Familiegegevens en opleiding
Geen.
De schepen van de kapitein
J.H.Bart was in 1895/96 kapitein van het stalen fregat “Vondel”, gebouwd in 1895 door F.F.(H.F.) Groen te Amsterdam, 1562 ton, varend voor F.C.Groen te Amsterdam052.
Bouma025 vermeldt J.H.Bart als gezagvoerder gedurende:
* 1881 t/m 1886 van het composite fregat “Amsterdam”, gebouwd in 1873 te Amsterdam, 1420 ton o.m., varend voor van Eeghen & Co te Amsterdam;
* 1888 t/m 1889 van de comp.bark “Ardjoeno” ex Amsterdam, gebouwd in 1873 te Amsterdam bij Meursing & Huygens, voor de reders van Eeghen & Co te Amsterdam, 1369 ton o.m., varend voor Hendrichs & Co te Amsterdam. (het schip werd in in 1886 verkocht aan A.Hendrichs & Co, die de naam wijzigde in “Ardjoeno” en het schip reduceerde tot een bark) zie ook 052.
“De “Ardjoeno”, met kolen van Cardiff naar Amboina, moest 12 november 1887 Kaapstad binnenlopen om uit haar lading 500 ton “verhitte” kolen te lossen, welke aldaar in veiling werden verkocht052 (broei in kolen kwam in die tijd frekwent voor)
* 1891 op hetzelfde schip en dezelfde reder.
* 1895 t/m 1896 van het stalen fregat “Vondel”, gebouwd in 1895 te Amsterdam, 1562 ton n.m., varend voor F.F.Groen te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
In de Bijlagen van de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 03 april 1890 worden de beoordelingen bekendgemaakt van de scheepsjournalen uit 1888/89. De gouden medaille is toegekend aan kapitein C.Drooglever Fortuijn van het ss “Sumatra”, de zilveren medaille aan kapitein W.P.Harten van het ss “Prinses Amalia” en de bronzen medaille aan kapitein D.H.Hinlopen van het ss “Pollux”. Voorts wordt in het rapport opgemerkt dat er is overwogen het aantal medailles uit te breiden, maar dat daarvan is afgezien omdat daardoor de waarde van de medailletoekenning zou afnemen. Toch wordt opgemerkt dat er sprake was van uitmuntende verslagen van kapitein C.Koning van het ss “Voorwaarts” en H.Sluiter van het ss “Prins Maurits” en van zeer goede verslagen van H.H.Bart van de bark “Ardjoeno”, A.G.Mörzer Bruijns van het ss “Burgemeester den Tex” en G.A. van der Woude van het ss “Prins van Oranje” 042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 12 september 1882 wordt vermeld de heer van Hasselt, directeur der filiaalinrichting van het Kon.Ned. Meteor. Inst. te Utrecht: “Als nu reikte hij uit aan de Heeren W.P.Harten, H.Hissink en H. de Jonge getuigschriften voor uitmuntende journalen; aan de Heeren R.J.Weber, C.Jaski, A.G. Mörser Bruijns, W.Adriani, R.Berckelbach v.d Sprenkel, J.F. Graad van Roggen, A..J.Herckenrath, J.H.Bart, H.C.Haacke, H.W.Prins en A.F. de Vrije voor zeer goede journalen.” 023.
Een getranscribeerd brievenboek onder de naam van “Bron Privaat” is uitgegeven in A-4 vorm door de heer Bron te Heemskerk. 102.
In het brievenboek staan opmerkingen over de werkzaamheden van kapitein Hinderikus Johannes Bron, met soms ook opmerkingen over zijn collega-kapiteins. Het lezen van het brievenboek zelf wordt aanbevolen door degene, die is geïnteresseerd in de maritieme levensloop van kapitein Bron in de periode 1894-1897.
p.184/191, Javazee, 16 september 1895, brief van Bron aan” vriend Schneijder”:
Zodoende zijn wij thans in de Java Zee ongeveer bij het rif van Sedaria. Of wij er nog top tijd zullen komen, weet ik niet, er zal wel flink over gemopperd worden, maar hier is niets aan te doen, men vaart feitelijk niet voor zijn plezier. Enkelen misschien uitgezonderd, maar het zal ook wel niet alleen plezier zijn, hetgeen Bart noodzaakt met de Vondel naar zee te gaan. … “
p.212/215, Penco, 17december 1895, brief aan “Waarde stuurman Munneke”:
“Het schijnt dat er weer enige ongelukken onder de schepen zijn voorgevallen. Dit is toch bijna elk jaar zo. Kapitein Bart treft het niet, na lange jaren rust genoten te hebben, meteen met het nieuwe schip averij te hebben. Als het maar niet gaat als met de oude Vondel. … Maar wat bezielt Bart om weer naar zee te gaan? Is het enkel om nogmaals te zeilen? Daar is dunkt mij zoveel pret niet aan of laten de fondsen niet toe om zijn oude dag rustig te slijten? “
p.237/244, Penco 15 januari 1896, brief aan “Waarde vriend Schneijder”
“Gij schrijft over de schepen van Groen. Nu wij beiden hebben de Columbus van stapel zien gaan en de Nel is een evenbeeld, dus de Vondel zal het ook wel zijn, dunkt mij. Is men zonder schip dan wordt het anders, maar in andere gevallen, nee mijn Oostenburg ruil ik er niet voor. In ballast slingetrt hij, om de zuid echter ook geducht, maar Bart was hieraan vroeger, dunkt mij, wel gewoon, want de Amsterdam (ik bedoel de Ard Joeno) was ook een mooi beeld, evenzo de Amstel om de zuid zeer ellendig, dus als de Vondel nog erger is, dan heeft hij een goede naam, maar aan welke rederij is de Vondel overgedaan? Zoals ik vroeger reeds schreef, de Oceaan kan bezaaid zijn met schepen zonder dat wij er iets van weten, ik heb van de Vondel nog geen mast of steng gezien.”
Uit. JACOB OLIE Jbz (1834-1905). Monografieën van Nederlandse fotografen nr. 10
Anneke van Veen. Focus Publishing Amsterdam. 2000, 268 pp.
Op cat 53 staat de kapitein (i.c. zijn vader Johan Jacob Bart) op ontspannen wijze het gezag uit te stralen. Zijn 18-jarige zoon Jacob Hendrik neemt alvast een voorschot op zijn toekomstige carrière op zee, door in zijn nette pak te poseeren met het scheepsjournaal onderr handbereik. … Het bijhouden van het scheepsjournaal was de taak van de eerste stuurman, maar op de voorlaatste reis van de Prins Maurits – 1858-1860 – was Bart jr. nog een eenvoudige lichtmatroos met een gage van acht gulden per maand. Of hij op de laatste reis ook van de partij was, weten we niet, maar de functies van tweede en eerste stuurman werden toen in ieder geval door anderen vervuld. Het is dan ook waarschijnlijk geen toeval dat we Bart jr aantreffen op het groepsportret van de matrozen…. al weet hij zich door zijn houding en keurige lichte broek te onderscheiden van de stoere zeebonken. Jacob Hendrik Bart zou zijn carriére inderdaad eindigen als scheepsgezagvoerder. In 1895 heeft Olie hem geportretteerd aan dek van de ss Vondel. …”
Familiegegevens en opleiding
In het tijdschrift “De Zee”, Jg.11, p.428, 1889, staat de uitslag van de examinering van stuurlieden ter Koopvaardij door een Rijkscommissie. In Juli werd het diploma A derde stuurman groote zeilvaart uitgereikt aan W.Catlender. Tevens werd met gunstig gevolg het aanvullend examen voor de stoomvaart afgelegd.
In “De Zee” 1894, p.36 staat vermeld dat W.Catlender het diploma A Groote Zeilvaart voor 1ste stuurman is toegekend.
De schepen van de kapitein
W.Catlender was in 1896 kapitein op de ijzeren bark “Melati”, gebouwd in 1885 bij Campbell Macintosh & Browstend te Necastle upon Tyne, 1071 nrt, varend voor de Scheepvaart Maatschappij “Zuid Holland” te Rotterdam. In 1897 verkocht aan Walmsleye & Co te Liverpool052.
W.Catlender was van 1897-1900 kapitein van het stalen fregat “Vondel”, gebouwd in 1895 door F.F.(H.F.) Groen te Amsterdam, 1562 ton, varend voor F.C.Groen te Amsterdam. Het schip werd in 1900 met schade te Falmouth binnengebracht052.
Bouma025 vermeldt W.Catlender als gezagvoerder gedurende:
* 1896 t/m 1897 van de ijzeren bark “Melati”, gebouwd in 1885 te Newcastle, 1060 ton n.m., varend voor de reederij Zuidholland, dir. J.Koning. Het schip werd in 1897 verkocht naar Liverpool;
* 1897 t/m 1900 van het stalen fregat “Vondel”, gebouwd in 1895 te Amsterdam, 1562 ton o.m., varend voor F.F.Groen te Amsterdam. Het schip werd in 1900 met schade te Falmouth binnengebracht en verkocht naar Hamburg.
Overige bijzonderheden
Een reis van kapitein Catlender met de “Vondel” wordt beschreven door Frans Pieter van Houten, die deze als 17-jarige lichtmatroos in 1899/1900 meemaakte en zijn belevenissen optekende in “Herinneringen uit mijn zeilvaarttijd” (p.103 t/m 107 in het boek “Dwarsgetuigd. Herinneringen van Kaap Hoorn-vaarders” door K.Suyk Jr, De Boer Maritiem. Unieboek bv., Bussum, 1978. Het schip lag in 1899 in het S.W.India Dock te Londen. De kapitein werd op deze reis vergezeld van zijn vrouw en zijn zoontje Jantje. De tocht ging naar Melbourne. Tijdens de wachten van de 2e stuurman was de kapitein meestal aan dek of bij de hand. Het was een beste man.. … Op de goede stemming aanboord van de “Vondel” viel in het algemeen weinig aan te merken, in het logies werd niet gekankerd.” Melbourne werd na 91 dagen bereikt. Vanwege voordurende moeilijkheden met de 2e stuurman deserteerd van Houten en ging verder met een Amerikaans schip.
Het fregat “Vondel” onder kapitein W.Catlender verliet Melbourne op 29 april 1899 en wordt van Londen gemeld op 01 september 1899. Hazelhoff Roelfsema vermoedt een ronding van Kaap Hoorn van west naar oost.
Hetzelfde scchip en kapitein waren op 05 mei te Melbourne, op 22 augustus te Falmouth en op 31 augustus te Mersey. Hazelhoff Roelfsema vermoedt een Kaap Hoornronding van west naar oost.
Het fregat “Vondel” vermoedelijk ook nu onder kapitein Catlender was te Melbourne op 16 december 1901 en op 26 april 1902 te Londen “No indication C.Hope or Horn.”
Hetzelfde schip onder kapitein W.Carlender was op 14 december 1904 te Freemantle, op 16 maart 1905 te P.Germein en op 11 juli 1905 te Falmouth waar het schip werd verkocht. Op deze terugreis werd Kap Hoorn gerond van west naar oost.121
Later kapitein van "Josephina "Id 3304.
Eigenaar N.V. Maatschappij Stoomschip JOSEPHINA.
Jos de Poorter Rotterdam. ( J.S.020822)