1952-02-16: |
Het Vrije Volk 24-01-1953: ALGARVE loopt binnen. Vanmiddag is de kustvaarder „Algarve" van de Rotterdamese Kustvaarders Centrale de Waalhaven binnengelopen met duidelijk zichtbaar de beschadigingen, die het schip bij een aanvaring in de Westerschelde heeft opgelopen. Tijdens mist liep het schip een gat van een halve meter doorsnee op en een in elkaar gedrukt stuurhuis. Vorig jaar in Februari had de „Algarve" een aanvaring bij Dungëness met het Noorse m.s. „Vingness". Vorige week diende deze aanvaring voor de Raad van de Scheepvaart. De inspecteur-generaal voor de Scheepvaart, de heer J. Metz, was van mening dat er geen aanleiding was om te vragen de kapitein van de „Algarve" te corrigeren.
10-03-1953 Uitspraak Raad voor de Scheepvaart. Nr 9 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake de aanvaring van het motorschip „Algarve" met het Noorse motorschip „Vingnes" tijdens dikke mist ter hoogte van Dungeness. Op 16 Februari 1952 is het motorschip „Algarve", op de reis van Rotterdam naar Gibraltar, ter hoogte van Dungeness tijdens dikke mist in aanvaring gekomen met het Noorse motorschip „Vingnes". Beide schepen werden beschadigd. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur- generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze aanvaring. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 19 Januari 1953, in tegenwoordig- heid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein, de stuurman, de motordrijver, de roerganger van de „Algarve" en van de kapitein van de „Vingnes", zomede van het scheeps- en machinekamerdagboek van de „Algarve", benevens een radar-diagram van de „Vingnes" met begeleidend schrijven van de expert bij de Scheepvaart- inspectie B. D. Teensma en twee foto's van de „Vingnes", en hoorde de kapitein van de „Algarve", B. van Wageningen, als getuige. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het navolgende gebleken: Het motorschip „Algarve" is een Nederlands schip, toebehorende aan Hammerstein's Rederijbedrijf, te Rotterdam. Het meet 472 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 480 pk motor. Op 15 Februari 1952 te 20.30 uur vertrok de „Algarve", beladen met 500 ton bitumen in vaten, van het bunkerstation te Vlaardingen met bestemming Gibraltar. De diepgang was vóór 8'7", achter 10'6". De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 9 personen. Te 21.30 uur werd de uiterton gepasseerd en werd koers gezet naar het Kanaal. Op 16 Februari te 9.45 uur werd S. Goodwinvuurschip op 23^2 mijl afstand aan stuurboord gepasseerd. Te 10.45 uur werd het mistig. De kapitein, die tot 12.00 uur de wacht had, liet vaart minderen tot halve kracht, 6,4 mijl per uur. De voorgeschreven mistseinen werden gegeven en een extra uitkijk stond op de brug. De wind was noord 2, de zee was kalm. Te 11.45 uur hoorde men aan bakboord vóóruit op 4 a 5 streken een sein van twee lange stoten. De kapitein bleef met dezelfde vaart en koers doorlopen; de koers was 240° r.w. Hierna hoorde men verschillende keren dat sein van twee lange stoten. De “Algarve" gaf om de minuut één lange stoot. Zij bevond zich toen Z.O. van Dungeness op ongeveer 2½ mijl afstand. Te 12.00 uur kwam de stuurman op de brug, maar de kapitein bleef eveneens boven. Daar het mistsein van twee lange stoten uit dezelfde richting steeds naderde, minderde de kapitein te 12.05 uur de vaart tot zeer langzaam. De „Algarve" stuurde goed, de koers werd geregeld gecontroleerd. Weldra hoorde men de echo van de mistseinen van de „Algarve" tegen de zij van het andere schip. De kapitein was overtuigd, dat dat andere stillag en hij dat met voorzichtigheid zou kunnen passereen. Te 12.15 uur zag men op 1 a 2 streken aan bakboord, op 20 a 30 m afstand, de boeg van een groot schip, welks koers dwars vóór de „Algarve" langs liep. Men kon geen boegwater waarnemen, maar het schip liep vaart. De „Algarve" gaf direct volle kracht achteruit, hard s.b.-roer en drie korte stoten, maar hoewel dit schip naar stuurboord begon te draaien, was de aanvaring niet te vermijden en te 12.16 uur raakte de voorsteven van de „Algarve" de s.b.-zijde van het andere schip even achter de bak, onder een hoek van vrijwel 90°. De motor werd toen gestopt. Van het andere schip, dat vóór langs liep, kon men toen de naam „Vingnes" Oslo lezen. Van dit schip hoorde men geen ander sein dan dat van twee lange stoten, ook nog na de aanvaring. De kapitein van de „Algarve" ontkent, dat de „Vingnes" achteruit zou hebben geslagen. Het Noorse schip voer door zonder naar de „Algarve" om te kijken. De tanks van de „Algarve" bleken leeg te blijven. Te 12.18 uur werd weer langzaam vóóruit gegeven en voer men in koers N.t.O.(k) en kwam te 13.30 uur ten anker bij de Swallow Bank-gasboei, welke op radiopeilingen was opgezocht. Te 15.10 uur ging de „Algarve" anker op en arriveerde te 17.20 uur te Dover. Hier werd de aanzienlijke boegschade voorlopig hersteld en op 20 Februari werd de reis voortgezet. De kapitein van het Noorse motorschip „Vingnes" heeft verklaard, dat zijn schip 5201 bruto-registerton meet en wordt voortbewogen door een 5200 pk motor. De diepgang bedroeg vóór 25'7", achter 25'10". Op 16 Februari te 5.24 uur G.M.T., terwijl de met hout beladen „Vingnes" in het Kanaal voer, kwam de kapitein op de brug, daar het mistig werd. De kapitein liet de telegraaf op stand by zetten, gaf mistseinen en plaatste een uitkijk op de bak. Te 10.07 uur werd het dikker en werd geminderd tot halve kracht, te 10.10 uur tot langzaam en te 10.13 uur werd de machine eerst op zeer langzaam gezet en dan gestopt. De kapitein wilde op het loodsstation, twee mijl buiten Dungeness, wachten op de loods voor Londen. Toen het schip geen vaart meer door het water maakte, werd elke twee minuten een sein van twee lange stoten gegeven. De koers was 30° r.w. Somtijds gaf men met de fluit signalen voor de loods. Te 10.53 uur zag de kapitein op het radarscherm op 1 streek aan stuurboord vóóruit, op 4½ mijl afstand, de echo van wat hij zegt de „Algarve" te zijn geweest. Na enige waarnemingen zag de kapitein, dat bij behoud van haar koers de „Algarve" op 1 á 2 mijl afstand achter langs zou passeren. Toen de „Algarve" echter op 5 streken aan stuurboord was, bleek zij in dezelfde peiling plotseling dichterbij te komen. Te 11.11 uur hoorde men voor het eerst één lange stoot van de „Algarve" en hoorde dit sein niet vaker dan drie keer, terwijl ze snel naderde. Te 11.13 uur, toen de kapitein meende, dat een aanvaring onvermijdelijk was, indien niets werd gedaan, zette hij de motor op zeer langzaam vóóruit en gaf hij hard b.b.-roer. Tegelijkertijd riep de lste-stuurman, die eveneens op de brug was, dat hij het naderende schip zag op 5 streken aan stuurboord op een scheepslengte afstand. Te 11.15 uur werd gestopt en de motor op volle kracht achteruit gezet, maar enige seconden later werd de „Vingnes" aan s.b.-zij in het midden van luik 1 onder een rechte hoek aangevaren. Men las de naam van de „Algarve" en riep haar aan. Dit schip gaf geen antwoord en verdween snel in de mist. Men schatte de vaart van de „Algarve" op 7 mijl. Dé „Vingnes" was alleen boven water beschadigd. Uit een tot het dossier behorend radar-diagram, opgemaakt op de aanwijzingen van de kapitein van de „Vingnes" door de expert B. D. Teensma en door de kapitein voor accoord getekend, zou de koers van de „Algarve" aanvankelijk ongeveer 210° zijn geweest en zou dit schip, toen de afstand minder dan één mijl was geworden, ongeveer west zijn gaan sturen. Tussen 10.53 en 11.15 uur zou de „Algarve" 4½ mijl hebben afgelegd. Ter zitting verklaarde de kapitein van het motorschip „Algarve", dat hij, toen te 11.45 uur het sein van twee lange stoten werd gehoord, met de stuurman heeft besproken, hoe hij overeenkomstig de voorschriften moest handelen. Hij kwam tot de conclusie, dat hij niet moest stoppen, hoewel het mistsein voorlijker dan dwars werd gehoord, maar dat hij, omdat het sein van twee lange stoten aangaf, dat het andere schip stillag, met voorzichtigheid moest trachten voorbij te varen. Aanvankelijk werd nog halve kracht gevaren, maar na 12.05 uur zeer langzaam; de vaart is dan niet meer dan één mijl, er is nog juist stuur in het schip. De kapitein toonde de Raad aan, dat hij ook volgens de log sinds 10.45 uur de vaart heeft gelopen overeenkomstig zijn opgave en dat de „Algarve" bij de aanvaring niet 7 mijl liep, maar hoogstens 1 mijl. Dungeness werd steeds gepeild op de richtingzoeker. De „Algarve" kon niet verder naar stuurboord gaan in verband met de nabijheid van het land. Het had geen zin naar bakboord de koers te veranderen, daar het mistsein in die richting werd gehoord. Getuige was zich bewust, dat de peilingen op het gehoor niet zuiver zijn, maar hij nam aan, dat de „Vingnes" stillag in het water en dat hij zonder gevaar met zijn geringe vaart dit schip in zicht zou kunnen lopen. Hij achtte het dan ook niet nodig te stoppen of achteruit te slaan, toen hij door het horen van een echo wist dichtbij het andere schip te zijn; nu kon hij juist nog sturen. Hij kreeg de boeg van de „Vingnes" voldoende ruimbaan bakboord in zicht, maar het was een verrassing, dat toen bleek, dat dit schip niet stillag. Ondanks volle kracht achteruitslaan en hard s.b.roer vond een aanvaring plaats. Getuige had tijdig alle opvarenden aan dek laten komen. De uitkijk stond op de brug aan s.b.-zij. Zelf stond hij aan bakboord. Na de aanvaring hebben enkele opvarenden schroefwater van de „Vingnes" gezien van vooruitgaand schip; achteruitslaan is niet waargenomen. Uit de schade aan de boeg van de „Algarve" was op te merken, dat de „Vingnes" vaart moet hebben gehad; de foto's van de schade aan het Noorse schip wijzen daar eveneens op. De inspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat het nodig is bij de behandeling van deze aanvaring voorzichtig te zijn, omdat de verklaringen van beide zijden niet geheel met elkaar overeenkomen en de Raad alleen de „Algarve" heeft kunnen horen. Het staat vast, dat het op 16 Februari 1952 bij Dungeness zeer dik was. Beide schepen hebben voorzichtig gemanoeuvreerd totdat zij elkaar op korte afstand zagen. De „Algarve" stuurde steeds 240° r.w. Te 11.45 uur hoorde men daar aan boord voor het eerst twee lange stoten van de „Vingnes" op 4 a 5 streken aan bakboord. De aanvaring had plaats te 12.16 uur, dus 31 minuten later. Als de „Vingnes" stil had gelegen, zou na 31 minuten haar mistsein veel achterlijker aan bakboord zijn gekomen. De kapitein heeft er niet aan gedacht, dat, nu de richting van het geluid niet veranderde, de „Vingnes" enige vaart moest hebben en haar mistsein niet juist was. Ook bij het horen van een mistsein van twee lange stoten voorlijker dan dwars moet men stoppen. Artikel 16, 2de lid, van het Aanvaringsreglement zondert dit sein niet uit. Als de „Algarve" had gestopt, zou zijn gebleken, dat de „Vingnes" zich verplaatste. Dit is niet gedaan. De kapitein voer door en nam naar beste weten de voorzichtigheid in acht. Het is jammer, dat hij geen uitkijk op de bak had staan, dan was hij wellicht eerder gewaarschuwd en had hij tijdig stil kunnen liggen. De vaart van de „Algarve" kan niet 7 mijl zijn geweest. Ook volgens de overgelegde foto's was deze hoogstens 1 a 2 mijl. De door de „Vingnes" opgegeven radarposities kloppen niet. Men zou de „Algarve" op 5 streken aan stuurboord hebben gepeild. Dan zou de koers van dit schip 300° zijn geweest en dit is onmogelijk. Als de „Vingnes" overtuigd was, dat zij stillag, is het vreemd, dat zij op het laatst vóóruitsloeg, toen zij het mistsein van de „Algarve" voorlijker dan dwars hoorde. De kapitein van de „Algarve" heeft niet geheel overeenkomstig artikel 16, 2de lid, gehandeld, maar heeft overigens voorzichtig genavigeerd. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Het merkwaardige feit heeft zich hier voorgedaan, dat het motorschip „Algarve" en het Noorse motorschip „Vingnes" beide ongeveer een halfuur van elkaars aanwezigheid op de hoogte waren en dat zij ondanks voorzichtig manoeuvreren toch met elkaar in aanvaring zijn gekomen. Over de handelingen van beide schepen maakt de Raad de volgende opmerkingen: De „Algarve" heeft, toen zij het sein van twee lange stoten voorlijker dan dwars hoorde, niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 16, 2de lid, dat dit sein niet uitzondert, de machine gestopt. De kapitein deed dit welbewust, of dat hij, nu het andere schip te kennen gaf, dat het geen vaart maakte door het water, mocht trachten met voorzichtigheid te passeren. Had hij wel gestopt en was hij daarna zeer langzaam doorgevaren, dan zou hem zijn opgevallen, dat de „Vingnes" niet stillag, maar zich in noordelijke richting verplaatste. Nu hij nog 20 minuten met halve kracht door is gelopen, viel dit weliswaar minder duidelijk op, maar nu veranderde de peiling van de „Vingnes" niet en had hij tot dezelfde conclusie moeten komen. De „Algarve" heeft tot het laatst haar koers te dicht naar het andere schip gehouden in plaats van meer ruimte te geven. Nu de kapitein verwachtte, dat hij de „Vingnes" in zicht zou lopen, had hij, vooral nu toch alle opvarenden aan dek waren, 1 of 2 man op de bak moeten plaatsen. Dezen zouden misschien zo tijdig hebben gewaarschuwd, dat de „Algarve" nog tijdig had kunnen worden stilgelegd. De vaart van de „Algarve" kan bij de aanvaring niet 7 mijl zijn geweest. Uit de schade aan beide schepen blijkt, dat de vaart van alle twee slechts gering geweest kan zijn. De „Vingnes" heeft steeds het sein van twee lange stoten gegeven, maar kan gedurende die tijd niet stil in het water hebben gelegen. Zij lag steeds 30° voor en moet om deze koers te blijven voorliggen af en toe vóóruit hebben geslagen om stuur in het schip te houden. Dit wordt door de geluidspeilingen van de „Algarve" bevestigd. De „Vingnes" gaf zo de „Algarve" een verkeerde inlichting en droeg daartoe bij tot de verkeerde conclusie van de kapitein van dit schip. Toen de „Vingnes" de „Algarve" voorlijker dan dwars hoorde, heeft zij, in plaats van de vaart er uit te halen, vóóruitgeslagen en b.b.-roer gegeven. Deze reactie is alleen te verklaren doordat de ,,Vingnes" vóór dit tijdstip niet stillag, anders had zij eerder achteruitgeslagen. De kapitein van de „Vingnes" heeft niet tijdig maatregelen genomen om te voorkomen, dat de „Algarve" te dichtbij zou naderen. De Raad kent weinig waarde toe aan het radar-diagram, dat op gegevens van de kapitein van de „Vingnes" 30 dagen na de aanvaring is opgemaakt. Uit het geheel blijkt, dat de radarwaarnemingen op de „Vingnes" niet behoorlijk zijn geplot, maar dat wellicht af en toe eens op het scherm is gekeken. Hier werd een belangrijk hulpmiddel om de naderingsrichting en snelheid van de „Algarve" vast te stellen verwaarloosd. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, tweede plv. voorzitter, C. H. Brouwer en P. A. Vergroesen, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad van 26 Februari 1953. (Get.) A. Dirkzwager, A. Boosman.
|