1839
Op 7 februari 1839 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de HELENA MARIA, aangevraagd door W. Mortier, Vlissingen, voor J. Davidsen als kapitein.
Wegens verandering van eigendom had na 17 augustus 1840 een nieuwe zeebrief moeten worden aangevraagd, nu door D. Büchel voor kapt. Davidsen. Kennelijk is aan deze formaliteit niet voldaan, zoals uit de vraagstelling van 2 februari 1842 blijkt; er is in 1840 en 1841 voor de kotter ook geen aanvraag zeebrief gevonden.
1842
Op 2 februari 1842 werd de door D. Büchel, Vlissingen, ingediende aanvraag voor een nieuwe zeebrief voor de HELENA MARIA, kapt. H. Schaap, werd afgewezen: Den Haag verlangde eerst een Verklaring van Eigendom.
Op 7 februari 1842 werd aan de door Den Haag gestelde eis voldaan, zodat een nieuwe zeebrief werd afgegeven voor de HELENA MARIA, kapt. H. Schaap.
1844
Op 24 oktober 1844 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de HELENA MARIA, aangevraagd door D. Büchel, Vlissingen voor kapt. H. Schaap werd afgegeven. Deze zeebrief werd in Den Haag op 30 december 1844 geroyeerd met als reden ‘schip verongelukt’. Helaas is noch enig zeetijding over dit scheepje gevonden noch het vergaan zelf, dat tussen 24 oktober en 29 december 1844 moet hebben gelegen.