1927-11-30: |
Op 30-11-1927 varende op de Eems, met bestemming Groningen, in aanvaring met de zandzuiger “Brandinus”.
NvhN 01-12-1927: Het te Rotterdam thuis behorende motorschip “Valk”, kapt. T.v.d. Veen, op reis van Stralsund naar Groningen, met een lading haver, is hedenmorgen op de Eems in aanvaring geweest met een zandzuiger, welke geen seinlichten voer. De “Valk” bekwam averij aan de verschansing.
Algemeen Handelsblad 28-12-1927: Raad voor de Scheepvaart. Aanvaring zeilschip „Valk” en zandzuiger „Brandinus”. De Raad voor da Scheepvaart stelde gisteren een onderzoek in naar de oorzaak van de aanvaring tusschen het motorzeilschip „Valk" en den motorzandzuiger „Brandinus" op 30 November j.l. op de Eems. De loods die a. b. van de „Valk" geweest was verklaarde, terzitting gehoord, dat hij in den ochtend van 30 November de Eems binnen voer met bestemming Groningen. Het was goed, stil weer, vrij goed zicht. Ruim 6 u. in den ochtend in de bocht van Waturn zag get., die aan b.b. zijde van het schip buiten het roerhuis stond, op twee streken aan s.b. een wit licht, dat hij aanzag voor een ten anker liggend schip. De loods liet daarop meer b.b. houden, teneinde aan, de veilige zijde van het vaarwater te komen en de „Valk", die ongeveer 5½ mijl over den grond liep, voer recht op Delfzijl aan. Plots zag get. dat het witte licht was van een varenden zandzuiger, die geen boordlichten brandende had. De zuiger hield s.b.zijde van het vaarwater en wilde daarna voor het zeilschip over, waarbij de aanvaring plaats had. De schipper van den zandzuiger werd daarna gehoord; hij erkende geen brandende boordlichten te hebben gehad. Verder had hij steeds stuurboord gehouden; het zeilschip had hij aan b.b. gezien. Tevens zeide hij dat zandzuigers op de Eems wel meer zonder boordlichten voeren. Uitspraak later.
De Gooi-en Eemlander 28-12-1927: Aanvaring tusschen twee motorschepen. De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam heeft een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de aanvaring, welke op 30 November heeft plaats gehad tusschen het motorzeilschip „Valk" en den motor-zandzuiger „Brandinus". De loods, die tijdens het gebeurde op de „Valk" dienst deed, deelde als getuige gehoord, mede, dat hij des nachts te één uur aan boord was gekomen. Op het schip, dat 25 decimeter diep lag en van Denemarken kwam, waren eert schipper en drie manschappen. In den vroegen morgen van 30 November kwam het schip, dat naar Groningen moest, de Eems binnen. Het weer was zeer goed, ook het zicht liet weinig te wenschen over. De schipper stond in het roerhuis aan het roer; get. had aan bakboordzijde van het schip post gevat. Twee streken aan stuurboordzijde zag men in de bocht van Watum een wit licht, dat aanvankelijk voor een ten anker liggend vaartuig werd gehouden. Op de vaste uren werd doorgevaren en op een gegeven oogenblik zag men dat het andere schip varende was. Get. hield zijn koers. Genoemd schip, dat steeds stuurboord hield, en dat later de zandzuiger „Brandinus" bleek te zijn, wilde voor de „Valk" overgaan. De manoeuvre gelukte niet: eenige seconden later had een aanvaring plaats. De schade aan beide schepen is niet ernstig geweest. Get. verklaarde nog, dat hij, toen hij de „Brandinus" varende zag, bakboordroer heeft gegeven; niet voor dien tijd. De eigen lichten waren goed brandende. De „Brandinus" had geen boordlichten brandende, hoewel dit in het Binnenaanvarings-reglement verplichtend wordt gesteld. Nadat vervolgens de schipper van den zuiger was gehoord, werd het onderzoek gesloten. De Raad zal later uitspraak doen.
Algemeen Handelsblad 18-01-1928: Raad voor de Scheepvaart. Uitspraak: Uitspraak betreffende de aanvaring van het motorzeilschip „Valk" met den motorzandzuiger „Brandinus" op de Eems. De Raad is van oordeel, dat de oorzaak van het ongeval is gelegen in de omstandigheid, dat de „Brandinus" geen boordlichten heeft gevoerd, hetgeen een schromelijke nalatigheid van den schipper is. Beide vaartuigen hebben nagelaten geluidseinen te geven; wat de „Valk" betreft, is het echter mogelijk, dat, gelijk de loods verklaarde, daartoe de tijd ontbrak, toen de romp van de „Brandinus" gezien werd, trouwens op de aanvaring zou het geven van een geluidsein op dat oogenblik geen invloed hebben gehad, terwijl er voor de „Valk" geen aanleiding was eerder een sein te geven. De „Brandinus" had echter zeer zeker eerder, namelijk toen zij het groene licht van de „Valk" ziende, steeds naar stuurboord uitweek, een geluidsein hebben moeten doen hooren; zij had bovendien beter gedaan bij het voortdurend zien van het groene licht van de „Valk" hard bakboord te geven. |