ZIE VOOR UITGEBREIDE GEGEVENS WAARONDER OPMERKINGEN DIE OOK IN NAVOLGENDE TEKST ZIJN VERMELD:
EEN TERSCHELLINGER ZEILVAARTKAPITEIN. REIZEN EN LOTGEVALLEN VAN SIES JANS ROTGANS (1805-1857.
Door Bram Oosterwijk, Coolegem Media, Rotterdam, 2016, 167 pp
Familiegegevens en opleiding
Sies Jansz Rotgans werd geboren te Joure op 26 september 1805 als zoon van Jan Siebesz Rotgans en Wietske Siezens van der Zee.
Hij trouwde te Terschelling op 03 augustus 1838 met Tietje Wybrand Rotgans, geboren te Terschelling op 03 november 1813 als dochter van Wybrand Pietersz Rotgans en Maamke Jans Doeksen.. Zij overleed op 21 oktober 1893 te Terschelling, 79 jaar, weduwe.
Sies overleed in juli 1857 te St.John, USA.
Krantenadvertentie ( Vermoedelijk de Amsterdamsche Courant)
“Heden ontving ik het hartverscheurend berigt, dat mijn innig geliefde Echtgenoot S.J.ROTGANS, te St.JOHN in N.-America, aan een plotseling ontstaan toeval in den ouderdom van 51 jaren was overleden. Ik houd mij overtuigd, dat allen, die den waardigen Man gekend hebben, in mijne regtmatige droefheid zullen deelen, over dit voor mij, mijne vijf Kinderen, en zijne overige Betrekkingen zoo zwaar verlies
WEST-TERSCHELLING T.W.ROTGANS,
28 Julij 1857 Wed. S.J.Rotgans
Een kopie van deze advertentie is opgenomen in de autobiografische aantekeningen “Reizen en lotgevallen van Sies Jans Rotgans”, een typoscript dat aanwezig is in de bibliotheken van het NSM te Amsterdam en het Fries Scheepvaartmuseum te Sneek.
In aantekeningen bij dit manuscript staat nog:dat in de overlijdensacte de mededeling staat dat hij is overleden “in het hotel van Mr. Stubbs, in de stad St.John. in het Graafschap Saint John op de negenden july enz., overleden aan een smartelijke lighaamsziekte te weeten eene verlamming enz.”
In een monsterrol uit het Amsterdamse Archief van de Waterschout011a is een rol van de kof “De Groote Zeevaard”, kapitein Jan Siebes Rotgans, bestemming Genua/Livorno, boekhouder Gebr. Hartsen, 6 bemanningsleden waaronder stuurman Sies Jans Rotgans.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
S.J.Rotgans werd met vlagnummer 420 per 17 juli 1838 ingeschreven als effectief lid van Zeemanshoop op voordracht van D.Grim. Zijn schip was de "Egmond", in het register doorgestreept en vervangen door "Plancius". Toegevoegd is "overleden"002. Ten tijde van de inschrijving was hij 32 jaar en ongehuwd002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 10/17 juli 1838 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Sies Jansz Rotgans, oud 32 jaar, voerend de schonerbrik “Egmond”, met als adres de heer W.Schut op het Damrak, op voordracht van kapitein D.Grim. Hij kreeg vlagnummer 420023.
Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 20 juni 1843.003
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 maart 1857 staat een bericht van kapitein S.J.Rotgans, dat hij een reis naar Amerika gaat doen “en op dezelve in zijn betrekking tot het fonds wenschende te blijven.”042.
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 07 januari 1858 verzoekt de wed. S.J.Rotgans om een uitkering voor haar en 3 kinderen, die haar in de vergadering van 04 februari 1858 wordt toegekend met ingang van 01 augustus 1857.042.
In notulen dd 01 juni 1854 van een Algemene Ledenvergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop staat de volgende mededeling:
“De Voorzitter de vergadering geopend hebbende zegt de Secretaris dat van de Heeren P.Huidekoper, H.Rolff, S.J.Rotgans en G.Mulder is ingekomen eene missive van de 23ste der vorige maand verzoekende eene buitengewone vergadering van effectieve Leden bijeenteroepen ten einde hun ter ondersteuning aan te bieden, een request aan den Minister van Justitie, ter verkrijging van wettelijke verordeningen op de tucht aanboord van koopvaardij schepen. Hij zegt dat ten gevolge hiervan de tegenwoordige vergadering is bijeengeroepen en leest hierop het request voor. Hij herinnert hoe reeds in den jare 1841 vanwege het Bestuur van Zeemanshoop aan den Koning een verzoekschrift gelijke strekking hebbende, doch zonder gevolg was ingediend en licht vervolgens de zaak nader toe.
Al de aanwezige Leden, het gewicht der zaak beseffende, bekrachtigen het voorgelezen request met hunne naamteekening welk request nog gedurende eene week op het Bureau ter verdere onderteekening zal liggen.”
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 23 februari 1858 staat de mededeling dat aan de weduwe van S.J.Rotgans geb. Rotgans per 01 augustus 1857 voor haar en 3 kinderen een uitkering is toegekend in de 1e klasse.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 08 augustus 1876 staat vermeld dat aan de weduwe S.J.Rotgans een gratificatie is toegekend van f 10,-.023.
De schepen van de kapitein
lid van het college Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
420 1838-1839 sch.brik Egmond J.Hartsen
1840 bark Plancius idem
1841-1846 bark Plancius Jonkh.J.Hartsen
1848-1853 bark Plancius Gebr.Hartsen
157 1854-1855 fregat Prins Frederik der Nederlanden idem
1856 geen vermelding van schip en boekhouder
In 1838 werd de "Egmond" overgenomen van zijn vader Siebe Jans Rotgans.
S.J.Rotgans was in 1840 gezagvoerder van de "Plancius" (302 ton), op 18 mei 1840 te water gelaten op de werf "De Walvisch" van Jan Nuveen te Amsterdam voor reder Jacob Hartsen027.
Bouma025 vermeldt S.J.Rotgans als gezagvoerder gedurende:
* 1838 t/m 1840 van de schoenerbrik “Egmond”, gebouwd in 1838 te Amsterdam, 252 ton o.m., varend voor J.Hartsen te Amsterdam. Het schip werd in 1840 verkocht aan de marine te Indië;
In het Tijdschrift voor het Zeewezen, 1851, p.982 (Nr T3 in het NSM) staat dat de schoenerbrik “Egmond” op een particuliere werf werd gebouwd en door de marine in 1840 werd aangekocht. Bovendien de volgende opmerkingen: van 1840 t/m 1851 in Oost Indië, in 1848 en 1849 buiten dienst vanwege reparaties, op 1 juli 1850 weer in dienst als wachtschip te Soerabaja, later op Amboina;
* 1841 t/m 1847 van de bark “Plancius”, gebouwd in 1831 te Amsterdam, 314 ton o.m., varend voor J.Hartsen te Amsterdam;
* 1848 t/m 1854 van hetzelfde schip, maar nu voor de Gebr. Hartsen te Amsterdam. Het schip was in 1855 eigendom van van Baggen & Co te Amsterdam en herdoopt in “Iris”;
* 1854 t/m 1856 het fregat “Prins Frederik der Nederlanden”, gebouwd in 1838 te Amsterdam, 650 ton o.m., varend voor de Gebr. Hartsen te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
Sies Jansz Rotgans werd geboren op 26 september 1805 te Joure (zie acte van kennelijkheid). Hij overleed op 09 juli 1857 te St.John, New Foundland. Hij was als koopvaardijkapitein lid van het Amsterdamse zeemanscollege "Zeemanshoop" met vlagnummer 420 resp.157. Zijn schepen waren:
1840 Egmond, schoenerbrik
1840-1853 Plancius, bark 200 lasten, gebouwd 1840
1854-1856 Prins Frederik der Nederlanden
Informatie van mevr.M.J.M.Weber, Hilversum. april 1999.
Sies Jans Rotgans werd geboren op 26 september 1805 te Joure als zoon van Jan Siebe Rotgans, zeekapitein. Hij huwde op 03 augustus 1838 met Tietje Wijbrands Rotgans, geboren 02 november 1813 te Terschelling-West als dochter van Wijbrand Pieter Rotgans (akkerbouwer en stierhouder) en Maamke Jans Doeksen. Zij is aldaar overleden op 21 november 1893 (Kees Stada zegt dat zij is overleden op 21 oktober 1893 en op 24 oktober 1893 is begraven op de begraafplaats bij de Brandaris). Sies Jans overleed op 09 juli 1857 te St. John 010-p.39
"Als Sies Jans Rotgans als kapitein wordt aangesteld is zijn eerste schip (dus niet zijn eerste schip-zie AAKZ) de nieuwe bark "Plancius". Hij had het bouwtoezicht op de werf "De Walvisch", waar deze bark voor rekening van zijn reders, de Gebr. Hartsen, in aanbouw was. De "Plancius" werd in 1840 te water gelaten en was bestemd voor de Indiëvaart. Met deze bark maakte kapitein Rotgans in 1846 een reis van Java naar Texel in 78¾ dag, zijnde tot 1857 de kortste reistijd voor dit traject. Eerst in dat jaar slaagde de Engelse clipper "Aerolite" erin om dit record te breken, met een reis van 74 zeedagen.
Op 17 oktober 1853 lag de "Plancius" te Amsterdam in veiling en werd verkocht voor ¦32.600,- aan G.J.Boeke. In 1863 strandde het schip te Macassar en moest als verloren worden beschouwd.
Van 1854 tot juli 1857 voerde kapitein Rotgans het fregatschip "Prins Frederik der Nederlanden", op 27 maart 1838 te water gelaten bij de werf "De Nachtegaal", groot 434 ton en eveneens eigendom van de Amsterdamse rederij Gebr. Hartsen te Amsterdam. Aan boord van dit schip is kapitein Sies Jans Rotgans op 9 juli 1857 te St.John overleden." (bron?)
Van mevr. M.J.M.Weber kreeg ik in November 2002 een typoscript van autobiografische aantekeningen van Sies Jans Rotgans getiteld; “Reizen en lotgevallen van Sies Jans Rotgans”. Kopieën heb ik geplaatst op de bibliotheken van het NSM te Amsterdam en het Fries Scheepvaartmuseum te Sneek.
De aantekeningen bevatten gegevens over de jeugd van Sies Jans, toen hij als (licht)matroos vele reizen met de kof (naam niet genoemd) van zijn vader maakte vooral Frankrijk, Spanje/Portugal, het Middellandse Zeegebied en het Oostzeegebied/Scandinavië. Zijn eerste reis was in 1815 naar Koningsbergen. Hij ging rond 1819 in de leer bij de leraar O.S.Bangma in Amsterdam en deed in 1822 examen. Hij ging daarna met zijn vader mee als stuurman
“1824. Ik (dus Sies Jans) ging des voorjaars naar de Joure om een geboorte-acte te halen, want ik moest nu loote voor de Melissie. Ik bleef daar een geruime tijd. Het schip van vader was verkogt; in de zomer kreeg mijn vader weeder een ander schip, zijnde een Pinkschip genaamd de Jan en Cornelis en waar ik ook dadelijk weeder aan boord ging, maar er kwaam van geen varen, zoo dat ik bij mijn oom G.S.Rotgans aan boord het kofschip Margaretha Klasina kwam als matroos. Gingen met gemeld schip naar Monnikendam, namen aldaar een lading kaas in en vertrokken van daar. Onze bestemming was Marseille”. Na de beschrijving van deze reis kwam het schip (via het Noordhollands Kanaal, dat net geopend was) weer in Amsterdam aan en ging vandaar naar Monnikendam, waar het op 06 februari 1825 aankwam. Aldaar was net de grote dijkdoorbraak “zoo dat wij met 2 sloepen van ons schip het land ingingen om menschen en vee te redden, zoo veel doenlijk was, welke zoo 4 dagen duurde. Alstoen moest ik naar Broek in Waterland tot assistentie bij de Burgemeester de heer Cornelis Koker, waar ik zoo ongeveer een maand bleef.” Voor de hulp kreeg hij de zilveren herinneringsmedaille uitgereikt.
Hierna werd hij stuurman op een kof van zijn vader (betreft de “Noord Holland”) en maakte daarmee in de periode 1825-1830 een aantal reizen.
“1830 Ik kreeg een schip. Gingen met deselve naar Monnikendam om te timmeren en vertrokken in april met ballast vandaar naar Cardiff” (de naam van dit schip is niet vermeld). Met dit schip maakte hij als gezagvoerder diverse reizen. In 1833 was het in dusdanig slechte staat dat hij van Tonningen zijn patronen schreef niet verder te willen varen. In 1834 werd hij stuurman op de “Edams Welvaren” van kapitein H.Rolff en kreeg verkering met zijn latere vrouw Tietje Wijbrands Rotgans. ”Haar vader was een landbouwer, wonende op Terschelling.”
In de volgende jaren was hij stuurman op de “Edams Welvaren” (kapitein Rolff), en de “Handelmaatschappij” (kapiteins Rolff resp. Buykes) (zie aldaar)
In 1838 werd hij kapitein op de schoener brik “Egmond” “welke nog in aanbouw was. Desselve was bestemd voor de vaart naar Oostindien voor rekening van de weledele Heere Jacob Hartsen. Nu trouwde ik met het meisje voornoemd en hadden in dien tusschentijd een zeer aangenaam leeven dat de schoener klaar was.” Op 11 november 1838 was voer hij met de “Egmond” met een troepentransport voor het Ned.Indische leger (30 militairen, 1 officier en een dokter) naar Batavia waar hij na 100 dagen aankwam (zie elders de opgave van Bossenbroek065)
Uit de aantekeningen zijn nu de volgende reizen met de “Egmond” te noteren:
Vertrek 02 augustus 1839. Aankomst Batavia 19 oktober 1839. Vertrek Batavia 19 november 1839. Aankomst Texel 10 maart 1840. Schoener “Egmond” werd overgenomen door het gouvernement en ingericht als oorlogsschip met 6 stukken. Het schip deed in 1850 dienst als vrachtschip te Soerabaja, later te Ambon. In 1857 verdween het schip uit de administratie.
Volgende schip was de bark “Plancius”, in aanbouw en in mei 1840 van stapel gelopen. Met dit schip werden de volgende reizen gemaakt:
* Vertrek Nieuwediep eind juni 1840. Na 105 dagen aankomst Batavia. Via Soerabaja, Straat Bali en Tjilatjap terug met suiker en koffie en na 101 dagen aankomst in Nieuwediep.
* Vertrek Nieuwediep eind juli 1841. Aankomst Batavia na 101 dagen. Vandaar naar Calcutta om opium, salpeter en “goemiezakken” te laden en terug naar Batavia. Terug naar Nieuwediep met suiker, koffie en “corsenillie”. Aankomst na 114 dagen eind juli 1842.
* Vertrek Nieuwediep eind september 1842. Na 92 dagen aankomst te Batavia. Vertrek met rijst, koffie, peper, “cassia” en tin begin januari 1843 en na 111 dagen terug in Nieuwediep.
* 25 juli 1843 uitreis en na 98 dagen in Batavia, begin november. Na 10 dagen weer terug met suiker en koffie. Aankomst na 101 dagen, half februari 1844.
* Vertrek Nieuwediep maart 1844. Na 98 dagen in Batavia. Vandaar op 09 augustus naar Canton met 52 chinezen voor Macao. Aankomst na 14 dagen. Vandaar naar Wampoa om thee in te nemen. Begin november naar Amsterdam en na 112 dagen op 26 februari 1845 in Nieuwediep.
* 03 juni 1845 weer naar zee en na 101 dagen in Batavia. In Tjilatjap suiker, koffie en indigo ingenomen. Vertrek op 06 november 1845 en na 95 dagen op 29 januari 1846 weer in Nieuwediep.
* 12 maart weer uitgezeild en na 109 dagen Anjer gepasseerd. 14 dagen later in Soerabaja voor inname van tabak en suiker. Aankomst te Nieuwediep op 24 oktober 1846 na 82 dagen. Hele winter aan boord liggend in Amsterdam
* 10 maart 1847 naar zee. Aankomst na 119 dagen op 7 juli 1847 te Batavia. In Tjilatjap inname van indigo en koffie, vertrek 31 augustus en aankomst in Nieuwediep op 26 november 1847 na 86 dagen.
* 06 maart 1848 naar zee en na 114 dagen via Straat Bali in Soerabaja. Inname van rijst en tabak. Op 14 juli in Batavia, vertrek 18 juli, op 22 oktober in Corunna en op 30 oktober 1848 in Nieuwediep, na 104 dagen..
* 28 maart 1849 in zee en 19 juli in Batavia na 113 dagen. In Tjilatjap een lading koffie en indigo en op 05 december 1849 weer in Nieuwediep.
* 12 maart 1850 vertrek uit Nieuwediep en 13 juni, na 93 dagen, in Batavia. In semarang een lading voor Singapore en China met chinese dekpassagiers. Via Singapore naar Arnoy waar men arriveerde op 21 september 1850. Weer met chinese dekpassagiers naar Singapore en daarna terug naar Semarang alwaar men op 22 december 1850 aankwam. In Soerabaja scheepsreparatie en vertrek op 04 maart 1851 naar Nederland. Aankomst 04 juli 1851.
* 20 november 1851 vertrek en via een reparatie in Portsmouth aankomst op 23 maart 1852 te Batavia na 102 dagen. Via Soerabaja naar Tjilatjap waar koffie en indigo werden geladen. Vertrek op 11 juni 1852 en aankomst op 25 september 1852 in Nieuwediep na 106 dagen.
* 15 november 1852 vertrek uit Nieuwediep en aankomst te Batavia op 12 maart 1853 na 118 dagen. In Tegal inname van suiker en arak, in Indramajoe een partij rijst. Terug naar Batavia en vertrek op 08 maei 1852. Aankomst op 26 augustus 1852 na 110 dagen. Daarna werd de “Plancius” verkocht en Sies Jans Rotgans kreeg toezicht over de bouw van de “Nederland”, gebouwd op de werf Hollandia bij Blok en Mathijsen en bestemd voor kapitein B.Huidkoper. Sies Jans werd gezagvoerder op diens schip de “Prins Frederik der Nederlanden
* Kapitein Rotgans nam in mei 1854 het gezag over de “Prins Frederik der Nederlanden” op zich en vertrok op 07 juli 1854 uit Nieuwediep met o.a. een contingent landmachtmilitairen. Hij arriveerde op 27 oktober te Batavia na 112 dagen. Te Passaroean werd suiker, koffie, tin en koper ingenomen. Tevens waren enkele passagiers aan boord (waaronder kapitein F.M.Carsjens - zie aldaar). Nieuwediep werd bereikt op 15 mei 1855 na 124 dagen.
* Met de “Prins Frderik der Nederlanden” op 24 september 1855 vanuit Nieuwediep naar zee. Arriveerden na 103 dagen (i.c. eerste week van januari 1856) te Batavia. Na lading te Batavia en Semarang (suiker, rijst, arak, koffie en huiden) weer vertrokken en aankomst te Nieuwediep op 09 juli 1856, na 111 dagen. In Amsterdam werd het schip verkocht
De aantekeningen eindigen met de opmerking dat hij op last van zijn patroon Hartsen naar Amerika moest om een in aanbouw zijnd schip “na te gaan en klaar te maken”. Hij ging per stoomboot “Regenboog” vanuit Rotterdam naar Londen, per trein naar Liverpool, en vervolgens per stoomboot naar Boston en Halifax. Vandaar ging hij naar St.John waar hij op 04 juni 1857 aankwam “en nam aldaar mijn intrek in het stadshotel en het schip was gedeeltelijk klaar.” Dit was zijn laatste zin in zijn aantekeningen.
In toelichtende opmerkingen bij het typoscript staat dat er geen naam van het in aanbouw zijnde schip is vermeld, maar dat uit de jaarboekjes van Zeemanshoop kan worden opgemaakt dat het ging om “het volschip de “Acadia. Volgens Bouma025 was de eerste gezagvoerder de kapitein G.Greefkes en ging het in 1868 over naar rederij F.A.Jas, herdoopt tot “Amstelstroom”.
Aan de autobiografische aantekeningen van Sies Jans Rotgans is toelichtende informatie gevoegd door K.Suyk te Heiloo. Hierbij bevindt zich een contract tussen de Nederlandsche Handel-Maatschappij te Amsterdam, zijnde de bevrachter, en de Gebr. Hartsen, “Vervrachters ter andere zijde” Voorts is er een “Instructie voor Kapitein S.J.Rotgans voerende het Schip, Prins Frederik der Nederlanden, op deszelfs Reis van Amsterdam naar Java, en van daar terug naar Amsterdam, in Juny 1854 aan te vangen.” opgesteld door de rederij. Interessant om te lezen met welke gedetailleerdheid dergelijke instructies werden opgesteld.
Sies Jans Rotgans was in 1838 stuurman op de schoenerkof "Maria". Hij was toen 31 jaar en afkomstig van Terschelling.010-p.44. Zie ook Jan Daniëls Bos.
Krantenbericht: (welke krant? Vermoedelijk de Amsterdamsche Courant):
Amsterdam 19 mei 1840, Hedenmiddag ten 2 uure is met goed gevolg van de werf “Walvisch” te water gelaten, het Koopvaardijschip (bark) “Plancius” gebouwd voor rekening van den Heer Jacob Hartsen, door de scheepsbouwmeester J.Nuveen, hetwelk gevoerd zal worden door kapt. S.J.Rotgans en bestemd voor de vaart op Indié.”
Jacobus Snoek werd vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart per 02 september 1842 als ligtmatroos geplaatst op de “Plancius” onder kapitein Rotgans voor een reis van Amsterdam naar Batavia. Hij meldde zich weer op school op 30 mei 1843004-532/1864.
Bernardus Sikkens werd vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart per 12 maart 1844 als jongen geplaatst op de "Plancius" onder kapitein Rotgans voor een reis van Amsterdam naar Batavia. Hij meldde zich weer op school per 11 april 1845004(533/1922).
Pier Vitringa Coulon werd vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam per 18 februari 1850 als ligtmatroos geplaatst op de "Plancius" onder kapitein Rotgans voor een reis van Amsterdam naar Batavia. Hij meldde zich weer op school per 09 jul 1851004(533/2095).
S.J.Rotgans verzorgde per 07 juli 1854 vanuit Nieuwediep met de “Prins Frederik der Nederlanden” een troepentransport van 2 officieren en 141 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 28 oktober 1854 na 113 dagen065.
Op 27 augustus 2002 werd bij veilinghuis van Spengen (Koninginneweg 25 te Hilversum) geveild een aquarel (52 x 66 cm) door Spin uit 1852 voorstellende de driemastbark “Plancius”, in opdracht van kapitein S.J.Rotgans. Het schip draagt het vlagnummer van Zeemanshoop nr. 420 van kapitein Rotgans. De afbeelding werd niet verkocht. In het Museum op Terschelling is een tweede Spin van de “Plancius” tijdens de tewaterlating.
e-mail dd 21 oktober 2005 van M.Lindenborn
Van André Delporte, onze Belgische researcher, kwamen onlangs volgende notities:
Bron: Le Précurseur, van 1856:
29/9/56 : vente du PRINS FREDERIK DER NEDERLANDEN trois-mâts de 650t, doublé et chevillé en cuivre kapt. Rotgans, à Amsterdam.
Uit een brief van S.ten Hoeve, directeur van het Fries Scheepvaartmuseum, dd. 09 januari 2002 aan S.Parma:
“Ik zocht mijn aantekeningen van ruim 25 jaar geleden op over een visite aan de heer ir. J.S.Rotgans (toe: ’t Rond 15 te Loenen (aan de Vecht). Ik bezocht hem toen met name in verband met interessante stukken in zijn bezit van de families Guldenarm (palinghandel Heeg) en Alta (scheepsbouw in Harlingen. Hij bezat het door Hempenius (zonder voorletter) in 1854 vervaardigde portret van Sies Jans Rotgans en twee “Spinnen” van de “Prins Frederik der Nederlanden” en “Egmonts, respectievelijk uit 1854 en 1838.”
Mevr. M.J.M.Weber was op de hoogte van deze bezittingen, die na het overlijden van ir. J.S.Rotgans overgingen naar zijn kinderen. Ook het originele manuscript van de hiervoor vermeldr “Reizen en lotgevallen van Sies Jans Rotgans” zijn in bezit van deze Rotgans-tak. Volgens verhaal in de familie zou het vermelde portret vervaardigd zijn door een passagier op één van de schepen.
In het Archief van de Waterschout in het Gemeentearchief van Amsterdam011 bevindt zich 1 monsterrol op naam van Sies Jans Rotgans en wel dd 05 oktober 1838 met de schoner “Egmond” voor een reis naar Batavia met als boekhouder J.Harsink (sic) en een equipage van 14 man. Daaronder als stuurman J.H.Rolman en onderstuurman J.Veenstra (die later de kapiteinsrang bereikten - zie aldaar).
Voorts bevat dit Archief 1 monsterrol op naam van Willem Hendrik Buikes (sic) 1837 met het fregat “Handelmaatschappij” dd 05 april 1836 ingekeken, bestemd voor een reis naar Batavia, varend voor Trakranen & Co te Amsterdam en met een equipage van 27 man., waaronder stuurmans S.J.Rotgans, oud 20 jaar, geboren te Terschelling
Een monsterrol te Amsterdam011 handelt over kapitein Jan Siebes Rotgans die dd 17 juli 1827 met de kof “Noordholland” uitvoer naar Cadix, Gibraltar en Malaga, voor boekhouder Boerlage & Co te Monnikendam. De equipage bestond uit 5 man waaronder de stuurman Sies Jans Rotgans, oud 21 jaar, afkomstig van Terschelling.
In het Archief van de Waterschout in het RANh te Haarlem van 1842 (381-15)staat het vertrek per 02 september 1842 van de “Plancius” onder kapitein Sies Jans Rotgans. In dat van 1846 (391-19) staat het vertrek van de “Plancius” onder kapitein Sies Jans Rotgans per 16 januari 1846.
In het Museum Het Behouden Huys te Wets-Terschelling hangt een aquarel door J. Spin met op het schilderij het volgende onderschrift:
HET VAN STAPEL LOOPEN VAN HET BARKSCCHIP PLANCIUS KAPITNS.J.ROTGANS DE WERF WALVIS AMSTERDAM door BOUMR NUVEEN
1840”
Tevens een aquarel van de schoenerbrik “Egmond”, kapitein Sies Jans Rotgans. “Op de reis in 1839 naar Baravia breken onder slechte weersomstandigheden twee masten van het schip af. Totgans weet echter met een geïmproviseerd noodtuig de reis voort te zetten. Jacob Spin, bekend om zijn vele scheepsportretten maakte in 1840 een beeldverslagin droe schilderijen. Schenking mevr. T.Wulp-Roos, West-Terschelling”
Foto in mijn bezit. Juni 2009.
Familiegegevens en opleiding
Gerrit Antonie Wagner, geboren te Amsterdam op 19 mei 1822.
Hij was gehuwd met Maria Elisabeth op de Macks, geboren te Amsterdam op 27 november 1823.003
Gerrit was de zwager van kapitein Charles A.M.V.Dalloyaux. (Zie aldaar).
Later verbleef kapitein Wagner te Egmond aan Zee, kennelijk in het zeeliedenhuis aldaar. (zie hierna).
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
G.A.Wagner werd met vlagnummer 609 per 12 december 1854 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein L.M.Declisur. Als zijn schip is vermeld de “Neêrlands Indië” 002.
In de notulen van de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 05/12 december 1854 staan vermeld dat tot effectief lid zijn voorgedragen/benoemd G.A.Wagner (alleen initialen), oud 34 jaar, voerend het fregat “Neerlands Indië”, voor rekening van Trakranen & Co te Amsterdam, op voordracht van kapitein L.M.Delclisur.023.
Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 19 december 1854003.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 januari 1885 wordt aan G.A.Wagner een gratificatie toegekend van f 30,- uit te keren in twee termijnen en wel in februari en augustus. Op 28 januari 1886 krijt G.A.Wagner uit Egmond aan Zee een gratificatie van f 10,-.042.
In de Bijlagen van de Bestuursvergadering van 29 oktober 1884 (Stadsarchief Amsterdam 491-39) is een brief van G.A.Wagner dd Amsterdam 29 october 1884:
“Ondergeteekende, oud Scheepsgezagvoerder voor de Groote vaart stortte gedurende veertig jaren van zijne verdienden penningen in het Weldadig Zeemansfonds, waarvan hij gedurende twintig jaren lid was in het doorlopende fonds. – Gezagvoerder van twee schepen, werd het eerste (de Neêrlands Indie) verkocht en had hij het ongeluk het tweede (Celeritas) door Schipbreuk te verliezen. Langdurige ziekte zoo van hem zelf, de kinderen als van zijne vrouw die na lang lijden bezweek, putte het vroeger oververdiende langzamerhand uit en, was hij alras niet bij magte de Contributien in het doorlopend fonds te voldoen, weshalve hij sedert 1877 daaraan niet heeft kunnen bijdragen.-
Ten volle erkennende dat hij daardoor volgens de Sta zijne rechten heeft verbeurd, veroorlooft hij zich echter de vrijheid, uwe vergadering te verzoeken aan hem een gratificatie te willen toestaan ten einde hem in zijne benarde toestand te steunen, en daarbij thans geheel buiten eenig middel van bestaan is, doch nog gezond en krachtig, hoewel 63 jaren oud gaarne eenig bedrijf bij de hand had, hetzij gewoon boekhouding, magazijnmeester, schrijver, portier of iets dergelijks, maar ondanks zijne pogingen nog niet geslaagd is, iets van dien aard te vinden dat hem in zijn onderhoud kan voorzien.
Hoogachtend heeft hij de Eer te zijn WelEdele Heren Uw Ed. Dienaar G.A.Wagner
Adres Begijne Steeg 136.”
In dezelfde Bijlagen is een brief zonder datum:
“De WelEd Heeren W.Zeelt en Aan Kruinigen.
Mijne Heeren!
Ik ben zoo vrij hier eenige aanhalingen bij te doen als UwEd zoo goed willen zijn ze even over te lezen.
In 1873 opgehouden te varen, 74 huisbewaarder met jongste dochter en ziekelijke vrouw, tot 78 de vrouw toen en de dochter in 82 aan de tering overleden , na de boedelscheiding met de andere twee kinderen alleen gewoond, Steeds onder dien tijd werkzaam aan de Tentoonstellingen en kleine boekhoudingen, waarvan de Patroons gestorven of geliquideerd zijn. – toen geprobeerd om in of ander gesticht te komen, doch te veel geld vergend om, nog te jong zijnde niet gelukt. daarop ben ik bij deze menschen waar ik nu nog ben komen inwonen. Steeds overal op inschrijvende requestrerende en mij aanbiedende niet gelukt iets te krijgen, dan, was men meest te oud.
Het spijt mij wel de Hr. van Heemstede Obelt gezegd heeft niet de vollen waarheid wat hij in zijn certificaat hierbij bevestigd want van 66 tot 71 heb ik geen sprit gedronken, en als huisbewaarder bij een zieke Tante kon zulks ook slecht plaatsvinden , en van latere tijd voeg ik hier nog een paar bewijssen bij, om zoonoodig te gebruiken ten mijne voordeele.
Edoch mogt die groote vriend van mij de vergadering onverholen mij geen gratificatie al was het maar en recompence van mijn gestorte penningen over 40 Jaren, die bij berekening van % op % al over de f 2300 belopen was toe te kennen; dan verzoek ik U WelEd Heeren mij zelf nog meer verlagende eene Collecte voor mij te doen want ik weet nog niet hoe ik dit jaar zonder schulden moeten maken te einde zal brengen!!!
Mij wel in eenig protentie bevelend ben ik met Ware Hoogachting WelEd Heeren Uw Ed div. dienaar G.A.Wagner.
En wederom in dezelfde Bijlagen van 29 oktober 1884 een verslag van een nader onderzoek dd 25 november 1884 van W.Zeelt en J.Kruiningen betreffende kapitein Wagner. Zijn adres is de Begijnhofsteen “zeer bekrompen gehuisvest, welke ruimte hij nog deelde met een ander familie tot verlichting der huur.” Hij is 63 jaar, zijn vrouw is overleden en krijgt geen financiële steun van zijn kinderen. Hij was gezagvoerder voor 1 reis op de Neerland Indie voor Trakranen en voor 3 reizen op de Celeritas voor James Barge. Hij verloor het laatste schip in de Straat Makassar. Het advies is hem een uitkering van f 30,- per jaar te geven uit te betalen in 2 termijnen.
In de Bijlagen van de vergadering van 29 januari 1885 (Stadsarchief Amsterdam 491-40) staat een onderzoeksrapportage van de heren W.Zeelt en J.Kruisinga met daarin: “… het verleden van G.A.Wagner (is) zeer ongunstig geweest en hij misbruik maakte van sterke drank. Door een geloofwaardig persoon is ons evenwel verzekerd dat hij zich in de laatste jaren beter heeft gedragen”. Hij is 63 jaar en lijdt armoede. De commissie stelt voor hem een gratificatie van f 30,- te geven. “Daar evenwel den Heer Mink in de vorige vergadering elke gift aan de betrokken persoon ten sterkste afkeurde, wenschen wij het al of niet toekennen van die gratificatie aan het Bestuur over te laten.”042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd. 17 februari 1885 staat vermeld dat aan G.A.Wagner een gratificatie is toegekend van f 30,-. Op 16 februari 1886 is sprake van een gratificatie van f 10,-023.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van het College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
609 1854-1857 fregat Neêrlands Indië Tra Kranen & Co
1858-1860 bark Celeritas H.J.E.Hoekman
1861-1863 bark Celeritas James Barge
1864-1877 geen vermelding van schip en boekhouder
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093
Naam kapitein Naam schip Vertrek Terugkomst
G.A.Wagner Celeritas 24 maart 1860 14 juni 1861
Celeritas 10 december 1861 10 april 1862
Celeritas 31 maart 1863 geen melding
Bouma025 vermeldt G.A.Wagner als gezagvoerder gedurende:
* 1856 t/m 1858 van het 3/m schip “Neerlands Indie”, gebouwd in 1835 te Amsterdam, 560 ton o.m., varend voor Trakranen & Co te Amsterdam. Het schip is in 1858 gesloopt;
* 1859 t/m 1861 van de bark “Celeritas” ex Iris, ex Plancius, gebouwd in 1840 te Amsterdam, 312 ton o.m., varend voor H.J.E.Hekman te Amsterdam;
* 1862 t/m 1863 op hetzelfde schip maar nu varend voor James Barge te Amsterdam. Het schip is gestrand bij Macassar.
Overige bijzonderheden
Geen