Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt F.G.Rasker als gezagvoerder gedurende:
* 1858 t/m 1863 van de galjoot “Barteld Herman”, gebouwd in 1858 te Gasselter Nijveen, 142 ton o.m., varend voor H.B.Onnes te Groningen;
* 1864 t/m 1867 op hetzelfde schip maar nu varend voor G.Kortrijk te Groningen;
* 1867 t/m 1872 van de 1/m kof “Leentje”, gebouwd in 1866 te Martenshoek, 70 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Groningen;
* 1873 t/m 1883 van de tjalk “Leentje”, gebouwd in 1872 te Foxhol, 75 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Groningen.
Een Fredrik G.Rasker voer volgens een monsterrol dd 01 augustus 1843 als matroos (18 jaar) voor een gage van f 15,- per maand op de tjalk “Margrietha”(bouwjaar 1843) onder kapitein Geugien F.Rasker vanuit Groningen.092
Overige bijzonderheden
Mulder083a gaf de volgende informatie aan Bouma025:
“Hektjalk Jonge Barend
Abram Jans Prins werd in 1854 schipper en mede-eigenaar van de nieuwe éénmast hektjalk ‘Jonge Barend’. Zijn partners waren allen zelf ook – al dan niet rustend of aanboord wonend – scheepskapitein, te weten Frederik Geugies Rasker, Harm Harms Boer, Roelof Reinders Spielman, Klaas Pieters Albers, Johannes Harms Dost en Jacob Roelfs Dost. Allen hadden domicilie te Groningen.
De tjalk had als afmetingen 21,20 x 3,79 meter bij een holte van 1,91 meter. Het laadvermogen van de ‘Jonge Barend’ bedroeg 36 last of 68 ton. Ofschoon het in Groningen gebouwde schip werd geclassificeerd voor de binnenlandse vaart voer Prins er ook mee op buitenwater. Hij bleef schipper op de ‘Jonge Barend’ tot de winter van 1855-1856, toen hij door zijn partner F.G. Rasker werd opgevolgd.
Op 10 januari 1870 verkocht Abram Prins namens de partnerrederij de ‘Jonge Barend’ voor ƒ2.600 aan Roelf Pieters de Ruiter, zonder beroep wonende in Groningen. De Ruiter werd zelf de schipper en hij noemde zijn aankoop ‘Leentje Dost’. Hij ging met zijn ‘Leentje Dost’ in de binnenvaart, waardoor niet bekend is tot hoe lang hij er mee is blijven varen.”