Familiegegevens en opleiding
Henricus Gerardus Theodorus Adriaans werd geboren te Leiden op 16 juni 1826 als zoon van Matthijs Frederik Adriaans en Maria Groothals. Hij was Rooms-Katholiek.
Hij trouwde te Amsterdam op 06 juli 1854 als zeeman, 28 jaar, met de Rooms-Katholieke Cornelia Helena Schrader, geboren te Amsterdam op 10 mei 1831 als dochter van Gerardus Schrader en Margaretha van Greuningen. Zij overleed op 11 november 1891, voormiddags 08 uur in de Ruysstraat 16 te Amsterdam, 59 jaar.
Het echtpaar kwam op 22 juli 1854 naar Rotterdam en woonde aldaar aan de Vissersdijk Wijk 4 Nr. 106 en de Schiedamschesingel Wijk 15 nr. 609 (nieuw nr. 3)
Henricus G.Th. overleed op 18 januari 1900, voormiddags 08 uur in de Ruysstraat 18 te Amsterdam, 73 jaar.
(Stadsarchief Amsterdam en ref. 005)
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
H.G.T.Adriaans was met vlagnummer R437 in de periode 1855 t/m 1869 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein H.G.T.Adriaans met vlagnummer R437 als gezagvoerder in de ledenlijst van058:
* 1855 bark “Catharina” 114 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1858, 1859, 1862 fregat “Triton” 397 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1863, 1864 fregat “Rotterdam” 621 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1865 t/m 1867 geen vermelding van schip en boekhouder
H.G.T.Adriaans was in 1865 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
Bouma025 vermeldt H.G.T.Adriaans als gezagvoerder gedurende:
* 1856 t/m 1857 op de bark “Catharina”, gebouwd in 1835 te Rotterdam, 233 ton o.m.,varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam. Het schip werd in 1858 verkocht aan P.Smits Fz te Dordrecht en herdoopt in “Anna en Helena”;
* 1858 t/m 1864 op het fregat “Triton”, gebouwd in 1857 te Schiedam, 750 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1864 t/m 1865 op het fregat “Rotterdam”, gebouwd in 1841 te Maassluis, 1173 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam. Het schip werd in 1868 gesloopt.
Hij maakte de volgende reizen op de volgende schepen005:
* Catharina 1855/56 Rotterdam - Rangoon - Rotterdam heen: diversen; terug: rijst
* Triton 1857/58 Rotterdam - Batavia - Rotterdam heen: diversen; terug: suiker
1858/59 Rotterdam - Batavia - Rotterdam heen: diversen
1859/60 Rotterdam - Batavia - Schiedam heen: diversen; terug: suiker, koffie
1860/61 Rotterdam - Batavia - Rotterdam heen: steenkolen; terug: suiker, tin
1861/1862 Rotterdam - Batavi - Rotterdam heen: diversen; terug: suiker, tabak,
1862/1863 Rotterdam - Batavia - Rotterdam heen: suiker; terug: koffie
* Rotterdam 1863/64 Rotterdam - Batavia Texel - Rotterdam heen: diversen; terug: ?
Overige bijzonderheden
H.G.T.Adriaans vervoerde per 03 december 1861vanuit Brouwershaven met de “Triton” 2 landmachtofficieren naar Indië. De aankomstdatum te Batavia is niet vermeld.
10 januari 1863 vervoerde hij vanuit Brouwershaven met de “Triton” 11 landmachtofficieren naar Indië en arriveerde te Batavia op 15 april 1863 na 95 dagen065.
Kapitein H.G.T.Adriaans, gezagvoerder van het fregat “Rotterdam” werd tijdens een zitting van de Raad van Tucht op donderdag 26 januari 1865 met een zware straf veroordeeld. Hij werd onbevoegd verklaard “om gedurende tijd van tien achtereenvolgende maanden als schipper op een Nederlands schip te varen. Ook de kosten ter dezer zake gevallen tot een beddrag van 77 gulden en 82 centen, kwamen voor zijn rekening.”
Deze straf was het gevolg van zijn handelen tegen de matroos de Heer. “Op 12 november 1863 werd matroos E. de Heer voor twintig gulden per maand aangemonsterd op het fregat “Rotterdam”. … Bestemming was Batavia en andere havens in Nederlands-Indië. Daarna zou het schip naar Nederland terugkeren. Tijdens de reis deelde de kapitein aan matroos de Heer mede dat hij hem niet volkomen bekwaam actte voor de betrekking waarvoor hij zich had verhuurd. Hij werd van matroos gedegradeerd tot lichtmatroos. Zijn gage werd verlaagd van twintig tot zestien gulden per maand”. De Heer accepteerde deze degradatie en gagevermindering niet en weigerde de opgedragen werkzaamheden uit te voeren. “Omdat het schip inmiddels in Sourabaija was aangekomen, besloot kapitein H.G.F.Adriaans hem na twee dagen van dienstweigering tot vertrek van de “Rotterdam” op te laten sluiten aan boord van het aldaar liggende Zijne Majesteits Wachtschip.” Bij zijn terugkeer weigerde de Heer wederom dienst te doen. Hij werd in de ijzers gesloten en deze straf duurde, vanwege het weigerachtig gedrag, 45 dagen. Het betrof zg. “kromsluiting” hetgeen een opsluiting in een ongemakkelijke positie inhield. De kapitein maakte het nog erger, door hem enige dagen in de volle zon te plaatsen. “Ook werd De Heer geweigerd ‘…om zich behoorlijk te reinigen of aan de vervulling van zijner natuurlijke behoeften te voldoen’.” Na verder continuering van de straf ging De Heer eindelijk na 48 dagen overstag en beloofde zijn werkzaamheden als lichtmatroos te verrichten. Op de terugreis naar Nederland besefte de kapitein dat hij te ver was gegaan en deed hij De Heer een financieel aanbod, op voorwaarde dat deze van een klacht zou afzien. Deze weigerde en de zaak kwam voor de Tuchtraad, met als resultaat de hiervoor gememoreerde uitspraak. 104.
“Een … wedstrijd … werd in 1858 gezeild tusschen twee schepen van de Rotterdamsche reederij Van Hoboken. Op den 15den Maart van dat jaar nam kapitein De Vries van de Zephir op de reede van Batavia afscheid van zijn collega J.Louwerse van de Jason. Dat schip was nog niet heelemaal klaar met inladen, hetgeen nog wel een weekje kon duren. “Ik zal je vrouw als ik thuis ben alvast zeggen, dat ze je over een week of twee, drie kan verwachten”, zei De Vries tegen Louwerse, toen die weer naar zijn schip terugkeerde.
Ter hoogte van Kaap de Goede Hoop zagen de mannen van de Zephir een ander clipper aan de kim, die toen hij dichter bij kwam de Triton bleek te zijn, eveneens een schip van Van Hoboken. Fe Triton was ook den 15den Maart vertrokken, exhter van de reede van Banjoewangi. Door Straat Bali was hij op den Oceaan gekomen, zoodat zijn weg naar het vaderland vrijwel even lang was als die van de Zephir, die door Straat Soenda was gevaren van Batavia uit.
Het werd een spannende wedstrijd tusschen de beide schepen. Ze gaven elkaar niets toe en tefelijk stormden ze het Kanaal binnen … Bijna kop aan kop lagen ze, toen ze aan de kim Brouwershaven zagen opduiken en alles zetten de beide kapiteins er op om den ander nog een beetje voor te komen. …
De Zephir scheen tenslotte toch nog te winnen, het schip liep iets uit en kapitein De Vries dacht al overwinnaar te ziijn, toen zijn blik opeens verstarde. Want op de reede zag hij rustig achter zijn ankers met opgedoekte zeilen … de Jason, die zes dagen na hem was vertrokken en reeds de vorige dag was aangekomen. “Ik heb je vrouw al geschreven dat je onderweg bent”, zei kapitein Louwerse toen hij op de Zephir kwam om zijn collega te begroeten. Met een reis van 90 dagen had hij de race gewonnen. … “
Uit “De Clippers” van Anno Teenstra.Uitgave Holdert & Co, Amsterdam, 1945, 306 pp. en wel op pp. 74-75.