1918-05-00: |
De TABANAN deed tussen mei 1918 en 7 december 1918 dienst als hulpkruiser voor de Koninklijke Marine.
Aan het geregelde leven van de Tabanan in de lijndienst kwam gedurende de Eerste Wereldoorlog een einde toen, na wijziging van de Schepenvorderingswet 1917, het schip door de Nederlandse regering werd gevorderd, samen met de Noordam van de HAL en de Bengkalis van de SMN. De Tabanan werd omgebouwd tot hulpkruiser en is op 1 juni 1918 in Den Helder in dienst gesteld van de Koninklijke Marine als Hr.Ms. Tabanan. Het geheel grijs geschilderde schip zou zijn uitgerust met 6 kanons van 7,5 cm en er kwam 378 man marinepersoneel aan boord.
De bedoeling was om een uit drie schepen bestaand konvooi naar Indië te sturen, het vrachtschip Bengkalis beschermd door het pantserschip Hr.Ms Hertog Henrik en de hulpkruiser Tabanan maar de Britten wensten echter geen neutrale konvooien te erkennen. Het Nederlandse konvooi was een reactie op het feit dat zowel de Engelsen als de Amerikanen, op grond van het angarie recht, in maart 1918 vele Nederlandse koopvaardijschepen in beslag hadden genomen.
Een heel politiek getouwtrek ontstond dat resulteerde in het feit dat de Britten het konvooi alleen ongemoeid zouden laten als bepaalde, in hun ogen verboden grondstoffen en personen, niet ingescheept zouden worden. Zij eisten daarom ook inzage in de volledige ladinglijsten en passagierslijsten. Nadat, bijvoorbeeld vermeende uit Duitsland afkomstige verfstoffen waren ontscheept, kon het konvooi naar Indië vertrekken waar het na 84 dagen, varend rond Kaap de Goede Hoop met een gemiddelde snelheid van nog geen 10 knopen, aan kwam.
Tijdens de reis waren, met name op de Noordam, diverse kleine kinderen overleden door geleden ontberingen want de toestand aan boord, tijdens die reis, was verre van comfortabel te noemen. Na aankomst werd de Tabanan ontwapend en door de Marine buiten dienst gesteld.
Achteraf waren de beide zwaar bewapende escorte schepen helemaal niet meer nodig geweest omdat van te voren volledig was voldaan aan de Engelse eisen waardoor er niets meer te vrezen viel. Ook de andere oorlogvoerende naties waren van te voren op de hoogte gebracht. Bovendien zouden beide "oorlogsschepen" weinig in te brengen gehad hebben tegen welk eskader dan ook. Pantserdekschepen hadden toen al geen enkele gevechtswaarde meer door hun veel te lage snelheid, evenals de Tabanan. Het was dus aan de "vijand" om te bepalen of er wel of niet gevochten zou worden. Was de "vijand" te licht bewapend, dan ging die er gewoon vandoor en seinde om wat "zwaarder spul" om het klusje op te knappen!
|