Familiegegevens en opleiding
Onderweg van de USA naar Het Kanaal, werd op 8 Maart 1890, in 46o15’N.Br en 31o12”W.L. aan boord van de “Anna Aleida”voorspoedig geboren Reina, dochter van de 46-jarige Kapt.Rein Bleeker en zijn 37-jarige vrouw Aletta Helena Eisma052.
Kapitein Rein Bleeker was in 1844 te Harlingen geboren. “Hij was als 13-jarige jongen gaan varen op de Oostzeevaart en had in de winter 1859-’60 de Zeevaartschool te Harlingen bezocht en was beide keren “weer naar zee gegaan als ligtmatroos”, in het Register van die school staat hij te boek als een leerling met een “levendig en werkzaam gedrag”en met een “zeer vlugge vatbaarheid”, kortom het kapiteinschap wenkte aan zijn horizon; van het halen van diploma’s wordt verder niet gerept; wellicht was hij een der genen die ook zonder diploma’s stuurman en kapitein op grote schepen werden; en in dit geval een heel goede ook. Wanneer hij stuurman werd, weten we niet, maar in 1877 moet hij eerste stuurman op de 703 tons houten bark “Amstelstroom” zijn geweest, want in dat jaar verving hij op dit schip Kapt.J.Appel … In 1879 wordt Bleeker kapitein op de, 34 jaar oude, Harlinger 180 tons brik “Zuiderzee”. Met dit schip leed hij op 2 September 1880 schipbreuk in de Barentszee; Komende van Archangel met een lading teer en pek voor Harlingen, zonk (oorzaak?) het schip beNW Hammerfest. Kapt. Bleeker, zijn vrouw Aletta Helena Eisma, hun 1½-jarige zoontje Douwe Rein en de zes man equipage werden gered door het Engelsche schip “Margret”, Capt. Parsons, en 4 October te Newcastle on Tyne aan land gebracht. Waarschijnlijk is hij daarna 1ste stuurman geworden op de 915 tons Amsterdamsche clipperbark “Thorbecke III”, want in 1881 zien we hem vermeld als waarnemend gezagvoerder op dat schip. Tenslotte komt hij in dienst bij reeder van der Hoog en voert diens barken “Anna Aleida” (1887-’91; zijn dochter Reina werd in 1890 aan boord van de “Anna Aleida” op de Atlantische Oceaan geboren in 46’15 N.B. en 31’12 W.L.) en Martina Johanna” ((1891-’92) om dan vanaf de nieuwbouw in 1893 tot 1902 (toen hij in New York werd afgelost door Kapt.H.Duit Dzn.), het gezag op Nederlandsch grootste zeilschip, de viermastbark “Jeannette Francoise” te voeren. Kapt. Bleeker had zijn leven lang in Harlingen gewoond …Het gezin verhuisde 1 Mei 1899 naar Haarlem en 5 November 1900 naar Amsterdam (beide malen toen Kapt. Bleeker op zee was). Bij zijn terugkomst uit New York in September 1902 schijnt hij bij W.Bus’ Stoomboot Maatschappij in dienst te zijn getreden. Of hij daar minder goed functioneerde, dan wel niet met de oude heer Bus overweg kon, vermeldt de historie niet. Om de heer Bus (in 1907) als directeur op te volgen, zal wel niet in de bedoeling hebben gelegen; daarvoor was Kapt. Bleekr met 58 jaar al te oud. Om bij die maatschappij de hem wel bekende, maar zoveel jongere, Kapt. Pronker boven zich te zien komen, moet voor Rein Bleeker moeilijk zijn geweest. Echter … vertrok Bleeker al spoedig nadat Kapt. Pronker bij Bus tot tweede directeur benoemd was. “.52
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
R.Bleeker werd per mei 1879 met vlagnummer H86 ingeschreven als lid van het Harlinger zeemanscollege “Zeemansvoorzorg”. Zijn schip was de “Zuiderzee”, boekhouders Zeilmaker & Co. De contributie werd voldaan door zijn vrouw Aletta Helena Eisma. Ten tijde van de inschrijving had het echtpaar 1 kind.
Hij was van 1879-1912 lid van het College “Zeemansvoorzorg”034.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In augustus 1906 werd vanuit “Zeemansvoorzorg” aan R.Bleeker toegestaan ¦500,- te ontvangen in 10 halfjaarlijkse termijnen 028-fol.160.
De schepen van de kapitein
Kapitein R.Bleeker was in 1886 de eerste kapitein van de ijzeren bark “Anna Aleida”, (1102 ton), gebouwd op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek. Hij was ook de eerste gezagvoerder van de 4/mast bark “Jeanette Françoise” (2231 ton), gebouwd op werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek. “Zijnde het grootste schip waarvoor tot op dien datum op een Nederlandsche werf de kiel is gelegd”026(39/312).
Lid van het Harlinger college Zeemansvoorzorg036
vlagnummer periode type naam van het schip boekhouder/reder
H86 1880 brik Zuiderzee Zeilmaker & Co, Harlingen
op 71o NB gezonken op reis van Archangel naar Harlingen
1881-1883 cl.bark Thorbecke III A.H.Meursing, Amsterdam
1887-1890 bark(ijz) Anna Aleida P.van der Hoog, Krimpen a/d Lek
1891 bark(ijz) Martina Johanna P.van der Hoog, Krimpen a/d Lek
1893-1902 4/m staal Jeannette Francoise P.van der Hoog, Krimpen a/d Lek
1917-1919 ss Flores Stoomv.Maatsch.Nederl., Amsterdam
R.Bleeker was in 1877 korte tijd de vervanger van J.Appel als gezagvoerder van de bark “Amstelstroom”, in 1857 gebouwd als houten fregat wellicht in St.John, N.Br., 701 ton, onder de naam “Acadia” en varend voor de reder F.A.Jas te Amsterdam052
R.Bleeker was van 1877-1880 (moet waarschijnlijk zijn vanaf 1879) kapitein op de houten brik “Zuiderzee”, in 1845 gebouwd door D.& L.Alta te Harlingen, 180/200 tom, varend voor Zeilmaker & Co te Harlingen. Het schip is in de Barentszee op 71on.Br., 22o o.l. gezonken waarbij de bemanning werd gered052.
R.Bleeker was van 1881-1882 kapitein op de clipperbark “Thorbecke III”, gebouwd in 1878 door A.H.Meursing te Nieuwendam-Amsterdam, 915 ton, varend voor A.H.Meursing te Amsterdam052.
R.Bleeker was van 1887-1891 kapitein van de ijzeren bark “Anna Aleida”, gebouwd in 1886/87 op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de IJssel, laadvermogen c. 1700 ton, varend voor reder P.van der Hoog te Krimpen aan de IJssel052.
R.Bleeker was van 1891-1892 kapitein van de stalen bark “Martina Johanna”, gebouwd in 1890/91 op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek, 1360 nrt, , varend voor P.van der Hoog te Krimpen aan de Lek052.
Hij was van 1893-1896 en 1898-1901 kapitein van de stalen 4-mast bark “Jeannette Françoise”, gebouwd in 1891/93 op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek, 3250 ton, varend voor P.van der Hoog te Krimpen aan de Lek052
Bouma025 vermeldt R.Bleeker als gezagvoerder gedurende:
* 1878 van het fregat “Amstelstroom” ex Acadia, gebouwd in 1857 te St.John, 724 ton o.m., varend voor P.H.Kaars Sijpestein te Krommenie;
* 1875 t/m 1879 van de brik “Zuiderzee”, gebouwd in 1845 te Harlingen, 196 ton o.m., varend voor Zeilmaker & Co te Harlingen. Het schip is gezonken op weg van Archangel naar Harlingen;
* 1882 op de bark “Thorbecke III”, gebouwd in 1878 te Nieuwendam, 990 ton o.m., varend voor A.H.Meursing te Amsterdam;
* 1887 t/m 1891 van de ijzeren bark “Anna Aleida”, gebouwd in 1886 te Krimpen aan de IJssel, 1100 ton o.m., varend voor P.v/d Hoog te Krimpen aan de Lek;
* 1892 van de stalen bark “Martina Johanna”, gebouwd in 1891 te Krimpen aan de Lek, 1360 ton n.m., varend voor P. v/d Hoog te Krimpen aan de Lek;
* 1893 t/m 1896 van de 4/m bark “Jeannette Françoise”, gebouwd in 1893 te Krimpen aan de Lek, 2250 ton o.m., varend voor P.v/d Hoog te Krimpen aan de Lek;
* 1899 en later op hetzelfde schip en voor dezlefde reeder. Bouma gaat niet verder dan 1900!
Overige bijzonderheden
In “Bron Privaat” 102 staat op p. 045/048 een brief dd november 1894 vanuit Banjo Wangi van kapitein Bron aan zijn vrouw, waarin de passage:
“De 22 November na 3 volle dagen voor straat Balie op de loods gewacht te hebben, zijn wij hier aangekomen. Van der Laag is hier niet geweest, heeft zeker Lombok gekozen om de kogels te horen fluiten. Van de loods verneem ik dat Bleeker een 116 dagen reis had, dus ook niet vrij bijzonder. … “
In maart 2003 verspreidde Ton F.J.Pronker te Vlieland een manuscript getiteld “De laatste Kaap Hoorn reizen van schepen van de Nederlandse Groote Zeilvaart” waaraan een bijlage met nadere bijzonderheden over de schepen. Het laatste schip dat hij behandelde was de “Jeannette Françoise”, een stalen viermastbark, in 1893 voltooid op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek. Reeder tot 1906 was P.van der Hoog te Krimpen aan de Lek, daana C.J.Lels, Rotterdam en vanaf 1910 J.A.Vroege. Bij 2231 netto register ton had zij een laadvermogen van 3250 ton. Haar Nederlandsche kapiteins waren R.Bleeker (1893-1896 en 1898-1901), R.H.Vil (1897), H.Duit Dz (1902-1903), G.Visser (1904-1910) en J.Bosma (1910-1913).
De 4-mast bark “jeanette Francoise” onder kapitein R.Bleeker vertrok op 19 oktober 1899 te Sydney en werd vermeld op 28 januari 1900 op 01o105’Z/03oW. Het schip was op 17 maart te Londen “(a 5-months voyage but departure from Sydney still suggests route via Cape Horn and so does position on 18/1”)
Zelfde schip en kapitein op 03 januari 1902 te Sydney. “departure from e-coast suggests via Cape Horn”. Schip was op 12 mei te Falmouth
“Hoe het ook zij V.d.Hoog zou als apotheose van zijn carriére een daad stellen waarmee hij niet alleen de geschiedenis van Krimpen zou verrijken, hij zou bovendien een unica in de maritieme historie van Nederland worden. Want in 1891 gaf hij de opdracht tot de bouw van een stalen viermastbark welke een draagvermogen zou krijgen van 3250 ton en een bruto registertonnemaat van 2231. Op dat moment zou het niet alleen de enige viermaster van ons land worden, het werd tevens het grootste schip. Op 30 november 1892 werd de bark “Jeannette Françoise” gedoopt en te water gelaten. In 1893 kwam zij in de vaart onder gezag van kapitein Bleeker.
Willem Eerland “Rederijen A. van Santen en P.v/d/Hoog te Krimpen a.d. Lek. Van 1863 tot 1906”. Spiegel der Zeilvaart 10, december 1986 , p.8-12
Harlinger Courant dd 07 maart 1878, Scheepvaartberichten096 Uitgegaan:
“Passaroeang 11 Jan. Amstelstroom, R.Bleeker, Amsterdam.”
In het boek van E.W.Petrejus “Het schip vaart uit”, De Boer Maritiem, 1975, p,101 staat een afbeelding van de tewaterlating van de “Jeannette Francoise” in 1893 bij P. van der Hoog te Krimpen aan de Lek met de vlag van het Harlinger College “Zeemansvoorzorg” met nummer H86.
Familiegegevens en opleiding
Harm Dz Duit werd geboren op 14 november 1851 te Oude Pekela
Hij was getrouwd met Jantje Schuur, geboren te Nieuwe Pekela in 1860 en overleden te Oude Pekela in 1927.
Harm overleed op 22 november 1908 eveneens te Oude Pekela op 57 jarige leeftijd.
Het Kapiteinshuis te Nieuwe Pekela verkreeg in 2002 een portretfoto van Harm Derks Duit en zijn vrouw Jantje Schuur “in passepartout omgeven door een witte, ronde lijst in de vorm van een reddingsgordel met gouden opschrift ‘Jeannette Francoise Krimpen a.d Lek’, de Nederlandse vlag en de vlag (blauw met gele ster) van rederij P. van der Hoog te Krimpen aan de Lek.” Jaarverslag 2002 van het Kapiteinshuis.
H.Duit Dz, geboren op 14 november 1851 afkomstig uit Oude Pekela, behaalde zijn diploma voor 1e stuurman aan de zeevaartschool te Veendam met nummer 353099.
De schepen van de kapitein
H.D.Duit was van 1892-1894 kapitein van de ijzeren bark “Anna Aleida”, gebouwd in 1886/87 op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de IJssel, laadvermogen c. 1700 ton, varend voor reder P.van der Hoog te Krimpen aan de IJssel
Hij was van 1894-1902 kapitein op de stalen bark “Geertruida Gerarda”, gebouwd in 1889/90 op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek, varend voor P.van der Hoog. Het schip is gezonken in 1902 op de Indische Oceaan.
Hij was van 1902-1903 kapitein van de stalen 4-mast bark “Jeannette Françoise”, gebouwd in 1891/93 op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek, 3250 ton, varend voor P.van der Hoog te Krimpen aan de Lek052
Bouma025 vermeldt H.Duit Dz als gezagvoerder gedurende:
* 1892 t/m 1895 van de ijzeren bark “Anna Aleida”, gebouwd in 1886 te Krimpen aan de IJssel, 1100 ton o.m., varend voor P.v/d Hoog te Krimpen aan de Lek;
* 1896 t/m 1902 van de stalen bark “Geertruida Gerarda”, gebouwd in 1890 te Krimpen aan de Lek, 1300 ton n.m., varend voor P.v/d Hoog te Krimpen aan de Lek. Het schip is in 1902 verloren gegaan in de Indische Oceaan. De bemanning werd gered.
Overige bijzonderheden
In maart 2003 verspreidde Ton F.J.Pronker te Vlieland een manuscript getiteld “De laatste Kaap Hoorn reizen van schepen van de Nederlandse Groote Zeilvaart” waaraan een bijlage met nadere bijzonderheden over de schepen. Het laatste schip dat hij behandelde was de “Jeannette Françoise”, een stalen viermastbark, in 1893 voltooid op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek. Reeder tot 1906 was P.van der Hoog te Krimpen aan de Lek, daana C.J.Lels, Rotterdam en vanaf 1910 J.A.Vroege. Bij 2231 netto register ton had zij een laadvermogen van 3250 ton. Haar Nederlandsche kapiteins waren R.Bleeker (1893-1896 en 1898-1901), R.H.Vil (1897), H.Duit Dz (1902-1903), G.Visser (1904-1910) en J.Bosma (1910-1913).
Het zeemanscollege De Trouw te Oude Pekela 1851-1899 door A.Westers in het Jaarverslag 1999, p.8-15 van het Kapiteinshuis te Nieuwe Pekela.
Publicatie bevat een foto uit het einde van de 19e eeuw (1898-1899?) waarop veertien oudere heren. Eén daarvan is schipper Harm Derks Duit (1851 – Oude Pekela 1908). Van 1891 tot 1894 was hij gezagvoerder van de 1102 ton grote ijzeren schoenerbark Anna Aleida onder rederij van P.van der Hoog te Krimpen aan de lek. Vanaf 1895 voer hij voor dezelfde rederij op de 1360 ton grote, stalen driemast-bark Geertruida Gerarda. Op 1 mei 1902 zou het schip op reis van Soerabaya naar New Castle, even benoorden Sydney, ten onder gaan, omdat de ballast, modder, was gaan schuiven. Achttien opvarenden, waaronder de kapitein en zijn vrouw, Jantje Schuur, dreven lang in een lek reddingsbootje rond, totdat zij werden gered door een uit Nieuw Zeeland afkomstig troepentransportschip op weg naar Zuid-Afrika. Na nog een jaar gezagvoerder te zijn geweest op de nog grotere, 2231 ton grote viermastbark Jeanette Francoise, eveneens onder rederij P. van der Hoog te Krimpen aan de Lek, bleef Harm Duit aan wal en bracht thuis in Oude Pekela zijn laatste jaren door. Van het zeemanscollege De Trouw is Duit, wiens belangen geheel in het westen van het land lagen, overigens nooit lid geweest.”
In “Bron Privaat” 102 staat op p. 037/038 een brief dd 04 november 1894 vanuit Semarang van kapitein Bron aan zijn vrouw, waarin de passage:
“Maar ’t loopt anderen ook niet altijd mee. Duit van de Geertruida Geerarda verblijft reeds langer in Indië dan ik en is nog niet eens gelost, en van der Laag ligt of liever zit te Soerabya op de bank vast, moet of weer gedeeltelijk lossen of wachten tot volgende springtij, hetgeen nog een dag of tien duurt. Heeft er reeds twee maal een dure stoomboot voor gehad, maar ook tevergeefs. … “
De Raad van Tucht voor de koopvaardij deed op 19 december 1902 uitspraak inzake een klacht tegen kapitein Harm Duit, gezagvoerder van de bark “Geerarda Geertruida”. “Op 25 maart 1902 vertrok dit schip bemand met 19 koppen van Soerabaya met als bestemming New Castle in Australië, … “ Ook de vrouw van de kapitein was aan boord. Het schip moest in ballast varen en normaal werd daarvoor zan gebruikt. Maar in dit geval werd het schip geballast met modder. Dat was een inpopulaire grondstof, vanwege de vloeibaarheid en ook veelal de stank. Het schip voer om diverse nautische redenen niet Straat Bali of een meer westelijke doorgang, maar Straat Soenda om via de Indische Oceaan naar Australië te varen.
“Toen het schip zich op 29 april, … in de zuidelijke Indische Oceaan bevond, kreeg men te maken met hoge zeegang waardoor het schip zwaar werkte en slingerde.” Doordat de lading ging schuiven en de schotten niet op de juiste plaatsen zaten, maakte het schip zwaar slagzij. Het werd zo gevaarlijk dat tenslotte masten werden gekapt, echter zonder resultaat. Het schip werd tenslotte verlaten, waarbij drie bemanningsleden op het schip achterbleven omdat de reddingsboot overvol bleek te zijn. De opvarenden in de sloep werden opgepikt door een Engels stoomschip en te Durban aan wal gezet. De drie schepelingen op het wrak werden enige tijd later door een ander stoomschip opgepikt en te Freemantle ontscheept.
“Het wrak van de “Geertruida Gerarda” zou nog maanden in de Indische Oceaan hebben rondgedreven en ten slotte nabij Mauritius zijn gezonken.”
De Raad van Tucht was zeer krities over de gebruikte ballast maar ging toch niet over tot een veroordeling.
De bark “Anna Aleida” onder kapitein H.Duit was in 1892 te Sydney “(E-coast, ergo presumably eastern route & C.Horn”). Op 03 juni te Vlissingen op weg naar Antwerpen.
Hetzelfde schip en kapitein was begin 1895 te Banjoewangi en kwam op 16 mei aan te Valparaiso, via een oversteek van de Pacific. Via Tocopilla (29 juli-17 september) arriveerde het schip, na een ronding van Kaap Hoorn te Rotterdam op 17 januari 1896.121
De bark “Geertruida Gerarda” onder kapitein H.Duit Dz vertrok op 28 november 1899 van Newcastle NSW en verbleef van 24 januari-03 april 1900 te Taltal, van 29 juni-17 september te New York, van 31 december 1900-01 maart 1901 te Adelaide, van 01 maart-11 mei te St. Helena. “calling at St. Helena indicates that the ship came from C. of Good Hope and not Cape Horn”. Alleen van Taltal naar newyork zal het ship Kaap Hoorn hebben gerond.121
De 4-mastbark “Jeanette Francoise” onder kapitein H.Duit Dz was op 28 maart 1903 te Newcastle NSW, op 07 juni te Gatico, op 19 oktober te Caleta Buena en op 31 januari 1904, via Kaap Hoorn, te Duinkerken.121
Familiegegevens en opleiding
Jan Hoedemaker werd geboren op 06 maart 1849 op Vlieland als zoon van Pieter Hoedemaker en Elisabeth Sieben.
Hij trouwde op 07 oktober 1877 op Vlieland met Aafje Bakker, geboren op Vlieland op 27 mei 1851 als dochter van Nette Douweszoon Bakker en Mayke Sieben.
Overlijdensgegevns van het echtpaar zijn niet in Friesland teruggevonden
Bron:Tresoar
“Jan Pieters Hoedemaker was op 06 maart 1849 op Vlieland geboren. En in 1874 2de stuurman geweest op de bark “Soerabya Packet” onder kapitein D.O.Rolff en had, na een goede beoordeling op de Harlinger Zeevaartschool in 1875, daar zijn … diploma 1ste stuurman gehaald.” 052
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt J.Hoedemaker als gezagvoeder gedurende:
* 1891 t/m 1896 van de bark composiet “Slamat”, gebouwd in 1876 te Amsterdam, 945 ton n.m., varend voor A.Hendrichs & Co te Amsterdam
Bouma025 vermeldt geen J.Hoedemaker als gezagvoerder van de ijzeren bark “Anna Aleida” (gebouwd in 1886 te Krimpen aan de Lek, 1100 ton n.m., varend voor P. van der Hoog te Krimpen aan de Lek).
J.P.Hoedemaker was van 1890-1896 kapitein van de composiet bark “Slamat”, gebouwd in 1875 door W.& A.H.Meursing op de werf “De Nachtegaal”, te Amsterdam, varend voor rederij A.Hendrichs & Co te Amsterdam. In 1896 verkocht aan reder Rob Matson, Mariehamn, AlandEilanden, Finland052.
J.Hoedemaker was van 1894-1896 kapitein van de ijzeren bark “Anna Aleida”, gebouwd in 1886/87 op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek, laadvermogen c. 1700 ton, varend voor reder P.van der Hoog te Krimpen aan de Lek052.
Overige bijzonderheden
J.P.Hoedemaker voer hij als 1ste stuurman onder kapitein J.C.Strootman op de bark “Smeroe”. Toen de kapitein op de terugreis van Indië in Falmouth overleed zeilde het schip onder commando van Hoedemaker naar huis.
“Hoewel hij bij de aankomst in Amsterdam met 33 jaar wel de leeftijd er voor had, stelden de reeders A.Hendrichs & Co, Kapt. K.W.Schenk als gezagvoerder aan. Hoedemaker bleef onder Kapt. Schenk als 1ste stuurman op de “Smeroe”. Van 1890 tot ’93 zien we hem als kapitein op de composiet bark “Slamat van dezelfde reederij. Hij was een uitstekend zeeman, moedig in moeilijke omstandigheden met een donderende stem. Eenmaal kapitein, eiste hij, mede onder invloed van sterke drank, met zoveel hardheid het uiterste van zijn bemanning dat Hendrichs & Co hem niet als gezagvoerder konden handhaven….. Reeder P.van der Hoog gaf hem nog een kans en stelde hem in 1894 als kapitein op de ijzeren bark “Anna Aleida”, een zusterschip van de “Amicitia”, maar ook daar moest hij reeds in Januari 1896 wegens wangedrag vervangen worden. Hoewel nog slechts 46 jaar, heeft hij niet meer eenschip als kapitein gekregen” 052
Zie voor Hoedemaker ook het boek “Schipper, naast God, op zijn schip” van D.J.Ruyter)052.
Een getranscribeerd brievenboek onder de naam van “Bron Privaat” is uitgegeven in A-4 vorm door de heer Bron te Heemskerk. 102.
In het brievenboek staan opmerkingen over de werkzaamheden van kapitein Hinderikus Johannes Bron, met soms ook opmerkingen over zijn collega-kapiteins. Het lezen van het brievenboek zelf wordt aanbevolen door degene, die is geïnteresseerd in de maritieme levensloop van kapitein Bron in de periode 1894-1897.
p.295/298, Falmouth 21 juni 1896, brief van Bron aan zijn vrouw:
“Hier vernam ik van de stuurman dat Hoedemaker als kapitein van de Anna Aleida is ontslagen, weet gij de oorzaak? O, er kan toch ook voor de tegenwoordige kapiteins weinig haperen of zij worden bedankt. … “
Familiegegevens en opleiding
Willem van der Meer werd geboren op 15 april 1844 te Harlingen als zoon van Bartele Willems van der Meer en Catharina Esveld.
Hij trouwde op 11 december 1873 te Harlingen met TTitia Susanna Feenstra, geboren te Leeuwarden op 09 februari 1842 als dochter van Wybe Hilles Feenstra en Johanna de Vries.. Zij overleed op 26 januari 1899 te Harlingen, oud 56 jaar en gehuwd.
Willem overleed te Soerabaya op 4 februari 1901.
Zie ook bij “Overige bijzonderheden”
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
-
van der Meer Bz werd per 01 januari 1874 met vlagnummer H55 ingeschreven als lid van het Harlinger zeemanscollege "Zeemansvoorzorg". Zijn schip was de "Marquerite Louise Regine", boekhouder J.Foekens. De contributie werd voldaan door zijn vrouw Titia Suzanna Feenstra028-fol.138.
W.van der Meer was met vlagnummer 55 lid van het “Zeemansvoorzorg” in de periode 1874-1899034.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Op 15 december 1893 adresseerde het College een rappel inzake contributiebetaling aan W.van der Meer te Amsterdam033. Vanwege de datering lijkt W.van der Meer Bz de meest voor de hand te liggen.
De schepen van de kapitein
lid van het college Zeemansvoorzorg te Harlingen036
vlagnummer periode type naam van het schip boekhouder/reder
H55 1872-1888 bark Marguérite Louise Regine Jan Foekens, Harlingen
1889-1897 bark(ijz) Amicitia P.van der Hoog, Krimpen a/d Lek
1898 bark(ijz) Anna Alida P.van der Hoog, Krimpen a/d Lek
W.B.van der Meer was van 1896-1901 kapitein van de ijzeren bark “Anna Aleida”, gebouwd in 1886/87 op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de IJssel, laadvermogen c. 1700 ton, varend voor reder P.van der Hoog te Krimpen aan de IJssel052.
Bouma025 vermeldt W.B.v/d Meer als gezagvoerder gedurende:
* 1873 t/m 1889 van de bark “Marguerite Louise Regine” ex Nyanza, gebouwd in 1863 te Bathurst, New England, 418 ton o.m., varend voor J.Foekens te Harlingen. Het schip voer in 1890 voor Repko & Co te Harlingen en was herdoopt in “Geertruida Albertine”;
* 1890 t/m 1896 van de ijzeren bark “Amicitia”, gebouwd in 1885 te Rotterdam, 1088 ton n.m., varend voor P.v/d Hoog te Krimpen aan de Lek;
* 1896 (dus volgens Pronker052 t/m 1901) van de ijzeren bark “Anna Aleida”, gebouwd in 1886 te Krimpen aan de IJssel, 1100 ton o.m., varend voor P.v/d Hoog te Krimpen aan de Lek.
Overige bijzonderheden
Willem van der Meer werd geboren te Harlingen in 1844 als zoon van beurtschipper Bartel van der Meer en Catharina van Esveld. Hij stond officieel ingeschreven als Willem maar voegde zelf de naam van zijn vader, Bartel, toe omdat er in Harlingen meer gezagvoerders waren met de naam van der Meer. Hij was al als 12 jarige jongen vanuit Harlingen op de Oostzeevaart gegaan. Hij verkreeg het stuurmansdiploma aan de Harlinger School voor Wis- en Zeevaartkunde.
Hij was in 1869 en volgende jaren 2de stuurman op de in 1856 gebouwde 512 tons houten bark “Friso” van de reederij Zeilmaker & Co te Harlingen. Het was een reis met stukgoed naar Soerabaya, gevolgd door koelvervoer tussen China (anoy) en Malakka. De gezagvoerder was J.S.Mulder en de 1ste stuurman Jacob Willem Schippers, getrouwd met een zuster van W.B. van der Meer.
Hij was getrouwd met Titia Susanne Feenstra en het echtpaar kreeg 6 kinderen. In 1873 werd hij op 29-jarige leeftijd kapitein op de 389 tons houten bark “Marguerite Louise Regina” van Repko & Co te Harlingen. “Met dat schip maakte hij in de jaren 1873-1888 reizen naar de Oostzee met hout terug naar Harlingen. In 1888 benoemde Reederij van der Hoog hem tot gezagvoerder op de “Amicitia”.”
Kapitein W.B.van der Meer nam in Falmouth of Leith in begin januari 1888 het gezag over van kapitein van Baalen op de bark “Amicitia”. Het schip kwam van Indië en ging weer met een lading kolen uit Cardiff op 24 april 1888 terug naar Indië waar het op 21 juli te Batavia arriveerde. Het vertrok weer op 25 september met suiker en koffie voor Sandy Hook, bij New York, USA, en arriveerde op 18 februari 1889. Nauwelijks een maand later vertrok het weer met een lading petroleum in blik terug naar Java, arriveerde op 08 juli 1889 en loste op 26 juli te Soerabaya de lading.. Daarna werd met een volle lading suiker de terugreis op 12 oktober vanaf Semarang aanvaard. Via Falmouth wordt de lading op 12 maart 1890 te Antwerpen gelost en daarna zeilde men naar Rotterdam, waar het schip in dok ging.
Op 21 mei 1890 vertrekt men weer uit Rotterdam en arriveerde 07 september in Soerabaya. Terug gaat zhet schip via Falmouth naar Liverpool (28 april 1891) en lost de lading suiker. Men kwam wederom te Rotterdam op 25 mei 1891. Op de volgende reis onder kapitein van der Meer kwam Teunis Pronker als 1ste stuurman aan boord.
Op 4 augustus 1891 vertrekt het schip vanuit Rotterdam naar Batavia, Semarang en Banjoewangi met aan boord als 1ste stuurman Teunis Pronker (zie aldaar). Ze komen op 07 juni 1892 te Stockholm terug beladen met suiker. Na het innemen van hout in enige Zweedse havens ging het terug naar Melbourne waar men op 19 januari 1893 aankwam. In Australië werd graan geladen dat op op 03 juli 1893 te Leith (Edinburgh) werd gelost.
Deze terugreis werd zeer gedenkwaardig omdat stuurman Pronker genoodzaakt was zijn kapitein op non-actief te stellen. Van der Meer was nl. nogal zwaar aan de jenever, hetgeen soms gevaarlijke situaties op het gebied van navigatie met zich meebracht. Zo dreigde, vanwege een verkeerde order, het schip in de nacht van 18 op 19 februari 1893 in de Bass Street aan de Australische zuidkust op de rotsen te lopen. Stuurman Pronker wist het gevaar te keren. “De volgende morgen toen hij uitgeslapen en nuchter was ging ik naar de kajuit en heb hem alles onder ’t oog gebragt, gevaar voor schip en lading met equipage waar wij in verkeerd hadden en hem met strenge middelen gedreigd, dat als hij nog weer eens zijn toevlucht tot de jeneverflesch zou nemen, ik zonder pardon handelend zou optreden en niets zou ontzien; …”. Dat handelend optreden bestond eruit dat hij het gezag over het schip overnam en kapitein van der Meer de opdracht gaf de jeneverfles niet meer aan te raken. Toen van der Meer zich de rest van de reis hieraan hield droeg Pronker in Falmouth het gezag weer over.(Pronker heeft dit voorval nimmer aan de reder meegedeeld en het pas na 50 jaar aan zijn kleinzoon verteld.)
Van Leith ging het weer terug naar Melbourne na ten zuiden van Kaap de Goede Hoop nog enige bange momenten door de vele ijsbergen te hebben meegemaakt. Ze arriveren op 01 februari 1894. In Sydney werd wol geladen en via Kaap Hoorn werd op 12 september 1894 Londen bereikt. Van 1892-1894 voer van der Meer dus grotendeels op de Australiëvaart. Eindelijk werd op 17 oktober 1894 Amsterdam aangedaan In december 1894 - januari 1896 wordt nog een reis gemaakt naar Java met als Hamburg als eindbestemming. Het schip heeft op die terugreis in de Indische Oceaan met uitzonderlijk zwaar weer te kampen. In Hamburg werd kapitein van der Meer naar Rotterdam terug geroepen en nam Pronker het gezag over de “Amicitia”over. Van der Meer kreeg het gezag over de “Anna Aleida”, ook van reder van der Hoog.
“Naar ik van mijn grootvader begrepen heb was van der Meer een bekwaam kapitein …”. Maar diens loopbaan werd meer en meer door de drank beïnvloed en het liep uiteindelijk slecht met hem af. “Als kapitein van de “Anna Aleida”, is hij, nog geen 57 jaar oud, op de reede van Soerabaya met teveel drank op, overboord gevallen; Hij is nog wel opgevist, maar in het ziekenhuis van Soerabaya heeft men op 4 Februari 1901 slechts de dood kunnen constateren052
De bark “Amicitia” onder kapitein W.B. van der Meer vertrok op 18 februari 1893 van Melbourne en voer via Kaap Hoorn naar Falmouth op 25 juni en te Leith op 03 juli 1893, dus via Kaap Hoorn.
Hetzelfde schip en kapitein vertrokken op 25 april 1894 vanuit Sydney, vermoedelijk oostwaarts naar de Zuid-Amerikaanse westkust en bereikten, via Kaap Hoorn, op 12 september Londen.121
Harlinger Courant dd 05 december 1874, Scheepstijdingen.
Binnengekomen:
“Harlingen 4 Dec. Marguerite Louise Regine, W.v.d.Meer, Abo.”
Handelsblad 3 april 1874:
“Harlingen 1 april 1874. Het hier tehuis behorende Barkschip MARGERITA LOUISA REGINA”(zoogenaamd groene bark), kapitein v.d. Meer van Harlingen naar Riga bestemd, heeft op die reis het scheepsvolk gered van een Noorsche bark bestaande uit 12 man en deze te Elseneur aangebracht.” 038
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van het College Zeemansvoorzorg te Harlingen036
vlagnummer periode type naam van het schip boekhouder/reder
geen 1902 4/m bark(ijz) Jeannette Francoise P.van der Hoog, Krimpen a/d Lek
W.Kwint was van 1901-1903 kapitein van de ijzeren bark “Anna Aleida”, gebouwd in 1886/87 op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de IJssel, laadvermogen c. 1700 ton n.m., varend voor reder P.van der Hoog te Krimpen aan de IJssel. Het schip werd op 15 september 1903 verkocht naar Noorwegen052.
De bark “Anna Aleida” onder kapitein W.Kwint werd geregistreerd te Soerabaja, van 18 april-15 juni 1901 te Sydney en arriveerde, via Kaap Hoorn, op 21 oktober Liverpool.
Hetzelfde schip en kapitein was op 22 augustus 1902 te Newcastle NSW, op 23 oktober te Valparaiso, op 02 januari 1903 te Iquique en kwam, na ronding van Kaap Hoorn, op 18 mei te Hamburg.121
Overige bijzonderheden
Geen
Datum vanaf: |
1901 |
Kapitein: |
Kwint, W. |
Overige informatie: |
0 |
Datum vanaf: |
1903 |
Kapitein: |
Jensen |
Overige informatie: |
0 |
|