeeft en verwacht, dat deze door de stuurman worden aangetekend en dat geregeld peilingen worden genomen. Dit keer zijn de koersen niet opgetekend, maar achteraf is betrokkene overtuigd, dat vanaf het passeren van Ilyasbaba Buru 51 ° r.w. is gestuurd tot 4.10 uur. Betrokkene neemt niet aan, dat vóór 4 uur 70° of 80° zou zijn gestuurd. Er stond geen koerslijn in de kaart. Betrokkene wist, dat er een sterke stroom om de Z.W. liep, en ging, om die zoveel mogelijk mis te lopen, meer onder de Aziatische wal varen. Betrokkene zag vooruit het vuur van Kanlidere en de lichten van Canakkale. Hij nam aan, dat, zolang deze voldoende openbleven, er geen gevaar was de
wal te veel te naderen. De stuurman heeft te 4 uur een kruispeiling genomen en in de kaart gezet. Betrokkene is in de kaart gaan kijken en zag, dat vanaf 3.29 uur 4 mijl waren behouden en verwachtte daaruit, dat het schip niet vóór 4.30 uur bij Kanlidere zou zijn. Toen de kapitein weer op de brug kwam, liet hij te 4.10 uur 40° sturen, maar daar hij meende, dat toen de lichten van Kanlidere en Canakkale te dicht bij elkaar kwamen, liet hij koers veranderen naar bakboord, liet eerst 30°, daarna 20° en 15° sturen en gaf dan order hard b.b.-roer. Betrokkene had het gevoel, dat het schip te dicht bij Kanlidere stond. Te 4.19 uur begon het schip te schuren; hij hoopte, dat het nog van de rand van de bank vrij zou draaien, maar te 4.21 uur zat het vast. Er bleek toen stroom om de N.N.W. te lopen. De kapitein deelde de raad nog mee, dat er maanlicht was; de kompassen wezen goed aan. Hij zag vóór het vastlopen reeds het groene vuur van Canakkale, maar heeft dit niet laten peilen. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat de ,,Draco' op de reis van Izmir naar Istanboel op de H.W. van 1 april 1956 de Dardanellen binnenvoer. Hoewel de kapitein altijd voor de navigatie koerslijnen in de kaart zet, is op de kaart van de straal geen koerslijn ingetekend. De kapitein is tijdig voor het bereiken van de straat op de brug gekomen en heeft de navigatie geleid. Men voer eerst in een oostelijke koers. Te 4 uur nam de stuurman een kruispeiling; deze staat in de kaart. Deze peiling zal wel juist zijn; de positie was toen nog geheel veilig. De kapitein is in de kaart gaan kijken en heeft alle aandacht aan de peiling besteed. Het was toen echter niet voldoende om te veranderen tot 40°, maar de kapitein had met een vrij scherpe draai naar bakboord veel meer om de noord moeten koersen om vrij te blijven van de ondiepten; hij had Canakkale niet noordelijker mogen peilen dan b.v. 30°. Het schip had niet beoosten deze peilingslijn mogen komen. Ten gevolge van de stroom heeft het schip een bocht gemaakt en is het vastgelopen bij Kanlidere. De kapitein heeft zich niet gerealiseerd, dat het aan stuurboord brengen van Canakkale niet voldoende was, maar dat dit ook moest geschieden in een niet te noordelijke
peiling. De kapitein voer na 4 uur in een gevaarlijk gebied, waar hij geen dwarspèilingen kon nemen, en ging er niet zo snel mogelijk uit. De straat heeft niet veel lichten en dit is ook niet nodig, indien slechts op de peilingen der lichten wordt gelet. De hoofdinspecteur is van mening, dat de stuurman K. Lemmen geen schuld heeft aan het aan de grond lopen van de „Draco", en stelt voor deze niet te straffen. De kapitein moet schuldig aan deze ramp worden geacht. De hoofdinspecteur stelt de raad voor kapitein J. M. Versteegh te straffen door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen te ontnemen voor de tijd van een maand. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Het motorschip „Draco" is te 4.21 uur van 1 april 1956 op weg naar Istanboel vastgelopen in de Dardanellen onder s.b.-wal ten Z.W. van het vuur van Kanlidere. De navigatie stond van 2.45 uur af, toen men nog 6 mijl van de Dardanellen verwijderd was, onder de leiding van de kapitein, nadat deze door de stuurman was geroepen. De wacht van de stuurman duurde tot 4 uur; de stuurman nam toen op eigen initiatief een kruispeiling op Ilyasbaba 212° r.w. en Kanlidere 46° r.w. Van de juistheid van deze peiling meent de raad te kunnen uitgaan. Reeds vóór deze kruispeiling heeft de navigatie te wensen overgelaten, maar daardoor is de stranding niet veroorzaakt, omdat de kapitein na de kruispeiling nog gelegenheid had ten spoedigste over bakboord uit zijn gevaarlijke wal te komen. Nadat namelijk te 3.29 uur het vuur van Morto Limani op één mijl aan bakboord was gepasseerd, heeft de kapitein aan de roerganger koersen opgegeven, waardoor hij de tegenstroom, die hij uit de zeilaanwijzingen kende, ontweek. Daarbij heeft de kapitein, die dit vaarwater niet uit ervaring kende, geen koersen en tijden in de kaart laten zetten, met het gevolg, dat er later verschil van mening is ontstaan wat precies de opgegeven koers was. Ook heeft hij nagelaten geregeld een kruispeiling te laten nemen ter controle, hoewel de zeilaanwijzingen waarschuwen voor de zuidwal en niet alleen de tegenstroom maar ook draaikolken vermelden en dus ook een neerstroom langs die kust verwacht mag worden. Door aldus op zicht van het licht van Kanlidere met die van Canakkale en Kilitbahir verdsr vooruit te varen, zocht de kapitein het gevaar op, geheel onnodig, omdat hij toch vroeg of laat tegen de stroom in zou moeten gaan en beter onder b.b.-wal had kunnen blijven. De kruispeiling van 4 uur wees toen uit, waar het schip stond. Pas tien minuten later is de koers van 51° veranderd in 40° en vervolgens kort achtereen in 30°, 20° en 15°, waarna hard b.b.-roer is gegeven. Men had zich echter terstond moeten realiseren, dat men daar moest wegkomen en bewesten een peilingslijn over Kanlidere en de lichten van Canakkale moeten blijven. Men was nu ten gevolge van de neerstroom eerder nabij Kanlidere gekomen en zelfs indien de kapitein geëxcuseerd zou zijn, als hij de neerstroom niet uit de zeilaanwijzingen kende, had hij nog kunnen begrijpen, dat hij buiten de tegenstroom sneller zou vooruitkomen. De stuurman, die hem daarover een opmerking heeft gemaakt, kon hieraan niets doen en is dan ook naar het oordeel van de raad vrij van schuld, maar de kapitein is door zijn navigatie na 4 uur medeschuldig aan de stranding. De raad houdt er rekening mede, dat de kapitein zijn fout heeft ingezien. Op de maatregelen, daarna genomen, is geen aanmerking te maken; de kapitein heeft met juistheid
ingezien, dat het schip door het lossen van een deel der lading het snelst vlot zou komen. Mitsdien straf de raad kapitein Johan Michiel Versteegh, geboren 8 april 1903, wonende te Kortenhoef, door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van één maand en spreekt de stuurman Koenraad Lemmen, geboren 1 december 1932, wonende te Hilversum, vrij van schuld. Aldus gedaan door de heren prof. mr. J. Offerhaus, voorzitter, H. A. Broere, F. van der Laan en J. Tissot van Patot, leden, in tegenwoordig' heid van 's raads secretaris mr. A. Boosman, en uitgesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de raad van 25 juli 1956. (Get.) J. Offerhaus, A. Boosman. |