Familiegegevens en opleiding
Doede Roelof Kleve werd geboren te Groningen op 29 november 1804. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Waschbleeklaan Wijk 15 nr.17.
Hij was getrouwd met Catharina Anna Verbiste, geboren 02 juli 1806 te Antwerpen, Nederlands Hervormd005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
D.R.Kleve was met vlagnummer R176 in de periode 1840 t/m 1869 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
D.R.Kleve was in 1856 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein D.R.Kleve met vlagnummer R176 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849, 1851, 1855 van de bark “Laurens Koster” 291 last varend voor D.Dunlop te Rotterdam
* 1858 van de bark “Cornelis Anthonie” 340 last varend voor de Vletter & Co te Rotterdam
* 1859, 1862 t/m 1867 geen vermelding van schip en reder
Een D.R.Kleve was in 1838 gezagvoerder op de brik “Anjer”, (209 ton). Het Handelsblad 1838 zou een bericht bevatten over het uitzeilen van de “Anjer” onder kapitein D.R.Kleve van Hellevoetsluis naar Batavia. Het schip ging op 09 september 1839 in veiling013.
D.R.Kleve was in 1840 gezagvoerder van de "Laurens Jz Koster" (380 Java Last), te water gelaten op 26 september 1840 op de scheepstimmerwerf van W.& J.Hoogendijk & Co te Kralingse Veer voor reder D.Dunlop027.
Doede Roelof Kleve maakte de volgende reizen005:
* Lourens Koster 1841/42 Hellevoetsluis - Batavia - Rotterdam terug: koffie
1850 Rotterdam - Batavia ballast
1852 Akyab - Rotterdam rijst
1852 Rotterdam - Hartlepool ballast
1854 Rotterdam - Londen geen lading vermeld
1855 Callao(?) - Rotterdam guano
* Cornelis Anthonie 1858/59 Rotterdam - Batavia - Rotterdam heen: diversen; terug: koffie, suiker
* Heilige Willebrordes 1860 Schiedam - Engeland ballast
Bouma025 vermeldt D.R.Kleve als kapitein gedurende:
* 1840 t/m 1856 van de bark “Laurens Koster”, gebouwd in 1840 te Capelle aan de IJssel, 555 ton o.m., varend voor D.Dunlopt te Rotterdam;
* 1858 t/m 1860 van de Bark “Cornelis Anthonie”, gebouwd in 1857 te Bolnes, 644 ton o.m., varend voor de Vletter & co te Rotterdam;
* het schip “Heilige Willebrordes” wordt niet in Bouma vermeld.
Van Sluijs013 en Bouma025 vermelden D.R.Kleve in/van:
* 1861 t/m 1862 als gezagvoerder van de brik “Heilige Willebrordus”, de kiel gelegd op 29 maart 1851 en op 23 october 1851 van de werf de Lelie te Schiedam gelopen onder scheepsbouwmeester G.Lindeman, 181 last/342 ton o.m, varend voor J.D.Meyer Johz. Het schip verongelukte in 1862 op de Lamack-eilanden.
Overige bijzonderheden
"De Drie Gebroeders" op de rede van Batavia057:
21 januari 1839 "... ontvingen van de brik Anjer kaptijn Kweewe (zeer onduidelijk geschreven) 25 streng 2 draads
zeilgaren ...".
In het Archief van de Amsterdamse Waterschout011 komt geen kapitein voor met de naam Kweewe of een naam die daarop lijkt.
Bouma025 vermeldt wèl een bark “Anjer”, gebouwd in 1829 te Amsterdam (420 ton o.m.), maar de eerste kapitein op dit schip die hij vermeldt is pas van 1844. Geen uit de reeks kapiteinsnamen van de “Anjer” lijkt op Kweewe.
Van Sluijs013 vermeldt bij de brik “Anjer” een kapitein D.R.Kleve met de vermelding van een bericht uit het Handelsblad van 1838 (geen dagtekening) dat dit schip uitvoer van Hellevoetsluis naar Batavia.
Omdat de datering van uitzeilen naar Batavia een ontmoeting in januari 1839 van de Anjer met “De Drie Gebroeders” mogelijk maakt, en ook omdat de namen Kweewe en Kleve een fonetische overeenkomst vertonen, neem ik deze persoon hier op onder de naam KLEVE.
Het Gemeentearchief van Rotterdam bezit onder archiefnummer 400 een archief van de familie Dunlop. Daarin onder nummer 400:
“Rekening van de aanbouw en geheele uitrusting van het Barkschip genaamd Laurens Jz Koster”. In de index staat dat het schip van stapel liep op 26 september 1840. D.Dunlop was met vele familieleden medereder en zelf tevens boekhouder. Het boek bevat alle jaarlijkse rekeningen tot en met de laatste uitdeling in mei 1857. Het schip werd verkocht op 10 april 1856. (ik heb dit archiefstuk niet ingezien).
D.R.Kleve verzorgde per 12 november 1848 vanuit Hellevoetsluis met de “Laurens Koster” een troepentransport van 4 officieren en 140 manschappen naar Nederlands Oost-Indië. Hij arriveerde te Batavia op 04 april 1849 na 143 dagen. Onderweg stierven, vanwege een cholera-epidemie 13 manschappen, terwijl uiteindelijk 4 manschappen in Nederland achterbleven065.Een verslag van dit transport is weergegeven in “Het reisjournaal van H.H.G.Peltzer betreffende een reis van Harderwijk naar Batavia op de bark Laurens Koster (kapitein D.R.Kleve) van 12 november 1848 tot 03 april 1849” Transcripte en annotaties door S.Parma, mei 2001. Rapport aanwezig in de bibliotheek van het Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam en op het RA te Groningen. H.H.P.Peltzer was de landmachtbevelhebber van het troepentransport. In dit journaal komen een aantal opmerkingen voor betreffende kapitein Kleve:
15 januari 1849 (tussen Kreeftskeerkring en evenaar op weg naar Batavia)
“Tegen 12 uur zagen wij eene gansche schaar Ternijnvisschen, duikelende over het water, en in zulke een groot aantal, als wij ze nog niet hadden gezien; daar zij niet langs het schip kwamen, kon men er geene vangen, dat overigens toch ook niet zoude gebeuren, daar de scheepskapitein, welke vóór lang gebleken is een alleronaangenaams mensch te zijn, het er op toelegt, om het den passagiers en scheepsequipage zoo lastig mogelijk te maken; kort en goed sinds eenige dagen spreken wij met hem niet meer; hij heeft heden eindelijk een tent laten spannen, niet voor ons gerief, maar omdat hij het niet uit kan houden; wij vragen hem niets meer, daar hij toch onbeschoft weigert; - iedereen heeft hij tegen zich.
18 februari 1849 (Indische Oceaan ter hoogte van eiland Amsterdam)
“Daar ik langen tijd niet over onzen gastheer gesproken heb, zoo zal het niet ondienstig zijn, weder met een woordje van hem te reppen, te meer daar de man omtrent ons veranderd is, als een blad op een boom; - zo stuursch en onvriendelijk hij vroeger was, zoo voorkomend en beleefd is hij nu reeds sints 4 à 5 weken; hij weet niet wat hij zal doen om het ons aangenaam te maken; al wat wij van hem verlangen doet hij of geeft hij ons, zoodat wij reeds meer dan eenmaal verwonderd hebben gestaan, en ons hebben afgevraagd wat de rede mogt zijn geweest van zijn vroegere onbeschoftheidd; - wilde hij misschien verlangd hebben, dat wij s.v.p. bij hem zouden spelen, dan heeft hij het mis gehad; dit heeft hij zeker bij zich zelve gedacht; nu kort en goed, de vent is niet meer te herkennen, …”
Opm. S.Parma: Uit het reisjournaal komt Peltzer naar voren als een wat pedante officier. Ik acht het niet onmogelijk dat de opstelling van kapitein Kleve een reactie was op deze pedanterie, en dat hij in werkelijkheid een minder grove man was, dan uit deze beschrijving zou kunnen blijken.
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt R.J.Reinders als gezagvoerder gedurende:
* 1848 t/m 1854 van de bark “Hendrik Wester”, gebouwd in 1826 te Amsterdam, varend voor Kranenborg & Zn te Amsterdam. Het schip is in 1854 in Straat Gaspar gestrand;
* 1861 t/m 1864 van de bark “Cornelis Anthonie”, gebouwd in 1857 te Bolnes, 644 ton o.m., varend voor van Zeylen & Dekker te Rotterdam;
* 1865 t/m 1866 van de bark “Huydekoper”, gebouwd in 1858 te Lekkerkerk, 755 ton o.m., varend voor van Zeylen & Decker te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
In de “Biografie van Cornelis Abrahamsz Jr” komt de volgende vermelding voor:
09 januari 1852 op de reede van Cilacap:
“Ik vond hier op de reede De Hector Persille, de Zorgvliet, kapt Appel, de Hendrik Wester, kapt. Rijnders, De Tweeling Zusters, kapt. Karst en kapt. Dupain van de Koophandel.”
R.J.Reinders vertrok op 03 december 1862 van Brouwershaven met de “Cornelius Antonie”(sic) en 1 landmachtofficier plus een soldaat.`Hij arriveerde te Batavia op 14 april 1863 na een reis van 132 dagen065.
In de Harlinger Courant van begin maart 1853 (geen datum op de fotokopie van de pagina) staat onder de rubriek SCHEEPS-BERIGTEN het volgende096:
AMSTERDAM 3 Maart. Het schip Hendrik Wester, kapt. Reynders, van Bourgas herwaarts gedestineerd, is den 6 Februarij lek, met zware slagzijde, verstopte pompen en na een gedeelte der lading over boord geworpen te hebben, te Angostolt binnengeloopen, en had den 9 dito een aanvang gemaakt met lossen.”
Zierikzeesche Courant 16 maart 1864
Op 13 maart 1816 arriveerde te Brouwershaven de “Cornelis Anthonie”, kapt. R.J.Reijnders, komend van Passaroeang met bestemming Rotterdam.
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt R.J.Reinders als gezagvoerder gedurende:
* 1848 t/m 1854 van de bark “Hendrik Wester”, gebouwd in 1826 te Amsterdam, varend voor Kranenborg & Zn te Amsterdam. Het schip is in 1854 in Straat Gaspar gestrand;
* 1861 t/m 1864 van de bark “Cornelis Anthonie”, gebouwd in 1857 te Bolnes, 644 ton o.m., varend voor van Zeylen & Dekker te Rotterdam;
* 1865 t/m 1866 van de bark “Huydekoper”, gebouwd in 1858 te Lekkerkerk, 755 ton o.m., varend voor van Zeylen & Decker te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
In de “Biografie van Cornelis Abrahamsz Jr” komt de volgende vermelding voor:
09 januari 1852 op de reede van Cilacap:
“Ik vond hier op de reede De Hector Persille, de Zorgvliet, kapt Appel, de Hendrik Wester, kapt. Rijnders, De Tweeling Zusters, kapt. Karst en kapt. Dupain van de Koophandel.”
R.J.Reinders vertrok op 03 december 1862 van Brouwershaven met de “Cornelius Antonie”(sic) en 1 landmachtofficier plus een soldaat.`Hij arriveerde te Batavia op 14 april 1863 na een reis van 132 dagen065.
In de Harlinger Courant van begin maart 1853 (geen datum op de fotokopie van de pagina) staat onder de rubriek SCHEEPS-BERIGTEN het volgende096:
AMSTERDAM 3 Maart. Het schip Hendrik Wester, kapt. Reynders, van Bourgas herwaarts gedestineerd, is den 6 Februarij lek, met zware slagzijde, verstopte pompen en na een gedeelte der lading over boord geworpen te hebben, te Angostolt binnengeloopen, en had den 9 dito een aanvang gemaakt met lossen.”
Zierikzeesche Courant 16 maart 1864
Op 13 maart 1816 arriveerde te Brouwershaven de “Cornelis Anthonie”, kapt. R.J.Reijnders, komend van Passaroeang met bestemming Rotterdam.
Familiegegevens en opleiding
Adolphus Eduardus Bouten werd geboren te Antwerpen op 13 december 1823 als zoon van de Rooms-Katholieke Luitje Jacobs Bouten en Catharina Elisabeth Luken/Luxen. Hij woonde te Rotterdam aan de Tarwe Akker Wijk 1 nr. 206 (nieuw nr. 3). Hij vertrok op 04 juni 1867 naar Wijdenes. Hij behaalde op 26 november 1859 het diploma 1e stuurman op de grote vaart
Hij huwde op 24 juli 1861 te Nibbixwoud als eerste stuurman met Anna van Rijgersma geboren ca 1833 te Hauwert, huidige gemeente Medemblik in NH, als dochter van de leraar Sigefridus Gardingius van Rijgersma en Dieuwertje Baukes Feenstra.
Hij overleed te Rotterdam op 16 december 1905 aan de Schermlaan005.
De opgaven van de ouders van de drie broers Adolphus Eduardus, Jacob en Andreas George verschillen in spelling.
Hans Bouten, e-mail dd 27 augustus 2004I
Hans Bouten spreekt over de “katholieke Bouten uit Antwerpen. “Wij hebben contact gehad met ongeveer 350 Bouten familieleden in de zeventiger jaren in Roeselaere in Belgie. Deze naam komt daar veel meer voor dan hier.
Wij heten dus oorspronkelijk geen Bouten, maar Boiten, een bekende Groningse naam! E.e.a het gevolg van een fout van een trouwacte in Köningsbergen in het voormalige Duitsland (volgens overlevering en min of meer bevestigd door archief Veendam)”.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.E.Bouten was met vlagnummer R29 in de periode 1864 t/m 1905 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
A.E.Bouten was van 1884-1887 “afwisselend commissaris” en van 1888-1890 “permanent commissaris” van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein A.E.Bouten met vlagnummer R29 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
-
1864 t/m 1866 van de bark “Cornelis Anthonie” 340 last varend voor van Zeylen & Decker te Rotterdam
-
1867, 1874, 1877, 1878, 1880 t/m 1883, 1885 t/m 1888, 1890 t.m 1902 geen vermelding van schip en boekhouder
Adolphus Everardus Bouten maakte de volgende reizen005:
-
Samuel Hendricus 1860 Soerabaja - Rotterdam suiker, koffie
-
Cornelis Anthonie 1865 Batavia - Rotterdam - Java heen: diversen; terug: koffie
1866 Menado - Rotterdam koffie
1866 Rotterdam - Batavia diversen
-
Huydecoper 1869 Rotterdam - Singapore diversen
1871 Soerabaya - Rotterdam suiker, gutta, tabak, huiden
Bouma025 vermeldt A.E.Bouten als gezagvoerder gedurende:
-
1858 t/m 1860 op de bark “Samuel Henricus”, gebouwd in 1855 te Capelle aan de IJssel, 611 ton o.m., varend voor G.H.Stoltenberg & Zn te Rotterdam. In 1860 werd het schip verkocht aan James Barge te Amsterdam en herdoopt in “Kalimas”;
-
1865/66 op de bark “Cornelis Anthonie”, gebouwd in 1857 te Bolnes, 644 ton o.m., varend voor van Zeylen & Dekker te Rotterdam. In 1866: “Verongelukt in N.O.I.” (Is: op 18 december 1866 op Meinderts Droogte gelopen en wrak geraakt. Na onderzoek zou de kapitein onzorgvuldigheid zijn verweten)
Zeetijdingen januari 1867 bark Cornelis Anthonie onder kapitein A.E.Bouten “Verongelukt in O.I.”.
-
1870 t/m 1874 op de bark “Huydecoper”, gebouwd in 1858 te Lekkerkerk, 755 ton o.m., varend voor van Zeylen & Dekker te Rotterdam. Het schip werd in 1874 verkocht naar Noorwegen.
Overige bijzonderheden
In de zitting van 19 october 1874 van de parlementaire enquête door de Tweede Kamer “omtrent den toestand van de Nederlandsche koopvaardijvloot” (zitting 1874 - 1875) werd verhoord kapitein Jacob Bouten. Het verslag staat op p.425 t/m 428. In dit verslag wordt hem de vraag gesteld hoe hij over de tuchthandhaving aan boord denkt in het licht van de nieuwe wet op de tucht. Jacob Bouten is daar zeer negatief over en vraagt om meer macht voor de kapitein. Hij refereert aan zijn eigen ervaringen maar ook aan die van zijn broer:
“Mijn broeder, ook kapitein, had een stuurman aan boord, een eerste deugniet. De kapitein had sterke drank, arak, te Batavia gekocht voor eigen gebruik; de stuurman verkocht daar een gedeelte van aan het volk en aan gepasporteerde militairen, die ook met het schip meegingen, en hij wierp de rest over boord. Hij zocht daarenboven allerlei moeilijkheden en kocht anderen om ten einde te getuigen tegen mijn broeder, dien hij valschelijk beschuldigde van hem te hebben willen vermoorden.
Die stuurman werd op de tehuisreis ontslagen; hij verliet St.Helena het schip, kwam per mail naar Nederland, en beklaagde den kapitein voor den raad van tucht. Hij wachtte daarmeê echter tot op het ogenblik dat mijn broeder op nieuw met zijn schip vertrekken moest. Deze kon dus niet voor den raad verschijnen en schreef, dat hij in zee ging; hij werd veroordeeld om zes maanden in zijne betrekking geschorst te worden, op grond dat hij den stuurman ontslagen had. Mijn broeder werd niet gehoord; hij werd veroordeeld op de beschuldiging van den stuurman.”
Het is niet duidelijk om welke van de twee broers-kapiteins van Jacob Bouten het ging.
|