1955-01-09: |
12-08-1955 No. 63 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake de aanvaring van het motorschip „Anna B" met het Belgische binnenmotorvaartuig „Zaale" in het Mallegaf tegenover de Zeehaven van Dordrecht. Op 9 Januari 1955 is het motorschip „Anna B", dat op de reis van Rouaan naar Dordrecht, uit het Krabbegat komende, het Mallegat over zou steken, in aanvaring gekomen met het Belgische motorvaartuig „Zaale", dat op de reis van Antwerpen naar Heilbron in noordelijke richting varende was in het Mallegat. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze aanvaring. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 20 Juni 1955, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de Rijkspolitie te Water, post Zwijndrecht, houdende de verhoren van de schipper en de stuurman van de „Zaale", de kapitein, de stuurman, de kok en een matroos van de „Anna B" en van de loods van dit schip, zomede van een bootsman te Dordrecht, en een schetskaart, en hoorde de kapitein van de „Anna B", J. M. Bexterman, als getuige. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken:, Het motorschip „Anna B" is een Nederlands schip, toebehorende aan N.V. Gebr. Broere, te Dordrecht. Het meet 499,9 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 550 pk motor. Op 9 Januari 1955 nam de „Anna B", die met een lading van 704 ton gebrande erts onderweg was van Rouaan naar Dordrecht, te 13.15 uur te Hoek van Holland de binnenloods M. J. van Leeuwen aan boord. De diepgang was 39 dm. Het was goed weer met goed zicht; er was geen wind. Het was toen stil* water, maar de vloedstroom begon weldra te lopen; het was te 15.15 uur H.W. te Hoek van Holland. Zonder ongevallen voer men door de Nieuwe Waterweg en de Oude Maas. Te 15.35 uur werd de Krabbegeul bereikt. Vóór het invaren was een attentiesein gegeven. De kapitein ging toen zelf aan het roer staan; de vaart werd geminderd tot langzaam. Halverwege de Krabbegeul werd de machine gestopt. Ongeveer 200 m voor het Mallegat werd weer een attentiesein gegeven. Te 15.40 uur was de „Anna B" bij de kruising van het Mallegat gekomen. Men zag toen in dit vaarwater uit zuidelijke richting twee motorvaartuigen komen. Om deze te laten passeren, werd een korte stoot op de fluit gegeven en werd s.b.-roer gegeven en de machine even op langzaam vooruit gezet en dan weer gestopt. Zo bleef de „Anna B" op de vloedstroom liggen. Het voorste van de twee motorvaartuigen passeerde de „Anna B" op 80 a 100 m afstand; het tweede, dat ongeveer 60 a 80 m achter het voorste voer, bleek later het Belgische motorschip „Zaale" te zijn. Om niet te dicht daarbij te komen, heeft de „Anna B" volle kracht achteruitgeslagen en gaf daarbij drie korte stoten. De afstand tussen de „Anna B" en de „Zaale" werd toen op 150 m geschat. Plotseling zag men, dat de „Zaale" bakboorduit ging; men hoorde geen geluidsein. De „Zaale" draaide zo ver naar bakboord, dat zij de „Anna B" aan stuurboord kreeg. Op de „Anna B" werd aangenomen, dat de „Zaale" tussen haar en de westoever door wilde varen. Om de kans op een aanvaring te verkleinen, gaf de „Anna B" toen b.b.-roer en volle kracht vooruit en 2 korte stoten op de fluit. Juist begon de „Anna B" te draaien en vaart te lopen, toen men zag, dat de „Zaale" naar stuurboord ging draaien. Onmiddellijk werd de machine op uiterst vermogen achteruit gezet en werden 3 korte stoten gegeven; de afstand tussen de schepen was toen hoogstens 50 m. Enige ogenblikken later, te 15.45 uur, trof de steven van de „Anna B" de b.b.-boeg van de „Zaale" onder een hoek van ongeveer 130°. Volgens de kapitein van de „Anna B" was bij de aanvaring de steven ongeveer lal/ scheepslengte verwijderd van de westelijke oever. Door de stoot draaide de „Zaale" naar stuurboord. Dit schip was blijkbaar ernstig beschadigd en voer naar de Zeehaven. De „Anna B" bleef dicht bij de „Zaale" varen en liep eveneens de haven binnen. De schipper van -de „Zaale" heeft verklaard, dat zijn schip 852 ton meet, 67 m lang is en wordt voortbewogen door een 140 pk motor. De „Zaale" was beladen met 549 ton kolen voor Heilbron en voer op de reis van Antwerpen naar die plaats op 9 Januari 1955, te omstreeks 15.45 uur, in het Mallegat tussen het veer te 's-Gravendeel en de Zeehaven van Dordrecht, op ongeveer 50 m uit de Dortse wal. Men had de vloedstroom mee en voer ongeveer 300 m achter het motortankschip „Muretto", dat ook in noordelijke richting voer. Toen de „Zaale" was gekomen tot 150 a 200 m van de zuidelijke, havendam van de Zeehaven, zag de schipper in de Krabbegeul de „Anna B", die naar het Mallegat voer. De „Zaale" had een vaart van 12 km; de schipper meent, dat de vaart van de „Anna B" vrij groot was, maar kan deze niet schatten. De schipper verklaarde, dat naar zijn mening zeeschepen, die het Mallegat over moeten steken naar de Zeehaven, gewoonlijk geen rekening houden met de riviervaart en het Mallegat rechtoversteken. Hij hoorde van dit schip geen sein. De schipper zette 150 a 200 m voor de Zeehaven de motor op halve kracht en gaf wat b.b.-roer om achter de „Anna B" langs te gaan. Toen de „Zaale" reeds naar bakboord was gedraaid en de afstand tussen de schepen ongeveer 70 m was, hoorde de schipper 3 korte stoten van de „Anna B". De schipper had, toen hij naar bakboord uitweek, 2 korte stoten willen geven, maar bij het trekken aan de fluitlijn brak deze. Toen hij het sein van 3 korte stoten hoorde, heeft de schipper met hulp van zijn zoon, de stuurman, het roer zo snel mogelijk naar stuurboord gedraaid en de motor weer op volle kracht vooruit gezet om vóór de „Anna B" heen te varen. Daarna hoorde hij weer 3 korte stoten van de „Anna B"; hij zag, dat de vaart van de „Anna B" geringer werd, maar zij ging nog vooruit. De afstand tussen de schepen was toen ongeveer 30 m. Even later trof de „Anna B" met haar steven b.b.-boeg van de „Zaale", waardoor in de boeg een groot gat ontstond. Daar het ruim niet volliep, bleef het schip drijven. De schipper besloot voor reparatie de Zeehaven binnen te lopen. Hij is van mening, dat de aanvaring plaats vond ongeveer in het midden van de rivier. De zoon van de schipper heeft ook verklaard, dat hij 2 keer het sein van 3 korte stoten heeft gehoord van de „Anna B". Ter zitting verklaarde de kapitein van de „Anna B" geheel overeenkomstig zijn bij het vooronderzoek afgelegde verklaring. Hij voegde daaraan toe, dat hij nooit eerder te Dordrecht was geweest. Zowel de loods als hij zelf waren van plan te stoppen alvorens het Mallegat over te steken. Getuige was zeer verwonderd, dat door de schipper van de „Zaale" werd aangenomen, dat zeeschepen de gewoonte zouden hebben om in strijd met de wet een vaarwater over te steken zonder er acht op te slaan het verkeer in dat vaarwater niet te hinderen. Getuige was van plan te wachten tot de beide in het Mallegat varende schepen zouden zijn gepasseerd. Het voorste voer normaal vóór langs. De „Anna B" lag nagenoeg stil; zij voer de vloedstroom dood. Er was een korte stoot gegeven, toen men stuurboorduit draaide. Toen de „Zaale", in plaats van door te varen langs haar s.b.-oever, naar bakboord draaide, zo ver, dat zij leek te willen passeren tussen de „Anna B" en de westoever, gaf getuige hard b.b.-roer en zette hij de machine op volle kracht vooruit en gaf hij 2 korte stoten. Toen daarop de „Zaale" scherp naar stuurboord begon te draaien, was het niet mogelijk door een roermanoeuvre vrij van dit schip te blijven en werd de motor op volle kracht achteruit gezet en werden 3 korte stoten gegeven. Ondanks deze maatregelen vond een aanvaring plaats. Deze geschiedde nog in de westelijke helft van het vaarwater. De „Anna B" begeleidde de „Zaale" naar de Zeehaven. De inspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat, toen op 9 Januari 1955 de „Anna B" de Krabbegeul invoer, alle vereiste voorzichtigheid in acht werd genomen. Men voer langs s.b.-wal; de machine werd tijdig gestopt vóór men het Mallegat zou oversteken. Het eerste binnenschip in het Mallegat voer normaal door, vóór de „Anna B" langs. Als de „Zaale" dit ook had gedaan, zou alles goed zijn gegaan. Blijkbaar bestond er aan boord van de „Zaale" een soort vrees om vóór de „Anna B" langs te gaan; zij gaf b.b.-roer en wilde achter de kuster langs varen. Dit zou wel mogelijk zijn geweest. Toen men op de „Anna B" het uitwijken van de „Zaale" zag, gaf zij b.b.-roer en sloeg zij vooruit. De "Anna B" had kunnen wachten tot de „Zaale" zou zijn gepasseerd. Blijkbaar bemerkte de schipper van de „Zaale", dat de „Anna B" stillag, en gaf hij s.b.-roer om weer langs zijn s.b.-oever te varen. Dit besluit was fataal. De „Anna B" kon niet tijdig meer stoppen om de aanvaring te voorkomen. De „Zaale" is vaak van voornemen veranderd. De „Anna B" heeft geen schuld aan deze aanvaring. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: De aanvaring, welke op 9 Januari 1955 heeft plaats gevonden tussen het Nederlandse motorschip „Anna B" en het Belgische binnenschip „Zaale" in het Mallegat voor de Zeehaven van Dordrecht, kan niet worden geweten aan schuld van de kapitein of opvarenden van de „Anna B". Nadat dit schip vóór het inlopen van de Krabbegeul een attentiesein had gegeven, is de vaart verminderd tot langzaam, waarna halverwege dat vaarwater de motor is gestopt. Hierna is het schip op de vaart, die het had, vóór de vloedstroom, welke in dat vaarwater stond, doorgevaren en toen het op ongeveer 200 m van het Mallegat was gekomen, is weer een attentiesein gegeven om de aandacht van de scheepvaart in het Mallegat te trekken. Dicht bij de kruising met het Mallegat gekomen, werden, komend uit de richting van de Dortsche Kil, 2 motorvaartuigen waargenomen, en wel een tankschip en daarachter op korte afstand een vrachtschip, dat later de „Zaale" bleek te zijn. De „Anna B" wilde deze schepen overeenkomstig de wettelijke voorschriften laten passeren alvorens zelf het Mallegat over te steken en de „Anna B" heeft daartoe, na het geven van één stoot, haar s.b.-wal gehouden en is op de vloedstroom, welke uit de richting van de Kil kwam, blijven liggen. Het motortankschip is hierop op ruime afstand vóór de „Anna B" langs gevaren. Ten einde ook aan de „Zaale" daarvoor voldoende ruimte en gelegenheid te geven, heeft de „Anna B" daarna nog achteruitgeslagen onder het geven van een driestootssignaal. In plaats, dat de „Zaale" echter evenals het tankschip rechtdoorvarend vóór de „Anna B" langs bleef koersen, week dit schip naar bakboord uit, en wel zo ver, dat het de indruk maakte achter de „Anna B" langs te willen houden en tussen dit schip en de westelijke wal te willen doorvaren. Dat dit ook de bedoeling van de „Zaale" was, heeft de schipper van dit schip bij zijn verhoor door de rivierpolitie verklaard. Zodra de „Anna B" dit zag, is aan boord van dit schip een tweestoot gegeven en b.b.-roer met volle kracht vooruit, zulks met de bedoeling aan de „Zaale" meer ruimte te geven voor voormelde manoeuvre, en indien de „Zaale" deze manoeuvre had volgehouden, zou dit schip zonder bezwaar achter de „Anna B" langs zijn gepasseerd. Toen echter de „Anna B" hierop naar bakboord begon te draaien en weer vaart kreeg, ging de „Zaale" plotseling naar stuurboord uit in de richting naar de „Anna B". Hierdoor werd een aanvaring direct dreigend en hoewel de „Anna B" nog met uiterst vermogen achteruit heeft geslagen, is de aanvaring gevolgd, waarbij de „Anna B" met haar steven in de b.b.-boeg van de „Zaale" is gelopen onder een hoek van ongeveer 130° en beide schepen werden beschadigd. Naar het oordeel van de Raad kan op de navigatie van de „Anna B', zoals deze uit voormelde feiten volgt, geen aanmerking worden gemaakt en moet de schuld aan de aanvaring uitsluitend worden gezocht bij de „Zaale". In de eerste plaats had dit schip geen enkele reden om zich niet aan de wettelijke voorschriften te houden en te veronderstellen, dat de „Anna B" zulks ook niet zou doen. Volgens die voorschriften had de „Zaale" het recht om door te varen vóqf langs de „Anna B", die het Mallegat naar de Zeehaven moest oversteken, en bovendien de plicht haar s.b.oever te houden. Het is een fout, dat de „Zaale" naar bakboord is gegaan. Dit schip heeft daardoor verwarring gesticht en onnodig gevaar voor een aanvaring doen ontstaan. Toen de „Anna B" hierop op de juiste wijze reageerde en eveneens naar bakboord uitging en vooruitvoer, heeft de „Zaale" een tweede grove fout gemaakt door haar manoeuvre af te breken en plotseling naar stuurboord uit te gaan, kennelijk met de bedoeling om toch nog vóór de „Anna B" langs te passeren. Er bestond toen voor de „Anna B" geen tijd en gelegenheid meer om door enige manoeuvre van haar kant een aanvaring te voorkomen. De Raad keurt de navigatie aan boord van de „Zaale" dan ook ten zeerste af. Hierbij komt nog, dat dit schip, waarvan de fluitlijn was gebroken, geen van zijn manoeuvres door een sein heeft aangegeven, hetgeen er mede toe heeft bijgedragen, dat de onjuiste navigatie van de „Zaale" voor de „Anna B volkomen verrassend is geweest. Van enige schuld van kapitein of opvarenden van de „Anna B" aan de aanvaring is derhalve niets gebleken. Aldus gedaan door de heren mr. G. A. Schreuder, 2de plv. voorzitter, C. H. Brouwer, H. A. Broere, F. van der Laan en H. Tichelman, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de Raad van 4 Augustus 1955. (Get.) G. A. Schreuder, A. Boosman. |