1886-06-14: |
NRC 290786
Het Handelsblad bevat een particuliere correspondentie uit Penang, waarin uit de Penangse bladen de toedracht medegedeeld wordt van de aanval der Atjehers op het Nederlands-Indische stoomschip HOK CANTON, ter rede van Rigas.
De HOK CANTON verliet Oleh-leh op zondagmiddag 13 juni en liet nog die dag omstreeks 7 uur in de avond het anker te Rigas vallen. De 14de juni, omstreeks 7 uur, zat kapt. Hansen met zijn vrouw op de brug, De bootsman was bij hen, terwijl de eerste machinist in een luierstoel uitrustte. Plotseling kwam toen een zwaar bemande Atjehse boot, door vier andere boten gevolgd, naast de HOK CANTON. Dit was volstrekt niet vreemd, daar de Atjehers wel meer aan boord kwamen. Zodra de boten het schip bereikt hadden, riepen de Atjehers, dat Toenkoe Oemar er was, een der hoofden uit de buurt. Toenkoe Oemar kwam dus aan boord, en de Atjehers schaarden zich voor en achter hem.
Plotseling op een gegeven teken stormden zij op de kapitein los. De bootsmaat werd terstond doodgeschoten en, na een half uur weerstand te hebben geboden, zonk ook de machinist Mc.Culloc met vele wonden dood neer. Kapitein Hansen werd ernstig gewond aan het hoofd, en ook zijn vrouw werd gekwetst. Beiden werden aan de brug vastgebonden, en toen begon de plundering. De rovers liepen het schip af, stalen al het geld, namen zoveel wapenen en ammunitie mee, als zij konden vinden, en lieten geen voorwerp van enige waarde achter.
De gehele buit werd in drie der sloepen van de HOK CANTON geborgen. Kap. Hansen en zijn vrouw, die werden losmaakt, sprongen overboord, maar werden weer opgevist door de rovers, die hen weer knevelden en in een der boten plaatsten. De andere zes manschappen werden ook als gevangenen medegevoerd. Toen de Serang Toenkoe Oemar verzekerde, dat hij zonder hulp der gevangen bemanning het schip niet kon wegvoeren, besloot Toenkoe later terug te keren, ten einde de plundering te voltooien.
Kapt. Roura, een Fransman, gezagvoerder van de brik EAGLE, die peper kwam halen, bevond zich op dat ogenblik aan de wal, aldaar hoorde hij het geschreeuw in de richting van HOK CANTON en besloot toen er heen te gaan. Hij sprong terstond in een boot, roeide naar de HOK CANTON en gelastte in het voorbijvaren aan de bemanning van zijn eigen schip onmiddellijk in zee te steken.
Aan boord van de HOK CANTON gekomen en ziende wat er gebeurd was, nam de kapt. Roura het commando over, bracht het schip naar Oleh-leh en ankerde daar bij de RAJAH, dat dezelfde eigenaar behoort. Kapt. Kerr, de commandant van dit schip, kwam onmiddellijk aan boord, nam het bevel over, bracht het schip op een veilige plaats en verwittigde de Nederlandse autoriteiten.
Spoedig kwam antwoord van de gouverneur uit Kotta Radja, die mededeelde dat hij de volgende ochtend zou komen. Intussen maakte kapt. Kerr alles aan boord weder in orde. De verminkte lijken werden weggenomen, en toebereidselen gemaakt voor hun teraardebestelling, welke de volgende ochtend geschiedde. De dienst werd waargenomen door een Engelse en een Nederlandse predikant, en door alle burgerlijke autoriteiten bijgewoond.
Spoedig reeds meldde de Penang Gazette, dat kapt. Hansen aan zijn wonden was overleden. De kanonneerboot PALEMBANG bracht het bericht mede uit Rigas, dat Nija Paryoeng een onderhoud had met de vrouw van de kapitein, die een lichte wond aan de arm had bekomen. Zij schreef een brief aan de assistent-resident, maar de inhoud hiervan is niet bekend. De vrouw van de kapitein wordt met de andere gevangenen door 100 goed gewapende Atjehers bewaakt. Toenkoe Oemar wil ze uitleveren tegen een losgeld van 50.000 dollar. Zodra echter troepen aan land werden gezet, werden de gevangenen terstond naar het binnenland vervoerd.
De Toenkoe Oemar was steeds een der gevaarlijkste hoofden tijdens het begin van de oorlog in Atjeh. Toen het hem daar echter te warm werd, is hij met zijn aanhangers naar Oleh-leh gegaan en onderwierp zich aan ons gezag. Na enige tijd te Oleh-leh vertoefd te hebben, verzocht en verkreeg hij verlof, naar zijn land terug te mogen keren. Een oorlogsschip bracht hem naar de plaats zijner bestemming, maar nauwelijks had het schip het strand bereikt, of Toenkoe en zijn bende vielen de matrozen aan, vermoordden hen en namen bezit van hun wapens. Toenkoe Oemar is dus een oude kennis.
Deze nieuwe onbeschaamdheid van Toenkoe Oemar maakte hier grote indruk. Een grote meeting werd belegd, werkelijk een internationale, die door vertegenwoordigers van verschillende volken werd bijgewoond. Eenstemmig werd besloten een adres te richten tot de gouverneur, ten einde zijn tussenkomst in te roepen tot bevrijding van de machinist John Fay en de andere Engelse onderdanen, welke zijn gevangen genomen. Daar kapt. Hansen een Deen is, wordt tevens samenwerking tussen de Engelse en Deense regeringen aanbevolen.
De Penang Gazette laat zich op de meest heftige wijze uit over de onmacht der Nederlanders, om de veiligheid in hun koloniën te handhaven. Het blad eist, dat de Engelse regering afdoende maatregelen neme, ten einde de veiligheid der Engelse onderdanen onder de Nederlandse vlag te waarborgen.
|