1953-03-05: |
NvhN 05-03-1953: Nederlandse coaster in aanvaring bij Londen. Gisteravond is de kustvaarder WESTERDOK (393 ton, afkomstig uit Amsterdam) ter hoogte van Northfleet in de monding van de Theems in aanvaring gekomen met het 1.512 ton metende Noorse schip Hildur. Het Nederlandse vaartuig liep aanzienlijke schade op aan stuurboord en is voor anker gegaan. Van de bemanning van elf koppen (kapitein is de heer Smith) werd niemand gewond.
Het Vrije Volk 06-03-1953: WESTERDOK liep lichte schade op bij botsing. De Nederlandse kustvaarder „Westerdok" is Woensdagavond in de monding van de Theems in aanvaring geweest met het Noorse ss „Hildur I". Het Nederlandse schip liep schade op aan stuurboord, de Noor ging met schade aan de boeg voor anker. Naar de redery van de „Westerdok", Kampman's Bevrachtingskantoor te Amsterdam, meedeelt, is het schip niet ernstig beschadigd. In Londen zal een kleine noodreparatie worden verricht, waarna de coaster de reis naar Amsterdam zal hervatten. Zondag wordt de „Westerdok" verwacht.
NvhN 13-06-1953: Het vervoer van kunstschatten. Bijzondere voorschriften gewenst. De inspecteur voor de Scheepvaart, de heer J. Metz, heeft bij het onderzoek van de Raad voor de Scheepvaart naar de oorzaak van het ongeval met het m.s. WESTERDOK in de Theems, bijzondere maatregelen aanbevolen van autoriteiten en initiatiefnemers bij het vervoer van een lading onvervangbare waarden, vooral voor het vervoer van nationale kunstschatten. „Als ik bijzondere voorschriften voor dergelijke lading vraag", zo zei de inspecteur, „ben ik me ervan bewust, dat ik zeer moeilijke eisen aan de scheepvaart stel, doch men zal bovenal met het vervoer van kunstschatten overzee, zich van een behoorlijke zekerheid moeten overtuigen". Aan boord van de Westerdok, die op 4 Maart j.l. tijdens een zware mist tengevolge van een „foutieve schatting der zeestromingen" tegen een Noors schip lek was gestoten, bevond zich 25 ton stukgoederen, bestaande uit machinerieën en een aantal waardevolle schilderijen o.a. van Rembrandt en Hals uit het Frans Hals Museum te Haarlem. Deze nationale kunstschatten waren geëxposeerd geweest in de National Gallery te Londen. Zij werden onder supervisie van de directeur van het Frans Halsmuseum, de heer H. P. Baard, naar Nederland vervoerd. De schilderijen liepen bij de aanvaring geen schade op, doordat het lek in het voorruim was geslagen en de schilderijen zich in het achterruim bevonden. Afgezien van de onvervangbare waarde der lading achtte de inspecteur de kapitein van het schip, de heer C. Smith, die als betrokkene door de Raad werd gehoord, niet geheel vrij van schuld „onder meer omdat hij geen loods aan boord had, genomen". Hij vroeg de Raad tegen de kapitein als straf „een berisping" uit te spreken. |