1958-02-08: |
Het Vrije Volk 08-02-1958: Beekbergen loopt aan de grond. (Van een onzer verslaggevers) De Rotterdamse kustvaarder „Beekbergen" (499 ton) is in de dikke mist uit de koers geraakt en op de Walcherense kust bij Zoutelande aan de grond gelopen. Het schip, dat eigendom is van Furness' Scheepvaart en Agentuur Maatschappij, was onderweg van Antwerpen naar de Engelse haven Kings Lynn. Er is geen gevaar voor de bemanning. De rederij heeft bij het bestuur van de polder Walcheren een borgstorting van f 15.000 gedaan voor mogelijke beschadigingen aan de zeewering.
Het Vrije Volk 10-02-1958: Als een bitterbal op een stokje zo zat de 500 ton metende Rotterdamse kustvaarder „Beekbergen" zaterdag op een paalhoofd bij Zoutelande voor de kust van Walcheren. In de vroege ochtend was de „Beekbergen" in dichte mist uit de koers geraakt en dwars over het paalhoofd gevaren. Bij laag water kon men onder de in de lucht stekende boeg van het schip doorlopen. Aan het paalhoofd werd grote schade toegebracht.Zeventig palen werden vernield. Dit gebeurde vlak bij de laagwaterlijn, zodat het herstel een kostbare zaak wordt. De polder Walcheren, waarbij de zeewering in onderhoud is, vroeg dan ook een cautie van 15.000 gulden voor de „Beekbergen" bij hoog water, zaterdagmiddag kon worden losgetrokken.
Leeuwarder courant 10-02-1958: Coaster ramt paalwerk bij Zoutelande. De 429 brt. metende coaster „Beekbergen" van de Zuidhollandse scheepvaartmaatschappij in Rotterdam, die met potas op weg was van Antwerpen naar Engeland, is zaterdagmorgen op het paalhoofd bü Zoutelande gestrand. Twee sleepboten trokken het schip 's middags vlot, terwijl bergingsvaartuigen in gereedheid werden gehouden voor het geval de coaster zou zinken. Het vaartuig maakte echter geen water en kan op eigen kracht naar Vlissingen varen. Het schip heeft voor 15.000 gulden schade aan het paalhoofd veroorzaakt, die de rederij zal moeten vergoeden.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van donderdag 12 juni 1958, nr. 111 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart: No. 53 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake het lopen op een paalhoofd bij Zoutelande tijdens dichte mist door het motorschip „Beekbergen". Betrokkene: de kapitein M. W. de Smid. Op 8 februari 1958 is het motorschip „Beekbergen" op de reis van Antwerpen naar zee tijdens dichte mist op een paalhoofd ter hoogte van Zoutelande gelopen. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit vastlopen en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Beekbergen", Marinus Wilhelmus de Smid, wonende te Bergen op Zoom. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 2 april 1958, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces- verbaal van de verhoren van de kapitein en de roerganger, zomede van een verklaring van de loods, het scheepsdagboek en de Nederlandse kaart nr. 203: Mond van de Westerschelde, en een foto, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Beekbergen" is een Nederlands schip, toebehorende aan de N.V. Zuid Hollandsche Scheepvaart Maatschappij, te Rotterdam. Het meet 499 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 650 pk motor. Op 8 februari 1958, te 0.00 uur, verliet de „Beekbergen", beladen met gestorte potas, de Royersluis te Antwerpen en voer dan onder loodsaanwijzing de Schelde af, met bestemming Kings Lynn. De diepgang was voor 35,5, achter 38 dm. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 12 personen. De kapitein is in het bezit van het diploma S3 en heeft het diploma 2de rang praktisch. Te 6.00 uur werd op de rede van loods verwisseld en kwam de Belgische loods L. E. Gombert aan boord. Het was te 4.31 uur H.W. te Vlissingen geweest; er liep ebstroom. Het was goed weer met een zicht van 2 mijl, de wind was Z.W. 2. Volle kracht stomende, voer men de Sardijngeul in; de snelheid was 10 mijl per uur. De lichten van het Roeiershoofd werden achteruit in lijn gebracht. Te 6.18 uur werd de bolton nr. 2 met rood licht op korte afstand aan stuurboord gepasseerd; de koers was 330° (magn.). Te 6.33 uur werd de lichtboei nr. 9 op korte afstand aan bakboord gepasseerd. Even voordat Kaapduinen dwars was, werd het zicht slecht en was niet meer dan 100 m. De vaart werd geminderd tot halve kracht. Er werden mistsignalen gegeven en een uitkijk werd op de bak gezet. Men zag niets meer van de wal. Er werd afwisselend langzaam en halve kracht gevaren. De kapitein was zelf met de loods en een roerganger op de brug. Volgens de loods werd besloten om een weinig door te stomen naar de wal om in de bocht van Zoutelande, waar men geen hinder zou geven aan andere schepen, ten anker te gaan. Te 6.38 uur is de koefs veranderd tot 320° (magn.). Te 6.43 uur zag de loods, die aan stuurboord buiten het stuurhuis stond, de schaduw van een paalhoofd op 6 streken aan stuurboord. Direct werd hard b.b.-roer gegeven en werd de machine op volle kracht vooruit gezet. Te 6.45 uur liep het schip echter vast op het volgende paalhoofd. De machine werd gestopt; men slaagde er niet in vlot te komen door achteruit te slaan; het water viel. Men vroeg telefonisch een sleepboot aan. Te 8.05 uur kwam de sleepboot „Scaldis", maar het water was toen al zo ver gezakt, dat afslepen onmogelijk was. Te 10.15 uur klaarde het wat op en kon men vaststellen, dat het schip gelopen was op het paalhoofd dwars van blinde boei nr. 7, bezuiden Zoutelande. Te 15.50 uur trok de sleepboot„Walcheren" met hulp van 2 bergingsvaartuigen de „Beekbergen" vlot. Te 16.00 uur werd geankerd in de bocht van Zoutelande, maar te 16.35 uur ging men anker op en werd verstoomd naar Vlissingen voor onderzoek. Het schip was vastgelopen in koers 297° (magn.). De loods heeft nog verklaard, dat de kapitein hem had opgegeven, dat het stuurkompas geen deviatie had op de koersen noord en zuid, maar dat het op de koersen oost en west een veranderlijke deviatie had van 5 tot 7° west. De loods stelde bij het terugvaren naar Vlissingen vast, dat het stuurkompas een deviatie van 8,5° had en dat het verschil tussen de aanwijzingen van het stuur- en standaardkompas 10° was. De roerganger heeft verklaard, dat hij op 8 februari 1958, te 6.00 uur, aan het roer kwam. Hij kreeg van zijn voorganger koers 305° over. Na enige tijd gaf de loods hem op 330° te sturen, maar daarvóór heeft de loods hem nog naar een lichtboei laten sturen. Daarna is zeker 330° gestuurd. Na enige tijd moest hij 325° sturen. De roerganger meent, dat hem daarna geen andere koers is opgegeven, maar na korte tijd 325° te hebben gestuurd, kreeg hij de order hard bakboord. Even later liep het schip vast. Ter zitting verklaarde de kapitein nog, dat hij slechts enige keren door het Oostgat was gegaan. In de Sardijngeul was het aanvankelijk slechts nevelig, maar verderop werd het zicht zo slecht, dat de loods adviseerde om ten anker te gaan. Men wilde buiten het vaarwater in de bocht van Zoutelande ten anker gaan. Er stond een goede roerganger aan het roer en betrokkene is overtuigd, dat goed gestuurd is. Hij vermoedt, dat het schip, na het passeren van Kaapduinen, zich dichter bij de wal heeft bevonden dan hij en de loods meenden. De loods had bij aan boord komen geïnformeerd naar de fouten van het kompas en betrokkene had gezegd, dat het geen deviatie had. Het kompas was in augustus 1957 voor het laatst gecompenseerd, maar daar men daarna erts en staal had vervoerd, nam betrokkene dikwijls azimuts om de fouten te bepalen. Deze waren echter 0°. Ook toen na vlot komen en onderzoek te Vlissingen de reis werd voortgezet, bleken de kompassen geen fouten te vertonen. Betrokkene deelde de raad nog mee, dat hij na het ongeval vernam, dat de loods deze reis voor het eerst als zelfstandige loods voer. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat het niet vaak gebeurt, dat een kuster in het Oostgat zo ver uit de koers geraakt, dat hij op een paalhoofd loopt. Bij het nemen van de bocht in het vaarwater bij Kaapduinen moet een voor stroom varend schip tijdig en prompt b.b.-roer geven. Blijkbaar is de ,,Beekbergen" te lang in haar oude koers doorgelopen. Het was goed te beslissen ten anker te gaan, toen het dik werd. Het is daar echter beter om aan de Z.W.-kant van het vaarwater ten anker te komen en op het lood daarheen te koersen; de andere kant is veel gevaarlijker aan te lopen in mist. De loods had blijkbaar nog niet veel ervaring. De kapitein ging op diens adviezen af, maar is zelf verantwoordelijk voor de navigatie. De kapitein is zich niet bewust geweest, dat men, voor stroom varende, naar die hoek wordt gezet. De hoofdinspecteur meent, dat hier zovele verontschuldigende factoren zijn, dat het niet nodig is de kapitein medeschuldig te verklaren. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Het was een juiste beslissing om, toen het motorschip ,,Beekbergen" op de reis door het Oostgat op 8 februari 1958 door mist werd overvallen, ten anker te gaan. Het was echter beter geweest daarvoor de Z.W.-kant van het vaarwater op te zoeken, daar deze op het lood kan worden aangelopen en dit aan de kant van de wal niet mogelijk is. De paalhoofden steken zo ver in zee uit, dat het gevaar daarop te lopen in dichte mist groot is. Vermoedelijk bevond het schip zich dichter onder de wal dan de kapitein en de loods hebben gemeend, waarschijnlijk doordat bij Kaapduinen iets te lang in de oude koers is doorgelopen. De raad wijt dit ongeval aan de dichte mist, die plotseling is opgekomen, en beslist, dat kapitein Marinus Wilhelmus de Smid, geboren 31 juli 1923, wonende te Bergen op Zoom, geen schuld heeft aan het vastlopen van zijn schip. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, 1ste plv. voorzitter, C. H. Brouwer, H. A. Broere, J. Tissot van Patot en A. Kunst, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door de voorzitter ter openbare zitting van de raad van 6 juni 1958. (Get.) A. Dirkzwager, A. Boosman. |