1955-04-03: |
Onderweg van Rotterdam naar Algiers 2 mijl van Royal Sovereign vuurschip in aanvaring met het Britse m.s. 'Monica M'. De 'VOLHARDING' kreeg een gat onder de waterlijn en werd met behulp van pompen van de Britse stoomsleepboot 'Foremost' drijvend gehouden en naar Newhaven gebracht. De lading in het benedendek was beschadigd. Voer op 7 april naar Rotterdam voor definitieve reparaties.
Het Vrije Volk 06-06-1955: Kapitein kreeg woorden van lof. Met woorden van lof voor zijn optreden kon kapitein H. Koerts uit Zuidbroek gisteren de zitting van de Raad van de Scheepvaart te Amsterdam weer verlaten. De inspecteur voor de scheepvaart, J. Metz, kon niet vaststellen waar de schuld lag aan de aanvaring tussen de Groninger coaster „VOLHARDING" en het Britse schip „Monica M" op 3 April van dit Jaar. De „Volharding", van Rotterdam op weg naar Algiers, was in het Engelse Kanaal in dichte mist gekomen. Volgens de voorschriften was vaart geminderd, op de hoorn geblazen en uitgekeken. Toen een signaal was gehoord van een naderend schip was zelfs gestopt. Niettemin werd de „Volharding" enkele minuten later door de plotseling opdoemende „Monica M" geramd. De schade was aanzienlijk. Kapitein Koerts liet het merendeel van zijn mannen overstappen op de Brit en hanteerde zelf met zijn stuurman de pompen. Met succes: de „Volharding" koerste op eigen kracht naar Newhaven en werd daar voorlopig hersteld, zodat naar Rotterdam teruggevaren kon worden. Wat er op de „Monica M" is gebeurd kon de heer Metz slechts gissen. Het schip had radar aan boord en deze heeft hoogstwaarschjjnlijk bijgestaan. Vermoedelijk heeft men de „Volharding" op het scherm wel gezien, maar niet begrepen dat het schip stillag. Daardoor heeft men te scherp er langs willen sturen. De inspecteur gaf daarom de aanbeveling bij varen op radar ruim vrij te sturen, minstens op twee mijl van de in de weg komende schepen. Bij gebrek aan Engelse gegevens moest verder de schuldvraag buiten beschouwing worden gelaten.
NvhN 22-07-1955: Uitspraak over aanvaring m.s. Volharding en m.s. Monica M. De Raad voor de Scheepvaart heeft schriftelijk uitspraak gedaan inzake de aanvaring op 3 April j.l. van het motorschip VOLHARDING met het Britse motorschip Monica M, nabij de Royal Sovereign in het Engelse Kanaal, tijdens mist. Volgens de Raad kan op de navigatie aan boord van de Volharding (kapitein H. Koerts te Zuidbroek) geen aanmerking worden gemaakt. Het opdoemen uit de mist van de Monica M was zo onverwacht en verrassend dat mede in verband met de vaart die dit schip liep, aan boord van de Volharding geen tijd en gelegenheid is geweest om nog enige maatregel ter voorkoming van de aanvaring te nemen.
No. 51. St-Crt. No. 145 van 29 Juli 1955:
Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake de aanvaring van het motorschip “Volharding” met het Britse motorschip “Monica M” nabij de Royal Sovereign. Op 3 april 1955 is het motorschip “Volharding” op de reis van Rotterdam naar Algiers, tijdens dichte mist, in het Engelse Kanaal nabij de Royal Sovereign aangevaren door het Britse motorschip “Monica M”. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 3 juni 1955, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip “Volharding” is een Nederlands schip, toebehorende aan de rederij W. en H. Koerts te Zuidbroek. Het meet 488 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 830 PK motor. Op 2 april 1955, te 15 uur, vertrok de “Volharding” uit Rotterdam met bestemming Algiers. De diepgang was voor 2.78 m, achter 3.42 m. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 13 personen. Te 16.30 uur was het schip buitengaats. Op 3 April 1955, te 4.35 uur, werd bij logstand 56 Dungeness op 2 mijl afstand gepasseerd. De koers werd nu 244° r.w. Te 06.30 uur werd het mistig; de vaart werd geregeld naar omstandigheden en een uitkijk werd op de bak geplaatst, waarna de 2e stuurman het roer nam. Van het stuurhuis stonden 2 frontramen en S.B.-deur open. De wind was west 2. Daar men de motor afwisselend op langzaam en op stop stelde, was de vaart gering. Te 7 uur werd Royal Sovereign op 500 meter afstand aan stuurboord gepasseerd; de log wees 81 aan. Men heeft het vuurschip even gezien; men schatte het zicht op 500 meter. De kapitein, die steeds op de brug was, hoorde te 7.26 uur, op naar schatting 1½ streek aan stuurboord vooruit, het mistsein van een varend schip; de kapitein zette direct de motor van langzaam op stop. Toen te 7.27 de vaart er uit was, gaf hij 2 lange stoten. De koers was nog 244° r.w. naar de Casquets, de deviatie was O°, de variatie minus 8°.Te 7.28 uur zag men op 1½ a 2½ streek aan stuurboord eerst bogwater en direct daarna de boeg van een schip,dat recht op de “Volharding” aanlag. Het zicht was toen ongeveer 200 meter. Voordat de kapitein iets kon doen, werd de “Volharding“ aangevaren door het Engelse motorschip “Monica M”. Dit schip, dat naar schatting een vaart liep van circa 8 mijl,trof met de steven s.b.-zij van de “Volharding” achter de bak onder een hoek van ongeveer 6 streken en drong daar diep in door. Te 7.30 uur kwamen de schepen vrij van elkaar. De “Monica M”werd verzocht in de buurt te blijven. De “Volharding” had een groot gat, dat tot onder de waterlijn doorliep en waardoor het water in het ruim stroomde. De kapitein liet de lenspomp op het ruim pompen en liet tegelijkertijd pompen op de voorpiek en tank I om te trachten het lek boven water te krijgen. De kapitein liet b.b.-sloep strijken en liet 11 man daarmee naar de “Monica M” brengen. Hij bleef met de stuurman aan boord. Na enige tijd kwam het gat boven water. Toen dus de kans bestond het schip drijvende te houden,l iet hij 4 man van de “Monica M” terugkomen en besloot hij Newhaven als noodhaven aan te lopen. De “Monica M” had inmiddels Newhaven ingelicht en bericht ontvangen, dat een sleepboot onderweg was. Onder begeleiding van de “Monica M” werd koers gezet naar Newhaven. De “Volharding” had slagzij over bakboord en lag sterk achterover. Te 12.15 uur, op ongeveer 2 mijl van Newhaven, kwam een sleepboot in zicht. Deze nam op verzoek de 7 nog aan boord van de “Monica M” zijnde leden van de bemanning over, waarna dit schip werd bedankt. De sleepboot maakte vervolgens vast en te 14.15 uur meerde de “Volharding” te Newhaven. Onder toezicht van een expert van Lloyd's werd de schade aan het schip voorlopig hersteld en te 23 uur van 7 April 1955 vertrok de “Volharding” naar Rotterdam en arriveerde aldaar op 8 April 1955, te 21.40 uur. Men heeft gezien, dat de “Monica M” radar had; de opvarenden van de “Volharding”, die op de “Monica M” zijn geweest, hebben gezien, dat de radar toen bijstond; men heeft voor de aanvaring geen uitkijk op de bak van de “Monica M” gezien. De log wees bij aanvaring 83.8 aan; de stroom liep om de O.N.O., volgens de stroomatlas met een snelheid van 1,2 mijl per uur. De volle-krachtvaart van de “Volharding” is 11 mijl. De aanvaring vond plaats ongeveer 2 mijl bewesten de Royal Sovereign. De verklaring van de uitkijk verschilt iets van die van de kapitein en de 2e stuurman. Hij verklaarde, dat hij, na het passeren van het vuurschip,aan stuurboord boegwater zag; hij had geen mistsein gehoord. Het was dicht van de mist. Hij praaide naar de brug,maar tegelijkertijd gaf de “Volharding” 2 lange stoten. Daarna gaf de “Monica M” één lange stoot, maar voer tegelijkertijd de “Volharding” aan. Ter zitting verklaarde de kapitein geheel overeenkomstig het hiervoor vermelde. Hij voegde daaraan toe, dat de vaart van de “Volharding” bij langzaam ongeveer 3 mijl is;het schip is niet uitgerust met een radarinstallatie. Toen getuige het mistsein hoorde, heeft hij onmiddellijk de machine gestopt; hij achtte het niet nodig door achteruitslaan de vaart er uit te halen, daar deze zeer gering was en bleek, dat na een minuut het schip stil lag. Getuige had het mistsein van de Royal Sovereign gehoord; hij is niet naar het vuurschip gaan zoeken, maar zag het flauw op de gewone koers. Getuige heeft niet opgemerkt of de “Monica M” voor de aanvaring achteruit heeft geslagen, maar hij meent, dat dit schip op het laatst wel iets naar stuurboord draaide. Men had van de brug van de “Volharding” een vrij uitzicht over het voorschip. Er is na de aanvaring eerst met 2 pompen op het ruim gepompt, maar dan liet getuige met één pomp op de voorpiek pompen om het voorschip te lichten.Het gelukte op deze wijze,mede doordat het schip slagzij over bakboord kreeg, het lek boven water te brengen.
Het oordeel van de Raad luidt als volgt: De aanvaring, welke op 3 April 1955 ongeveer 2 mijlen bewesten het vuurschip Royal Sovereign heeft plaats gevonden tussen het Nederlandse motorschip “Volharding” en het Britse motorschip “Monica M”, kan niet worden geweten aan schuld aan de zijde van de “Volharding”. Nadat de “Volharding” op 3 April 1955,t e 4.35 uur Dungeness op 2 mijl afstand bij goed zicht was gepasseerd en de koers was verlegd op 244° r.w., werd het te 6.30 uur mistig,waarna het zicht verminderde tot ongeveer 500 m. In verband daarmede zijn toen aan boord van de “Volharding” direct maatregelen genomen. Van hieraf is afwisselend gevaren, waarbij de motor dan weer op langzaam,dan weer op stop is gesteld. Er is een uitkijk op de bak geplaatst, terwijl op de brug twee frontramen en de deur aan stuurboord open stonden. Ook is geregeld het voor varende schepen voorgeschreven mistsein met de luchtfluit gegeven. Aldus varend, is de “Volharding”,welk schip geen radar aan boord heeft, om 7 uur het vuurschip Royal Sovereign op 500 m afstand aan stuurboord gepasseerd, waarbij de omtrekken van dat schip vaag zijn gezien. Te 7.26 uur werd daarop voor het eerst het mistsein van een ander varend schip gehoord,en wel naar schatting op 1½ streek aan stuurboord vooruit. Onmiddellijk is daarop aan boord van de “Volharding” de motor weer op stop gezet en toen de vaart van de “Volharding” er omstreeks 7.27 uur uit was, is met de luchtfluit het mistsein van een stilliggend schip ,2 lange stoten, gegeven. Het zicht was inmiddels nog slechter geworden en bedroeg toen hoogstens 200 m. Plotseling werd daarop, misschien één minuut later, op 1½ á 2½ streek aan stuurboord eerst het boegwater en direct daarna de boeg van een schip, dat later bleek de “Monica M” te zijn, waargenomen, welk schip met een door de opvarenden van de “Volharding” geschatte vaart van 8 mijl recht op de “Volharding” aanlag en vervolgens de “Volharding” aanvoer, waarbij het met zijn steven de s.b.-zijde van de “Volharding” achter de bak onder een hoek van ongeveer 6 streken trof en daar diep in doordrong. De Raad is van oordeel, dat op voormelde navigatie aan boord van de “Volharding” onder de hierboven vermelde omstandigheden geen aanmerking kan worden gemaakt en dat het opdoemen uit de mist van de “Monica M” voor de “Volharding” zo onverwacht en verrassend en op zo korte afstand is geweest, dat, mede in verband met de vaart, welke de “Monica M” liep,aan boord van de “Volharding” geen tijd en gelegenheid is geweest om nog enige maatregel ter voorkoming van de aanvaring te nemen. De maatregelen, welke door de kapitein van de “Volharding”, welk schip door de aanvaring een groot gat aan stuurboord had gekregen, dat tot onder de waterlijn doorliep en waardoor het water in het ruim stroomde, vervolgens tot behoud van schip en lading en in het belang van de bemanning zijn genomen, verdienen naar het oordeel van de Raad alle lof en zowel het overgeven van het grootste deel van zijn bemanning aan de “Monica M” in verband met het niet denkbeeldige gevaar voor zinken van de “Volharding” als de wijze, waarop hij persoonlijk heeft gezorgd voor het leegpompen van voorpiek en tank I, met het resultaat, dat het lek boven water kwam, alsook het vervolgens binnenbrengen van zijn schip in de haven van Newhaven, getuigen van goede zeemanschap. Daar aan de Raad verklaringen over de aanvaring van de zijde van de “Monica M” ontbreken, is het niet mogelijk een oordeel te vellen over de vraag of dit schip schuld aan de aanvaring heeft. Wel acht de Raad de snelheid van dit schip, indien deze door de opvarenden van de “Volharding” juist is geschat, onder de gebleken omstandigheden te hoog ,ook al zou de radar, welke dit schip aan boord had,hebben bijgestaan en gebruikt zijn. Verder zou in dat geval aan de “Monica M” kunnen worden verweten, dat dit schip, indien aan boord daarvan de “Volharding”op het radarscherm is waargenomen, zijn koers niet tijdig zodanig heeft gewijzigd, dat het op veel grotere afstand, ten minste 2 mijlen,van de “Volharding” zou zijn gebleven. |