1964-01-03: |
Uit de PZC van vrijdag 3-1-1964: Zeeschip "boorde" LOOIERSGRACHT in de grond. Drie vermisten na ramp met kustvaarder op Westerschelde. Acht overlevenden lagen drie kwartier in koude water
Drie opvarenden van de Nederlandse kustvaarder LOOIERSGRACHT worden sinds gisteravond vermist, nadat het 499 brt metende schip in dichte mist op de Westerschelde tussen Terneuzen en Hoedekenskerke was overvaren door het 6898 brt metende Zuid-Afrikaanse koelschip 'Langkloof'. Met vernietigende kracht boorde 'Langkloof' zich aan bakboord in de kustvaarder, die snel water maakte en binnen drie minuten zonk. Zeven van de tien bemanningsleden alsmede de Belgische loods, die ongeveer drie kwartier in het water had gelegen, werden gered. Zes van hen en de loods werden opgenomen door een door de 'Langkloof' uitgezette motorsloep, één man, een machinist, werd aan boord genomen van de 'Langkloof'. De door de sloep geredde drenkelingen werden kort na hun redding overgezet op de Nederlandse kustvaarder 'Seabreeze', die hen naar Vlissingen bracht. Tegen half twaalf liep de kustvaarder de buitenhaven binnen. De geschokte bemanningsleden, onder wie de kapitein, werden ondergebracht in hotel Dekker aan het Bellamypark te Vlissingen. De toestand van de geredden was goed; uitgezonderd één van hen, een Duitse opvarende, die in het ziekenhuis St. Joseph moest worden opgenomen. Kees Morren uit IJmuiden, assistent machinist, de jongste opvarende, werd om kwart voor één in Terneuzen aan land gezet. Hij logeert in café-restaurant 'De Post'. De fatale aanvaring deed zich voor rond negen uur bij boei 32 ter hoogte van de hoek van Baarland. Een dichte mist hing op dat moment over de Schelde. De 'Looiersgracht', eigendom van Spliethoff’s Bevrachtingskantoor te Amsterdam was met stukgoed onderweg van Antwerpen naar Finland, de 'Langkloof', een van de grootste koelschepen ter wereld, gebouwd bij Verolme, Rozenburg, en sedert 20 december van vorig jaar overgedragen aan de rederij de South African Marine Corporation was op weg naar Antwerpen. De klap kwam zo hard aan, dat de kustvaarder binnen enkele minuten zonk. Reddingsactie: Onmiddellijk na de aanvaring kwam een grootscheepse reddingsactie op gang. Van Terneuzen, Vlissingen, Hansweert voeren schepen uit om assistentie te verlenen. Ook tal van schepen, die in de omgeving waren namen actief deel aan het reddingswerk. Tot diep in de nacht werd de Westerschelde van Terneuzen af tot Hansweert afgezocht met zoeklichten, naar de drie vermiste opvarenden van de 'Looiersgracht'. Voor de zeven van de tien bemanningsleden en de 56-jarige loods Richard Daveloose uit Antwerpen was toen reeds een eind gekomen aan hun beproeving in het koude water van de Schelde. Kort na de aanvaring had de 'Langkloof' een motorsloep overboord met 11 bemanningsleden. Zij zochten in de dichte mist naar overlevenden van de ramp. Drie kwartier na de fatale botsing hadden zij zes door-en-door koude opvarenden en de loods aan boord genomen. Een zevende opvarende, een jonge machinist, was gezien door bemanningsleden aan boord van de 'Langkloof', die hem veilig aan boord wisten te halen.
Droge kleren: De door de motorsloep gered opvarenden werden kort na hun redding aan boord genomen van de kustvaarder 'Seabreeze', waar zij van droge kleren waren voorzien. Nauwelijks nadat de schipbreukelingen op de kustvaarder waren overgestapt, moest deze een onverwachte manoeuvre maken om een boei te ontwijken. De motorsloep met de elf opvarenden van de 'Langkloof' raakte daarbij in de dichte mist uit het zicht. Dit plotselinge verdwijnen gaf in de verwarring van de eerste ogenblik aanvankelijk aanleiding tot enkele wilde speculaties, maar later bleek, dat de sloep op sleeptouw was genomen door de Belgische tanklichter 'Victor H' onder de Terneuzense kapitein Tanis. Later heeft de sleepboot de 'John II' de 11 bemanningsleden van de 'Langkloof' weer terug gebracht. De 'Looiersgracht' is in de vaargeul gezonken. Bij laag water steken alleen de masten boven de waterspiegel uit. Vanuit Vlissingen is gisteravond nog de tonnenlegger van het loodswezen, de 'Frans Naerebout', uitgevaren, die tegen twee uur een wrakboei zou neerleggen bij de plaats waar de 'Looiersgracht' is gezonken. Tot op dat moment was de scheepvaart op de Schelde gestremd. De Zuidafrikaan, die bij de aanvaring lichte schade had opgelopen, was voornemens in de loop van de nacht zijn reis te vervolgen. Volgens de rederij te Amsterdam zijn gered en inmiddels in Vlissingen aangekomen : de kapitein J. J. van der Wal (Heemskerk), de eerste machinist W. F. van Gulick (Haarlem), de tweede machinist De Coo (Utrecht), matroos L. Grabs (Duitsland), matroos Blok (IJmuiden), en de Spaanse matroos José Seren Pineiro.
Te middernacht waren de volgende bemanningsleden vermist: de eerste stuurman H. Luders uit Peize, de kok W. J. de Ridder uit Winterswijk en de Spaanse matroos Selso Marco Moana.
'We werden gewoon naar beneden geduwd' Geschokte kapitein: 'Die 'Langkloof' deed onbegrijpelijke manoeuvre'. Geredden kwamen in Vlissingen op verhaal. Terwijl de 35-jarige kapitein Jacobus J. van der Wal uit Heemskerk van de in de grond geboorde kustvaarder 'Looiersgracht' zich vannacht in hotel Dekker te Vlissingen verwarmde met koffie en cognac, raakte hij niet uitgesproken over de wat hij noemde 'onbegrijpelijke manoeuvre' van het Afrikaanse schip 'Langkloof'. 'In de dichte mist waren we voor anker gegaan en steeds weer seinde ik met de scheepsfluit kort-lang-kort, de R van we-zin-in-rust, en de bel werd geluid', vertelde hij, 'toen zag ik plotseling dat reusachtige schip uit de mist opdoemen en als het zijn koers gehouden had, was het ons gepasseerd, maar plotseling zwaaide het uit en ramde ons in bakboord'. Hij illustreerde zijn verhaal met twee luciferdoosjes op de tafel. Dat was overigens nog niet eens het meest onbegrijpelijke voor deze kapitein. Goed, de Afrikaanse boot ramde de Nederlandse kustvaarder en onmiddellijk moet er een vernietigend gat zijn geweest. 'Maar de 'Langkloof' lag toen stil', vertelde de geschokte kapitein verder, 'en ik schreeuwde naar boven, waar ik mannen zag staan: werp manillatrossen. Er gebeurde niets. Integendeel. Ineens voer dat schip door en voer werkelijk dwars over ons heen. We werden gewoon naar beneden geduwd'. Een van de twee Spaanse matrozen, die op het voorschip voortdurend eenbel stond te luiden, werd gescheiden van de rest van de bemanning. 'Ik heb hem niet meer teruggezien', zei vannacht de kapitein Van de Wal. Die Spanjaard is één van de drie vermisten. Op dat moment kon de kapitein niet verder vertellen. Van zijn eveneens geredde 43-jarige machinist Johannes F. van Gulick uit Haarlem hoorde hij, dat de Nederlandse televisie het vergaan van de 'Looiersgracht' inde laatst journaaldienst had vermeld. 'Ik moet m’n vrouw vertellen, dat ik gered ben', riep hij. 'Ja', voegde machinist Van Gulick er aan toe, 'ik heb mijn vrouw al aan de telefoon gehad. Op dat pokkending had ze gehoord, dat we allemaal vergaan waren. Maar ik heb gezegd: ik leef nog'.
Ontsnapt: Op het moment van de aanvaring stond de 19-jarige matroos Sjakie Blok uit IJmuiden naast de kapitein op wacht. Ook hij zag het Afrikaanse schip uit de mist opdoemen. 'Ik heb geluk gehad', verzuchtte hij, 'ik kon snel ontsnappen.'. Aanvankelijk had de 21-jarige Lambertus P. de Coo minder geluk. Op het moment van de aanvaring lag hij te kooi. 'Ik was de laatste, die van boord kwam', vertelde hij. 'Ik moest me langs de trap door het water trekken. De trap helde helemaal achterover en ik had alleen m’n onderbroekje aan'. Niettemin: hij bereikte de oppervlakte, zwom voor zijn leven tegen de zuiging van het zinkende schip en bereikte de anderen. Bij de anderen kwam ook de eerste machinist Van Gulick. In overleg met de Belgische loods Richard Daveloose had kapitein Van de Wal juist besloten weer voor anker te gaan. 'We hadden al eerden het anker uitgegooid, maar toen we weer gingen varen, raakten we opnieuw in een dichte mistbank verzeild', vertelde de kapitein er van. En dus: ging tussen Terneuzen en Hoedekenskerke weer op zijn anker liggen. Daarom kon machinist Van Gulick naar boven komen. Nauwelijks was hij aan dek of de Afrikaanse boot boorde zich in de Nederlandse kustvaarder. 'Nu heb ik niet veel geluk in mijn leven, maar op dat moment wel', zei opgelucht machinist Van Gulick, 'want door een ingeving maakte ik de werksloep los, die we nodig hebben om het schip te verven of iemand naar de wal te brengen. Maar toen ik dat deed, raakte mijn voet verward in een touw of kabel. De sloep dreef weg, maar ik zat onder water vast met m’n voet. Hoe ik los ben gekomen weet ik nog niet, maar met heel wat water binnen, kwam ik boven. Toen had ik weer geluk, want ik kwam precies bij een boei uit en kon me daar aan vasthouden'. Lange tijd hebben de drenkelingen daarna in het water gedreven. Enkele konden zich vastklampen aan de werksloep, die door de machinist Van Gulick was losgemaakt. Ook werden er nog enkele verlichte reddingsgordels in het water geworpen door bemanningsleden van de 'Langkloof'. Na ongeveer drie kwartier werden de bemanningsleden opgepikt door een motorreddingssloep van de 'Langkloof'. Deze geredden – kapitein met vijf van zijn bemanningsleden en de loods – werden naar de uit de mist opdoemende Nederlandse kustvaarder 'Seabreeze' gebracht. 'Dank vooral kapitein Neigh en zijn vrouw van dat schip', zei kapitein Van de Wal later.
Verwarring. Overigens was er aanvankelijk enige verwarring ten aanzien van de vermisten. Kapitein Van de wal is namelijk pas als afloskapitein op dit schip gekomen en kende al zijn bemanningsleden nog niet eens bij naam. Zo wist hij wel, dat de stuurman benedendeks was op het moment van de aanvaring. 'Maar ook hij is pas – nog later dan ik – aan boord gekomen', vertelde hij, 'het was zijn eerste reis op dit schip'. Een noodlottige reis, want deze stuurman (H. Luders uit Peize) is een van de vermisten. Ook kok W. J. de Ridder uit Winterswijk bereikte het dek niet en is dus waarschijnlijk met de kustvaarder in het water verdwenen. Ten slotte vond men ook de Spaanse matroos Selao Moana, die op het voorschip voortdurend alarmerend de bel stond te luiden, niet terug. De tweede Spaanse opverende was de 44 –jarige José Seren Pineiro uit Cambados. Tijdens de aanvaring – in een mengelmoes van Spaans en Nederlands vertelde hij het – was hij op het achterschip. Hij kon zich niet eens meer herinneren of hij door de botsing in het water gesmeten werd dan wel er zelf in gesprongen is. De derde buitenlandse opvarende, de Oostduitser L. Grabs, werd opgenomen in het ziekenhuis 'St. Joseph', nadat de 'Seabreeze' de geredden in Vlissingen aan land had gebracht. Op een brancard werd hij bij de Vlissingese buitenhaven in een ambulance gebracht. 'Je wilt zeker wat van de verzekering hebben', zei troostend machinist Van Gulick. 'Neen', zei de Duitser hoestend: 'ik heb alleen maar dorst'. De zo’n drie jaar geleden uit Oost-Duitsland gevluchte Grabs – die aan boord Heinz werd genoemd – had waarschijnlijk gasolie binnengekregen, maar zijn toestand leek niet ernstig. Met een afhaalvaartuig van het Belgische loodswezen was tevoren de arts D.C. Bom op de Vlissingse rede aan boord van de 'Seabreeze' gegaan, op verzoek van de kapitein van de 'Looiersgracht'. De coaster 'Seabreeze' voer later toch de Vlissinge Buitenhaven binnen. De ontvangst in het Vlissingse hotel Dekker werd georganiseerd door het agentschap De Groof & Co. |