1954-11-27: |
Final Fate: Onderweg in ballast van Silloth (25 november vertrokken) naar Swansea, terwijl ze voor slecht weer ten anker lag in de Fishguard Bay, tijdens een extreem zware storm op de rotsen van Penrhyn Head gelopen in pos. 52.09.N - 04.56 W bij Fishguard en wrak geslagen. De bemanning werd gered.
Het Vrije Volk 30-11-1954: Na de ramp van de „Gramsbergen". Zeven geredde mannen terug in Rotterdam. „Blij met redding, . diep - geschokt door ramp": dit stond in het telegram, dat de geredde, bemanning van het 499 brt. - metende kustvaartuig „Gramsbergen", rederij N.V. Zuidhollandse Scheepvaart-Maatschappij, een dochteronderneming van Furness te Rotterdam, ontving van de Ireneschool te Gramsbergen, welke school het schip had geadopteerd. Zoals bekend, was de „Gramsbergen" in ballast onderweg van Silloth (Schotland) naar Swansea. De onaangename avonturen, die het schip op deze reis meemaakte, werden ons' verteld door een zevental opvarenden, die vanochtend in Rotterdam terugkeerden, de overige vijf geredde op- varenden bevinden zich nog in Fishguard. Toen de „Gramsbergen" ter hoogte van Fishguard voer, was het weer zeer slecht en besloten werd bij deze haven te schuilen. Men had er een tijd gelegen en Vrijdagavond jl. omstreeks zes uur moest men drie scheepslengten naar bakboord in verband met het draaien van ferryboten. De nieuwe ligplaats bleek minder beschut te zijn. Alles ging echter goed tot Zaterdagnacht één uur. Toen raakte het schip op drift en met alle middelen werd getracht bergen op haat plaats te houden. .Het mocht echter niet baten en binnen tweeminuten, zo vertelde men ons, zat het schip op de rotsen. Lichtkogels werden afgevuurd, SOSseinen gegeven, doch het schip werd in zijn benarde positie niet opgemerkt. Alleen Scheveningen Radio ontving de SOS-seinen en dit station waarschuwde Fishguard. Om ongeveer zes uur haalde de reddingboot alle opvarenden van. het schip en bracht hen naar Fishguard. De reddingboot was echter nog vier uur onderweg, omdat men een kabel in de schroef had gekregen. De „Gramsbergen." is later gekapseisd en ligt op stuurboord, zo besloten de geredden hun verhaal.
De Volkskrant 01-12-1954: Bemanning ,Gramsbergen’ in Rotterdam. (Van onze correspondent) Rotterdam, 30 Nov. — „Blij met redding. Diep geschokt door ramp". Dit stond in het telegram, dat de geredde bemanning van het kustvaartuig „Gramsbergen" ontving van de Ireneschool te Gramsbergen, die het schip had geadopteerd. De onaangename avonturen, welke het schip op de laatste reis meemaakte, werden verteld door een zevental opvarenden, die vanochtend in Rotterdam terugkeerden. De andere vijf geredde opvarenden zijn nog in Fishguard. Toen de „Gramsbergen" ter hoogte van Fishguard voer, was het weer zeer slecht en besloten werd in deze haven te schuilen. Vrijdagavond omstreeks zes uur moest men drie scheepslengten naar bakboord in verband met het draaien van ferryboten. De nieuws ligplaats bleek minder beschut te zijn. Alles ging echter goed tot Zaterdagnacht één uur. Op dat moment raakte het schip op drift. Met alle middelen werd getracht de „Gramsbergen" te stoppen. Het mocht echter niet baten en binnen twee minuten, zo vertelden de zeelui, zat het schip op de rotsen. Lichtkogels werden afgevuurd en SOS-seinen gegeven, maar het schip bleef in zijn benarde positie onopgemerkt. Alleen Scheveningen-radio ontving de SOS-seinen en dit station waarschuwde Fishguard. Om ongeveer zes uur haalde de reddingboot alle opvarenden van het schip en bracht hen naar de wal. De reddingboot was echter nog vier uur onderweg, omdat men een kabel in de schroef had gekregen. De „Gramsbergen" is later gekapseisd en ligt op stuurboord, zo besloten de geredden hun verhaal.
Nieuwsblad voor de Hoekse Waard en IJselmonde 03-12-1954: Kapitein van de Gmmsbergen over ondergang van z’n schip. Kapitein J. L. van Dulleman uit Rhoon van het Zaterdagnacht op de rotsen bij Fishguard (Wales) : te pletter geslagen Nederlandse notorschip „Gramsbergen” is met le eerste stuurman J. van Spaanlonk uit Leiden en de bootsman P. J. Kerkhuizen uit Den Haag uit Londen per vliegtuig in het in het vaderland teruggekeerd. In sobere en simpele bewoordingen verhaalde de kapitein van de angstige uren die hij en zijn bemanning hebben doorgemaakt. Vrijdag in de vooravond werd in verband met het slechte weer geankerd in de voor de Zuidwest wind beschut liggende baai van Fishguard. Zaterdagnacht omstreeks half twee, toen de storm in een orkaan was overgegaan sloeg het schip op drift en was er geen houden meer aan. De „Gramsbergen” kwam op de rotsen terecht. De S.O.S.-seinen werden niet in Engeland doch wel door Scheveningen-radio opgevangen en zo werd van het vaderland Fishguard ingelicht. De kapitein vertelde dat de reddingsboot door het woeste weer en de ruwe zee eerst niet langszij kon komen. Later, toen het meer dan critiek was geworden, slaagde de reddingboot er gelukkig toch in een paar keer naderbij te komen, zodat de mannen konden overspringen. „Sinds mensenheugenis had daar niet zo’n orkaan gewoed”, zo hadden de bewoners van Fishguard aan kapitein van Dulleman verteld. In het plaatsje zelf waren talrijke bomen als lucifershoutjes afgeknapt. „We zijn blij het leven er te hebben afgebracht”, zo besloot de kapitein zijn relaas. Een hachelijk avontuur heeft bootsman Werkhuizen beleefd, zo vertelde de inspecteur van de rederij N.V. Zuid-Hollandse scheepvaartmaatschappij, de heer A. F. F. Janssen, die de bemanningsleden in Engeland onder zijn hoede heeft genomen, Van boord af werd een lijn naar de wal gegooid, die door een boer werd opgevangen, Hangend aan een katrol wilde de bootsman via deze lijn naar de wal komen. Op een gegeven moment liep de katrol vast en zich met zijn handen voorttakelend bereikte de bootsman na enkele onderdompelingen in de wilde golven behouden de kust. Alleen de scheepspapieren in een zwarte blikken trommel heeft de kapitein kunnen redden. Hij en zijn bemanningsleden werden in Fishguard van het eerstnodige voorzien. Het vanavond teruggekeerde drietal droeg nog de uniformen waarin zij van boord waren gegaan. Vanmorgen zijn nog twee andere bemanningsleden huiswaarts gekeerd. Inspecteur Jansen zei dat hij het schip, dat zo’n zes uur op de rotsen heeft liggen rijden, waarbij alles is gebroken, geheel als verloren beschouwt. Zelfs bij laag water ligt de „Gramsbergen” geheel onder de zeespiegel, Op de luchthaven werden de opvarenden opgewacht door hun famieleden, die evenals zij zelf, nog diep onder de indruk van het gebeurde waren.
Het Parool 07-06-1955: Voor Raad v.d. Scheepvaart. Verplaatsing tijdens storm werd coaster noodlottig. (Van een onzer verslaggevers) Amsterdam, Dinsdag. — De zeldzaam mooie zomerse dag van gisteren vormde wel een erg schril contrast met het weer, waarbij in de nacht van 27 November 1954 de Nederlandse kustvaarder „Gramsbergen" op de rotsen van het Engelse Wales te pletter sloeg. Dit drama, dat gelukkig aan niemand van de twaalf opvarenden het leven kostte, kwam gistermiddag in de zaal van de Raad voor de Scheepvaart opnieuw tot leven tijdens het sobere verslag van dc kapitein, de heer J. L. van D. uit Rhoon. Hoewel de inspecteur voorde scheepvaart, de heer J. Metz, op enkele punten wel enige critiek op het beleid van de kapitein had, stelde hij de Raad toch voor, de heer Van D. niet schuldig te verklaren „omdat hij en zijn bemanning niet opgewassen hadden kunnen zijn tegen de majesteit van de natuur". De „Gramsbergen" voer in ballast, toen het schip de avond voorde ramp beschutting zocht tegen het opkomende slechte weer op de rede van het plaatsje Fishguard aan de lerse kant van Engeland. Daar lag het schip goed en veilig. Op last van de havenmeester moest het echter weg, om een eindje Oostelijker te gaan liggen. Dat is de ondergang van dit splinternieuwe schip geworden. De „Gramsbergen" sloeg in de op komende zeer heftige najaarsstorm van het anker en werd even later tegen de rosten gesmeten. Via de radio wist men Scheveningen Radio te bereiken en langs deze omweg werd de reddingboot gewaarschuwd. Kort nadat de bemanning in de stikdonkere nacht van boord was gehaald, kapseisde het schip. De storm schoot af en toe uit tot windstoten van 140 kilometer per uur. De heer Metz betreurde de beslissing van de havenmeester, om het schip uit zijn veilig „oppertje" te verjagen. Ook had hij enige critiek op het feit, dat de kapitein en de stuurman beiden naarbeneden waren gegaan, toen de „Gramsbergen" op zijn tweede ankerplaats was aangeland. De inspecteur gaf echter volmondig toe, dat dit waarschijnlijk niets aan de gang van zaken in die ongeluksnacht, toen heel veel schepen in nood hebben verkeerd, zou hebben veranderd. De Raad zal later schriftelijk uitspraak doen.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van Vrijdag 29 Juli 1955. no.145 No.61 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake het vergaan van het motorschip „Gramsbergen" tijdens zwaar stormweer in Fishquardbay. Betrokkene: de kapitein J. L. van Dullemen. Op 27 November 1954 is het motorschip „Gramsbergen" op de reis van Silloth naar Swansea in de Fishquardbay tijdens zwaar stormweer vergaan. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit vergaan en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet de ramp mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Gramsbergen", J. L. van Dullemen, wonende te Rhoon. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 6 Juni 1955, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein, de stuurman, de 1ste- en de 3de-machinist en van 2 matrozen en een matroos o/g, zomede van de te Cardiff afgelegde scheepsverklaring, het scheeps- en machinekamerdagboek, benevens een schetstekening van de kapitein, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. Als getuige werd gehoord de stuurman J. G. C. van Spaandonk. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Gramsbergen" was een Nederlands schip, toebehorende aan de Zuid Hollandsche Scheepvaart Maatschappij N.V., te Rotterdam. Het was in 1954 gebouwd en mat 498 bruto-registerton en werd voortbewogen door een 650 pk motor. Na te Silloth een lading graan te hebben gelost, vertrok de „Gramsbergen" op 25 November 1954, te 11 uur, van daar, met bestemming Swansea. Het schip was leeg, vóórpiek en dubbele- bodemtanks waren met ballastwater gevuld. De diepgang bij vertrek was vóór 4'02", achter 8'06". De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 12 personen. Op 26 November 1954, te 0.45 uur, werd Skerries op 6 mijl afstand gepasseerd. De koers was 190° r.w. De wind was Z.W.-5, de zee aanschietend. Het schip sloeg hevig op de korte zee. Te 4 uur liet de kapitein 202° r.w. sturen, daar het schip op die koers beter stuurde; de vaart was volle kracht, 8 mijl. Te 5.10 uur werd Bardsey- eiland gepasseerd; de wind kromp tot zuid en nam toe tot kracht 7. De vaart werd nu geminderd. Te 16.40 uur peilde men Strumble Head recht vooruit. Volgens de Engelse weerberichten werd storm uit het Z.W. verwacht. De kapitein besloot beschutting te zoeken in de Fishquardbay. Hij had dit reeds een keer eerder gedaan. Te 18 uur kwam de „Gramsbergen" ten anker in de Fishquardbay tussen het rode licht van de noordelijke strekdam en het groene vuur van de zuidelijke strekdam. Men had b.b.-anker laten vallen en ketting gestoken tot 45 vaam; de diepte was 35 voet. De havenmeester liet opdracht geven 3 scheepslengten in oostelijke richting te verstomen. Te 18.15 uur werd weer geankerd met b.b.-anker en 45 vaam ketting. Het rode vuur werd 312°, het groene vuur 265° gepeild. De afstand tot de oostzijde der baai was ongeveer 900 m. De wind was nu Z.W.- 8. Het schip lag W.Z.W. voor. De kapitein gaf order, dat zeewacht doorgelopen zou worden. Twee matrozen waren steeds op de brug; de kapitein bleef daar tot 24 uur. Hij controleerde nog eens de ankerpeiling en ging dan naar beneden, naar de salon. De stuurman was niet om 0 uur op de brug gekomen. De matroos o/g van de E.W. heeft verklaard, dat hij te 23.45 uur alleen de matroos J. W. Kraker heeft gepord en niet de stuurman. De kapitein is te 0.30 uur van 27 November weer naar de brug gegaan. Het was stormweer, wind Z.W.-9, met zware regen. De stuurman was niet op de brug, maar de kapitein heeft hem niet laten roepen. Te 1 uur heeft de kapitein naar de brug gefloten. De matroos Kraker antwoordde op zijn vraag of alles in orde was, dat de ankerpeiling nog dezelfde was. De kapitein voelde zich niet gerust; hij voelde, dat er meer zee kwam; hij kon vanuit zijn hut de walvuren zien. Hij is toen in een stoel gaan zitten, maar is door oververmoeidheid in slaap gevallen. Hij schrok op een gegeven moment wakker doordat van de brug werd gefloten. De stuurman deelde mee, dat het schip verdreef. De matroos Kraker heeft verklaard, dat hij op 27 November 1954, te 0 uur, naar de brug ging en van 2 daar aanwezige matrozen de wacht overnam; de lichtmatroos, die met hem de wacht zou lopen, had een verstuikte voet en is niet op wacht gekomen, hoewel hij wel is gepord. Een andere matroos, Berkhuizen, viel in voor de lichtmatroos. Hij was bij de hand en kwam af en toe op de brug. Kraker kreeg de ankerpeiling over en controleerde deze geregeld op het standaardkompas. Te 0.30 uur kwam de 3de-machinist op de brug. Tegelijkertijd floot de kapitein. Kraker kon meedelen, dat de ankerpeiling niet veranderd was. Het was stormweer; het schip gierde 3 streken achter het anker. De 3de-machinist ging naar beneden en kwam te 1 uur weer op de brug. Te 1 uur floot de kapitein weer. Kraker meldde, dat de peiling dezelfde was, maar dat het schip gierde. De kapitein zei, dat hij zich niet gerust voelde en dat hij meende, dat het schip schokte. Toen hij vernam, 'dat de stuurman nog niet op de brug was, gaf hij opdracht deze te porren. De 3de-machinist deed dat en riep ook matroos Berkhuizen. Er stond stormwind met regen en met hevige windstoten. Kraker ging weer peilen; de peiling was onveranderd. Toen hij daarna op de brug kwam, was de stuurman daar. Het was toen ongeveer 1.30 uur. Ongeveer 10 minuten later peilde de stuurman de lichten op het stuurkompas en zei, dat de peiling iets veranderde. Kraker ging naar het standaardkompas en bevond eveneens, dat de peiling veranderd was. De stuurman gaf hem order naar de bak te gaan en s.b.-anker te laten vallen. Berkhuizen ging eveneens naar voren. Kraker liet s.b.-anker vallen; de ketting kwam stijf te staan, maar viel daarna plotseling slap. Hij nam aan, dat de ketting gebroken was; hij weet niet hoeveel ketting hij had gestoken; Berkhuizen stak ketting van b.b.-anker. Met veel moeite kon men de bandstopper aandraaien en de ketting houden. De stuurman heeft verklaard, dat hij wakker is geworden door het gieren van de wind. Hij stond op en ging naar de brug; het was toen 1.15 uur. Hij was tevoren niet gepord. Hij nam te 1.20 uur een peiling op de havenlichten en bevond, dat deze niet was veranderd. Het groene vuur was recht vooruit, de wind kwam 1 a 2 streken van stuurboord in en moet ongeveer Z.W. zijn geweest. Kraker was op de brug en Berghuizen kwam weldra. Na het afzetten van de peiling viel een zware bui in met dichte regen. Terwijl het schip Z.W. bleef voorliggen, ruimde de wind tot 5 a 6 streken van stuurboord in. De lichten verdwenen uit zicht; het schip bleef de oude koers voorliggen. De stuurman zette het echolood aan en zag, dat de diepte nog 35 voet was. Te ongeveer 1.40 uur klaarde het op. De stuurman nam weer een peiling. Vóór hij deze afzette, zag hij op het echolood, dat er vrijwel geen water meer was onder de kiel. Toen hij de peiling afzette, bleek, dat het schip was verdreven tot dicht bij de oostelijke wal van de baai. Hij stuurde beide matrozen naar voren om s.b.-anker te laten vallen en b.b.-ketting te steken. Tevens zette hij de telegraaf op volle kracht vooruit en draaide hij het roer stuurboord aan boord. Volgens de stuurman sloeg de motor niet direct aan. Middels de spreekbuis op de brug wekte hij de kapitein en meldde, dat het schip op drift was. De kapitein kwam direct op de brug. Even later, te omstreeks 1.50 uur, werd de motor aangezet. Het groene vuur was nog steeds 1 a 2 streken aan stuurboord; de wind kwam vrijwel dwars van stuurboord in. Het schip weigerde stuurboorduit te draaien. Ongeveer 2 a 3 minuten nadat de motor was aangezet, stootte het schip ter hoogte van luik I tegen een rots. De verklaring van matroos Kraker luidt iets anders. Hij zegt, dat hij, nadat b.b.-ketting was vastgezet, naar de brug ging met Berkhuizen. Bij het passeren van de hut van de kapitein zag hij de stuurman bij de deur van deze hut staan, sprekend met de kapitein. Toen Kraker op de brug kwam, was daar niemand; de motor draaide nog niet; hij lette niet op de stand van de telegraaf. Onmiddellijk daarna kwamen de kapitein en de stuurman op de brug. De kapitein verklaarde, dat, toen hij op de brug kwam, het dik was van de regen; er stond veel zee en aan s.b.- zij sloeg buiswater over het schip. De motor draaide vol vooruit en het roer lag stuurboord aan boord. De wind kwam van 2 streken van stuurboord in; de kapitein weet niet wat het schip voorlag. Het schip kwam niet stuurboorduit. Ongeveer 5 minuten nadat de kapitein boven was gekomen, voelde hij te 1.55 uur het schip stoten ter hoogte van luik 1. Men zag rotsen aan b.b.-zij; het achterschip dreef eveneens tegen de rotsen; de motor werd door de kapitein gestopt. De stormwind drukte het schip met b.b.-zij tegen de stenen.
De kapitein is naar voren gegaan en zag daar, dat s.b.-ketting op en neer hing en dat b.b.-ketting om de steven wees naar 2 streken aan stuurboord. Door de wind schoof het schip naar achter met b.b.-zij langs de stenen. De kapitein trachtte door vooruit te slaan het schip op zijn plaats te houden. De kapitein liet via Scheveningen Radio sleepboothulp vragen; de gehele bemanning werd op de brug verzameld. Men gaf S.O.S.-seinen met de fluit en schoot vuurpijlen af. Het ruim bleek water te maken, de pompen werden bijgezet. Te 3.40 uur constateerde men water in de motorkamer; dit rees zo snel, dat de pomp het niet bij kon houden. De motor kon niet meer worden gebruikt; de schroef had tevoren al op de rotsen geslagen. Het schip dreef steeds achteruit tot het achterschip op een rots bleef hangen; hierop zwaaide het vóórschip rond over stuurboord. Men kon aan een man aan de wal een lijn toegooien; deze haalde een zwaardere lijn aan land, waarna matroos Berkhuizen hierlangs de wal kon bereiken. De reddingboot van de wal kwam in de buurt, maar verdween dan weer. De kapitein vroeg Scheveningen de reddingboot van Fishquard te vragen direct langszij te komen, daar het nodig was het schip te verlaten. Na 10 minuten kwam de reddingboot weer uit. Te 6 uur kwam zij langszij en verlieten alle opvarenden het schip. Men bleef in de buurt en moest ten anker gaan, daar de reddingboot een draad in de schroef kreeg. Te 10 uur kwam een sleepboot, die haar binnensleepte. De „Gramsbergen" had toen 45° slagzij over stuurboord. Te 11 uur is de kapitein met een sleepboot bij zijn schip geweest, maar kon toen niet meer aan boord komen. Te 14.45 uur was de slagzij 90° en was het schip vrijwel onder water verdwenen. De sleepboot was te zwak om de „Gramsbergen" te helpen. De lste-machinist heeft verklaard, dat hij geroepen werd door de 3demachinist en direct naar beneden ging. Toen hij daar ongeveer 5 minuten was geweest, ging de telegraaf over op vol vooruit. Binnen de minuut, ongeveer te 1.50 uur, draaide de motor; 5 minuten later stootte het schip. Te 1.57 uur werden de lenspompen bijgezet. Tot 2.40 uur is vol vooruit gedraaid, daarna halve kracht tot 2.43 uur en dan gestopt. Men hoorde gekraak in het achterschip; bij onderzoek bleek, dat het roer niet meer bewogen kon worden. Na 2.50 uur is nog met de motor gemanoeuvreerd, maar na 3.30 uur was dit door het binnendringende water niet meer mogelijk. Te 3.40 uur moest men de machinekamer verlaten. Ter zitting verklaarde de kapitein geheel overeenkomstig het hiervóór vermelde. Hij voegde daaraan toe, dat hij wel meer te Fishquard beschutting had gezocht. Toen hij op 26 November, te 18 uur, ten anker was gekomen, was hij overtuigd, dat hij op een goede plaats lag, buiten de haven. Betrokkene weet nog niet waarom hij daar niet mocht blijven liggen; een paar havenbeambten kwamen met een motorboot langszij en gaven hem order meer om de oost te gaan liggen. Betrokkene liet zeewacht doorlopen, ook door de machinekamer. Betrokkene was overtuigd, dat het schip, liggende achter 45 vaam ketting, veilig lag. Hij achtte het minder goed om een tweede anker te laten vallen, daar hij vreesde, dat bij zwaaien de kettingen verward zouden raken. Betrokkene was zeer vermoeid; hij is echter tot 24 uur boven gebleven. Er waren steeds 2 matrozen op de brug; dezen waren in staat de ankerpeiling te controleren. Betrokkene heeft te 0.30 uur en te 1 uur met de brug gefloten en gesproken. Betrokkene achtte het te 0.30 uur nog niet nodig bijzondere maatregelen te nemen. Er was Z.W.-storm verwacht; de wind is echter in die zware bui na 1 uur naar het N.W. uitgeschoten. Toen betrokkene op de brug kwam, was het zwaar stormweer, met verblindende regen; het was toen niet mogelijk een peiling te nemen. Ongeveer 5 minuten nadat betrokkene boven was gekomen, stootte het schip. Het s.b.-anker, dat men had laten vallen, hield niet en het b.b.-anker was ook gaan krabben. Ondanks volle kracht vooruitslaan met s.b.-roer gelukte het niet het schip vrij te houden van de rotsen. Het is bij Pen-yr rots gezonken; het was circa 2 mijl verdreven vóór het stootte. De stuurman verklaarde geheel overeenkomstig zijn bij het vóóronderzoek afgelegde verklaring. De inspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat de „Gramsbergen" op 25 November 1954 van Silloth was vertrokken met bestemming Swansea. Men ondervond weldra stormweer; dit is echter in November in de Ierse Zee normaal. Het schip was leeg en stuurde weldra niet goed meer. Het was een goed besluit van de kapitein om beschutting te zoeken in Fishquardbay. Het schip kwam te 18 uur ten anker, even buiten de haven; de kapitein kreeg echter opdracht meer oostelijk ten anker te gaan. Hoewel de inspecteur deze order van de havenmeester niet kan en wil beoordelen, is dit besluit voor de „Gramsbergen" noodlottig geworden. Voor Z.W.-wind had men op die meer oostelijk gelegen plaats ook opper en het was te 18 uur niet te voorzien, dat men zulk buitensporig slecht weer zou krijgen. Het schip lag ten anker in 35 voet water achter b.b.anker met 45 vaam ketting. De kapitein ging te 0 uur van 27 November naar beneden. Hij zorgde er evenwel niet voor, dat de stuurman hem afloste; deze had op de brug moeten komen. Toen de wind opstak, is de kapitein ongerust geworden. Er is ketting gestoken en men heeft s.b.-anker ook laten vallen, maar het schip sloeg op de rotsen. De inspecteur heeft kritiek op het beleid van de kapitein, waar hij naliet zich te doen aflossen door de stuurman, en ook wat betreft het moment van vallen van het tweede anker. Deze verzuimen vallen echter weg tegenover de geweldige natuurkrachten, die toen hebben geheerst. Ondanks andere maatregelen zou het schip waarschijnlijk ook zijn vergaan. De weersomstandigheden hadden die nacht zo grote invloed, dat menselijke handelingen op de achtergrond geraakten. De oorzaak van de stranding is allereerst de hevige storm; gelukkig zijn er geen slachtoffers gevallen. De inspecteur heeft enige kritiek op de kapitein, maar, gezien de hevige natuurkrachten, die van invloed zijn geweest, acht de inspecteur de kapitein niet medeschuldig aan deze ramp. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Het motorschip „Gramsbergen" is op 27 November 1954 in de baai van Fishquard gestrand en verloren gegaan doordat het ten gevolge van het buitengewoon zware stormweer op drift is geraakt en op de kust is geslagen. De Raad acht het een juist besluit, dat de kapitein naar Fishquardbay ging om beschutting te zoeken, nu de „Gramsbergen" in ballast voer en er storm werd verwacht uit het Z.W. Hoewel de Raad niet kan beoordelen waarom niet werd toegestaan, zoals de kapitein verklaarde, dat het schip dichter bij de haven bleef liggen, is dit besluit wel noodlottig geworden voor het schip. Op de latere ankerplaats lag het nog wel beschut zolang de wind Z.W. bleef, maar bij uitschieten naar het N.W. zou het op lager wal liggen. In de nacht is een storm losgebarsten met een hevigheid, zoals zelfs daar zelden voorkomt. Het baatte toen niet meer, dat men heeft getracht een stranding te voorkomen door ketting te steken en een tweede anker te laten vallen'. Mede door de hevige regen, die de uitschieter vergezelde, was het niet mogelijk de situatie goed te beoordelen. Hoewel de stuurman op de brug is gekomen vóórdat het anker begon te krabben, keurt de Raad af, dat de kapitein te 0 uur de stuurman niet heeft laten roepen, toen deze niet op wacht kwam. Indien deze op de brug was geweest, zou waarschijnlijk eerder het s.b.-anker zijn gepresenteerd. De Raad is echter overtuigd, dat het geweld van de storm die nacht zo hevig is geweest, dat, ook indien de kapitein eerder het tweede anker zou hebben laten vallen en de stuurman te 0 uur op de brug was gekomen, het schip, dat na het uitschieten van de wind naar het N.W. op lager wal lag, niet behouden zou zijn gebleven. Het is een geluk, dat deze ramp geen slachtoffers heeft gekost. De Raad is van oordeel, dat, gezien de zware storm, die heeft geheerst, de kapitein niet medeschuldig is aan het verlies van zijn schip, en spreekt mitsdien kapitein J. L. van Dullemen; geboren 18 September 1908, wonende te Rhoon, vrij van schuld. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, 1ste plv. voorzitter, C. H. Brouwer, H. A. Broere en F. v. d. Laan, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de Raad van 6 Juni 1955. (Get.) A. Dirkzwager, A. Boosman. |