Inloggen
NIJVERHEID (DE) - ID 10117


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1827-05-22 / 1837-03-29 | Reden uitgevlagd: Verongelukt of vermist (zie final fate)

Identification Data

Bouwjaar: 1827
Categorie: Passenger-/cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Brik
Masten: Two masts
Material Hull: wood, sheathed with zinc
Dekken: 2
Construction Data

Scheepsbouwer: Werf 'Het Land van Belofte' - (Wed. E. Visser), Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Date Laid Down: 1825-08-00
Launch Date: 1826-11-01
Delivery Date: 1827-03-28
Technical Data

Gross Tonnage: 131.00 lasts
Gross Tonnage 2: 372.00 tons (oude meting)
 
Length 1: 26.50 Meters Registered
Beam: 4.98 Meters Registered
Depth: 4.23 Meters Registered
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1827
Datum agenda: 1827-05-22
Register nr: 18270340
Scheepsnaam: NIJVERHEID
Type: Brik
Lasten: 131
Gebouwd in provincie: Zuid-Holland
Gebouwd in binnen- of buitenland: Binnenlands
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Hudig & Blokhuyzen
Plaats: Rotterdam
Kapitein op moment van verzoek: Heykoop, L.
Opmerkingen: Eerste zeebrief
1827- Turksche pas naar Curacao / 1828 naar Batavia

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1827-03-27 DE NIJVERHEID
Manager: Reederij van Vier Schepen, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Reederij van Vier Schepen, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands

Bezitters van parten (aandelen) in het schip

  • Reederij van Vier Schepen, te Rotterdam, onder directie van de heer A. van Hoboken van Rhoon en Pendrecht c.s., aldaar, tot welke rederij behoren de fregatschepen de STAD ROTTERDAM en de MAAS en de brikschepen de ROTTESTROOM en de NIJVERHEID.

Ship Events Data

1837-03-29: Final Fate: Burnt

Op 29 maart 1837 wordt het brikschip de NIJVERHEID (bjr. 1827), kapt. T.J.J. Bouman, van Batavia naar Rotterdam, door bliksem getroffen op 29º26’ ZB 43º38’ OL van Greenwich (Indische Oceaan) en na uitgebrand te zijn, gezonken.

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Lambertus Heykoop werd geboren te Delfshaven op 11 februari 1795 als zoon van de Nederlands Hervormde Lambertus Heykoop (“in ’s rijksdienst gesneuveld”) en Hendrika Christina van der Zee. Hij woonde te Delfshaven.

Hij trouwde als Heikoop op 16 juni 1820 te Delfshaven met Helena Kolstee, geboren te Delfshaven op 05 september 1795 als dochter van Gerrit Kolstee en Bastiana van der Zwaal. Helena overleed op 07 november 1864

Lambertus  overleed op 10 juni 1852 aan boord van een schip liggende aan de Willemskade te Rotterdam. Bij de registratie van zijn overlijden werd als woonplaats Delfshaven vermeld.118

 

Provinciale Groninger Courant 15 juni 1852114

Rotterdam, 10 juni. Hedenmorgen, omstreeks 9 uur, heeft, bij het inladen van waterleggers in het fregatschip NOVA ZEMBLA, een verschrikkelijk ongeluk plaats gegrepen, zijnde een der vaten, na tot eene voldoende hoogte opgeheschen te zijn, door het breken van den strop, in het ruim gestort en op het hoofd van den kapitein L. Heykoop nedergekomen, die daar toevallig aanwezig was en plotseling door dezen ramp den dood vond. Dit treffend ongeluk is nog te meer betreurenswaardig, dewijl gemelde kapitein algemeen bemind en geacht was.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

L.Heykoop (adres J.H.Meijjes) werd met nr.256 effectief lid van Zeemanshoop per 08 april 1828 op voorspraak van J.C.Tevez. Zijn schip was de "Admiraal Zoutman"002.

Lamberth Heykoop werd per 01/08 april 1828 met vlagnummer 256 voorgedragen/benoemd als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein J.C.Tevez. Hij is afkomstig uit Rotterdam en had als adres de heer P.Nobel, Texelsche kade nr.3 Amsterdam Als zijn schip is genoemd de gekoperde brik “Nijverheid” 023.

Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 16 april 1828.003

 

L.Heykoop was effectief lid van Zeemanshoop met vlagbummer 256 van 1828 t/m 1836 en met vlagnummer 159 van 1836 t/m 1852

 

L.Heykoop was met vlagnummer R96 in de periode 1826 t/m 1852 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Uit de periode 1820 t/m 1825 zijn geen jaarverslagen beschikbaar. Het is dus mogelijk dat hij in één van de jaren uit deze periode tot het College is toegetreden058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 24 juni 1852 wordt het overlijden gemeld van kapitein L.Heykoop. In de vergadering dd 03 april 1852 vraagt zijn weduwe H.Kolstee om een uitkering die haar in de vergadering dd 30 september 1852 wordt toegekend voor haar en 1 kind ingaande 01 augustis 1852042

 

 

In de notulen dd 01 december 1840 van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop is een brief vermeld van kapitein L.Heykoop “inhoudende berigt wegens een Coraaldroogte in de passage tusschen Samarang en Batavia.”023.

In de notulen van de Algemene Vergadering dd 03 september 1844 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop staat de mededeling dat van het Bestuur van het Rotterdams zeemanscollege een kaart is ontvangen met een beschrijving van de baai van Patjitan gemaakt door L.Heijkoop.023 Deze opmerking is ook vermeld in de notulten van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 november 1840.042.

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 26 oktober 1852 staat de mededeling dat aan de weduwe van kapitein L.Heykoop een uitkering is toegekend per 01 augustus 1852 voor haar en 1 kind.023.

 

Aan het Jaarverslag 1840 van het College Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam, 13R/1a) is toegevoegd “Bekendmakingen aan Zeelieden” met de melding van kapitein L.Heykoop aan boord van de “Admiraal Zoutman”, dd. 5 november 1840 over “eene koraaldroogte”, 4? mijl van de hoek van Carawang, op weg van Semarang naar Batavia. Deze droogte is “zeer klein en steil” en een “scherp koraal”058.

In de Jaarverslagen 1855, 1858 en 1859 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart  (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat zijn weduwe een jaarlijkse uitkering ontvinden van f 150,-.058.

In het Jaarverslag 1864 vande Maatschappij tot Nut der Zeevaart is vermeld dat de weduwe van L.Heijkoop in 1864 is overleden058

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                    jaren           type                  scheepsnaam                   naam reder/boekhouder

        256                            1828           brik                   de Nijverheid                   geen opgave

                                      1829-1833     kof                   de Nijverheid                   de kapitein

                                      1834-1835     fregat               Johanna Cornelia            C.en A.Vlierboom te Rotterdam

        159                            1836           fregat               Zuid-Holland                   idem

                                      1837-1843     fregat               Admiraal Zoutman         idem

                                      1844-1852     fregat               Nova-Zembla                  idem

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein L.Heijkoop met vlagnummer R96 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*    1849, 1851                 van het fregat “Nova Zembla”         380 last           varend voor C.Vlierboom & Zonen te Rotterdam

 

Bouma025 vermeldt L.Heykoop als gezagvoerder gedurende:

*                                                                                                                                     1827 t/m 1833 van de brik “Nijverheid”, gebouwd in 1826 op de werf “Het Land van Belofte” van P. van Swijndregt & de wed. Visser te Rotterdam, 370 o.m., varend voor Hudig & Blokhuizen te Rotterdam;

*                                                                                                                                     1835 t/m 1836 van het fregat “Johanna Cornelia”, gebouwd in 1828 te Rotterdam, 384 ton o.m., varend voor C.A.Vlierboom te Rotterdam;

*                                                                                                                                     1831 t/m 1836 van het 3/msch “Zuid Holland”, gebouwd in 1830 te Rotterdam, 520 ton o.m., varend voor C.& A.Vlierboom te Rotterdam;

*                                                                                                                                     1838 t/m 1844 van het 3/m schip “Admiraal Zoutman”, gebouwd in 1837 te Rotterdam, 696 ton o.m., varend voor C.& A.Vlierboom te Rotterdam;

*                                                                                                                                     1845 t/m 1852 van het 3/mschip “Nova Zembla”, gebouwd in 1844 te Rotterdam, 723 ton o.m., varend voor C.& A.Vlierboom te Rotterdam.

 

Overige bijzonderheden

Kapitein L.Heykoop praaide bij de Solings kapitein C.Poort van de “Stad Heykoop” die op weg was naar Batavia, dd. 21 juni 1838005.

 

Andries Scott werd per 13 mei 1827 vanuit de Amsterdamse Kweekschool voor de Zeevaart als ligtmatroos geplaatst op de “Nijverheid” onde kapitein Heykoop voor een reis van Rotterdam naar Lima en Valparaiso. Hij was weer terug op school per 26 maart 1828004-532/1518. (hieruit blijkt dat Heykoop al eerder dan 1829 kapitein van de Nijverheid was - zie Bouma hiervoor).

 

Op 19 augustus 1827 vertrok de “Nijverheid” vanuit Rotterdam naar Curacao, Veracruz en Havana.069 – p158

 

Bataviasche Courant 19 mei 1821114

Batavia, 19 mei.

….Den 12 mei vertrok van hier naar Palembang Zr.Ms. brik JACOBA ELIZABETH, commandant 1e luit. Elgenhuizen; den 13 mei het Nederlandse schip ELIZABETH JOHANNA, kapt. W. Lucas, naar Palembang; den 16 mei het Nederlandse schip L. AUGUSTA, kapt. A. Bezemer, naar Padang; den 17 mei de Nederlandse brik HINGTAY, kapt. Tio Sokko, naar Bencoelen en Zr.Ms. fregat DAGERAAD, commandant kapt.luit. W. Tieman, koersstellende om de Noord, en den 18 mei het Nederlandse schip MARIA LOUISA, kapt. L. Heijkoop, naar Sourabaija.

 

Bataviasche Courant 01 september 1821114

Te Samarang aangekomen:

18 Aug. Ned. brik HENDRIK, H. Deelken, van Batavia; dito ANNA MARIA, C. Knuppel, van Batavia; dito schip JOHANNA FREDRIKA, P. de Haan, van Batavia; Chinese schoener DE HOOP, Tje Tjaijsing, van Grissee; Ned. schip MARIA LOUISA, L. Heijkoop, van Sourabaija, met Zr.Ms. troepen; dito schoener PHOENIX, A. Desperoux, van dito…..

….Vertrokken van Samarang:

….20 Aug. Ned. schip MARIA LOUISA, L. Heijkoop, naar Japara…..

 

 

Datum vanaf: 1827
Kapitein: Heykoop, Lambertus
Overige informatie: 1827 – 1833

Familiegegevens en opleiding

Teunis Johannes Jacobus Bouman werd geboren te Den Haag op 02 augustus 1808.

Hij huwde met Geertruy de Ligt, geboren te Rotterdam op 08 maart 1814. 003.

Hij overleed in 1865.

 

Teunis Johannes Jacobus Bouman werd geboren op 02 augustus 1808 te Den Haag als zoon van Teunis Bouman (visiteur bij de in- en uitgaande rechten) en Johanna Jacoba Marchant, afkomstig uit Hellevoetsluis. Hij trouwde op 25 juni 1834 te Rotterdam met Geertrui de Ligt, geboren op 08 maart 1814 te Rotterdam als dochter van Cornelis de Ligt (pakhuisbaas en Ned. Herv.) en Louisa van der El. Het echtpaar Bouman Jr woonde in Den Helder en te Rotterdam, o.a. aan de Schoonderloostraat Wijk E nr. 148.005.

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

T.J.J.Bouman, adres Hudig en H.Blokhuizen, werd met nr.452 effectief lid van Zeemanshoop per 22 januari 1839 op voorspraak van B.J.Martens. Zijn schip was de “Mozambique”002.  Ten tijde van de inschrijving was de man 30 jaar en de vrouw 25 jaar. Ingeschreven staan twee zonen, geboren in 1837 en 1839002a.

In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 15/22 januari 1839 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Teunis Johannes Jacobus Bouman, oud 30, voerend het fregat “Mozambique”, varend voor Hudig & Blokhuyzen te Rotterdam, geen adres in Amsterdam vermeld, op voordracht van kapitein B.J.Marks. Hij kreeg vlagnummer 452023.

T.J.J.Bouman werd per 01 september 1840 deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop.003-

T.J.J.Bouman was met vlagnummer R62 in de periode 1834 t/m 1865 van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshop dd 26 januari 1860 vraagt T.J.J.Bouman om een vermindering van contributie, maar dat wordt op grond van het Reglement geweigerd.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 28 augustus 1862 vraagt T.J.J.Bouman om een uitkering, die in de vergadeering van 26 november 1862 wordt afgewezen. In de vergadering dd 08 januuari 1863 wordt hem een gratificatie van f 50,- toegekend, waarvoor hij in de vergadering van 26 februari 1863 bedankt.042.

In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 03 juli 1838 wordt een missieve vermeld van A.van Hoboken & Zonen te Rotterdam “ter uitnodiging aan het Collegie om door inteekening der Uitgave te bevorderen van een werk getiteld “de Redding der bemanning van het Nederlandsche Brikschip de Nijverheid, enz.” door C.Brun … “023

Deze uitgave van Brun is inderdaad verschenen bij Mensing en van Westrenen, Rotterdam, 1838 en tekstueel bewerkt door D.J.Douwes onder de titel De brand op de “Nijverheid” verschenen in de Spiegel der Zeilvaart 1984 (2): p.34--38. Brun was adjunct-inspecteur bij het Nederlands-Oostindische leger. Het schip “Nijverheid” was op 14 september 1836 vertrokken vanuit Hellevoetsluis en arriveerde op 02 januari 1837 te Batavia. Op 17 februari 1837 vertrok het schip weer met aan boord de genoemde adjunct-inspecteur Brun, die na een dienstverband van 15 jaar met verlof naar Nederland ging. Hij roemde de uitstekende voedselvoorraden die door kapitein Bouman waren meegenomen. Na passage van Madagascar kwam op 29 maart plotseling zeer slecht weer opzetten, waardoor het schip onbestuurbaar werd. Door blikseminslag raakt een hoeveelheid “kassie” (Cassia fistula, een peulvrucht, in de geneeskunde gebruikt als laxans) in brand, waardoor tenslotte het gehele schip ten onder gaat. De bemanning en passagiers, in totaal 14 personen, gaan in de reddingsvaartuigen en bereiken na een barre tocht van 990 engelse mijlen op 14 april het vaste land in de buurt van de baai van Lagoa. Na ontmoetingen met roofzuchtige inboorlingen en het verlies van een paar schipbreukelingen door ziekte en uitputting, bereikte de groep c. 24 april tenslotte de Portugese vestiging Inhambane op 24o ZB. Met een Portugese brik reist men door naar Mocambique dat op 28 juni wordt bereikt. Na wederom een avontuurlijke tocht komt Brun eind november tenslotte in Rotterdam aan.

In de notulen van de Algemene Vergadering dd 07 februari 1860 staat vermeld een: “Brief van Kapt. T.J.J.Bouman, verzoekende vermindering van contributie en tevens behoud van alle zijne regten, welk verzoek is gewezen van de hand als in strijd met het Reglement.”. In de notulen van de vergadering dd 27 januari 1863 staat dat hem een gratificatie van f 50,- is toegekend waarvoor hij in de notulen van 03 maart 1863 dank zegt.023.

In de notulen van de Algemene Vergadering dd 25 juli 1865 staat een verzoek van de wed. T.J.J.Bouman geb de Ligt om een uitkering welke echter werd afgewezen

In het Jaarverslag 1837 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat het volgende:

“Ook van Kapitein Bouman is bij het Bestuur een brief ontvangen uit Mosambique, berigten inhoudende omtrent het ongeluk hem op zijne reis van Batavia herwaarts in de maand Maart van genoemd jaar overvallen door het verbranden van zijn schip, De Nijverheid, hetwelk door den bliksem getroffen was, en den rampspoed, waarmede hij en de overige schepelingen verder te worstelen hadden, eerst gedurende 18 dagen in eene opene boot op zee, terwijl zij bijkans van alle middelen van nooddruft verstoken waren, later aan de kust van Afrika bij de onbeschaafde volkstammen, bij welke zij waren aangeland, tot dat zij na den vermoeijendsten togt in eene Portugeesche bezitting aan de rivier Inhambanie waren aangekomen, van waar zij vervolgens naar Mosambique zijn overgebragt, hopende daar eenige scheepsgelegenheid te vinden om wederom in het vaderland terug te keeren. Voorloopig is die brief, gedateerd 26 Junij 1837, voor notificatie aangenomen; dan tot heden is er omtrent het lot van Kapitein Bouman en de zijnen geene nadere tijding ontvangen.

In het Jaarverslag 1838 van  de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein Bouman gerechtigd is tot het ontvangen van een toelage vanwege het verlies van zijn schip maar dat hij daarvan “edelmoediglijk” afstand heeft gedaan, waarna het College hem voor 1838 van contributie heeft vrijgesteld058. (Uit deze mededeling blijkt dat kapitein Bouman de ramp met zijn schip heeft overleefd).

In het Jaarverslag 1865 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1865 is overleden058.

T.J.J.Bouman was in 1847/48 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.

De schepen van de kapitein

lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                   jaren          type           scheepsnaam                          naam reder/boekhouder

        452                       1839-1853     fregat        Mozambique                          Hudig en Blokhuijzen te Rotterdam

        175                           1854          fregat        Mozambique                          idem

                                      1854-1857     fregat        Admiraal van Kinsbergen     E.Suermondt en Zn en Co

                                          1858          geen opgave van schip en boekhouder

                                      1859-1860     bark           Mary en Hillegonda               E.Suermondt en Zn en Co

                                      1861-1864     geen opgave van schip en boekhouder

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein T.J.J.Bouman met vlagnummer R62 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

  • 1849, 1851 bark “Mozambique”       370 last  Hudig & Blokhuyzen
  • 1855, 1858 fregat “Admiraal van Kinsbergen   407 last  Suermondt & Zonen & Co te Rotterdam
  • 1859 bark “Maria en Hillegonda”   398 last  Suermondt & Zonen & Co te Rotterdam
  • 1862 t/m 1864 geen schepen vermeld

 

Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:

T.J.J.Bouman                                                                                                                                                                       Mary en Hillegonda                     04 april 1860                                                                                                                                                                   25 januari 1861

Bouma025 vermeldt T.J.J.Bouman als gezagvoerder gedurende:

  • 1834 t/m 1837 van de brik “Nijverheid”, gebouwd in 1826 op de werf “Het Land van Belofte” van P. van Swijndregt & de wed. Visser te Rotterdam, 370 ton o.m., varend voor Hudig & Blokhuizen te Rotterdam. Het schip verbrandde in 1837 na blikseminslag;
  • 1840 t/m 1855 van het 3/mschip “Mozambique”, gebouwd in 1839 te Rotterdam, 700 ton o.m., varend voor Hudig & Blokhuyzen te Rotterdam. Het schip voer in 1856 voor van Dulken & van Dorp te Rotterdam en was herdoopt in “Maleyer”
  • 1855 t/m 1858 van het 3/m schip “Admiraal van Kinsbergen”, gebouwd in 1839 te Rotterdam, 750 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam. Het schip voer in 1859 voor van Zeylen & Dekker te Rotterdam en was herdoopt in “Remigius Adolphus”;
  • 1860 t/m 1861 van de bark “Mary & Hillegonda”, gebouwd in 1856 te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam.

 

Overige bijzonderheden

Van 1834 kapitein/eigenaar van de brik “Nijverheid”, gebouwd in 1825 te Rotterdam. “Verbrand na blikseminslag”025. Het “barkschip” “Nijverheid” ging op 29 maart 1837 in de Indische Oceaan door brand ten onder. Een der passagiers, de adjunct-inspecteur bij het Nederlands-Oostindische leger, maakte lovende opmerkingen over de voeding aan boord voor de passagiers. “De tafelgerechten verschilden in versheid weinig van die aan de wal, ... terwijl de kapitein tevens slachtvee en gevogelte genoeg voor de gehele reis aan boord had; al duurde die ook vier maanden”. Ook was hij zeer te spreken over “het betamelijk gezag” dat er tussen de kapitein, de stuurlieden en verdere ondergeschikten heerste. (Uit: E.W.Petrejus  Het schip vaart uit  De Boer Maritiem 1975, p.86).

In de plaats van de verbrande “Niverheid” werd de bark “Mosambique” gebouwd “die voor tien ingezetenen van Rotterdam ging varen; bij hen behoorde ook Anthony van Hoboken. … Op 25 april 1838 werd een begin gemaakt met de bouw van dit schip, op dezelfde werf die de Nijverheid had afgeleverd. Het Algemeen Handelsblad van 28 april kwam met het bericht dat de Mosambique werd gebouwd ‘ook met het doel om het gezag van dit schip op te dragen aan T.J.J.Bouman, als een hulde aan zijne bekwaamheid en bedaarden moed, bij de redding der passagiers en equipagie van het verbrande schip de Nijverheid’. De 700 ton metende bark kon in augustus 1839 in de vaart worden gebracht.069 – p.160

In de collectie van de Stichting Nederlandse Kaaphoornvaarders te Hoorn bevindt zich een meteojournaal van het schip “Mozambique” van een reis van Bristol naar Panama via Kaap Hoorn in 1853. Is in bruikleen gegeven door de heer G.E.Venendaal te Ede.

De Raad voor Tucht in de koopvaardij deed op 08 mei 1858 uitspraak inzake een klacht tegen kapitein T.J.J.Bouma van de “Admiraal van Kinsbergen” varend voor Suermondt & Zonen te Rotterdam. Details over de uitspraak worden niet behandeld. 104*.

Het fregat “Mozambique” onder kapitein T.J.J.Bouman werd te Cardif geregistreerd op 27 januari 1853, passeerde Kaap Hoorn in april, voer naar Callao en Chincha om guano te laden, passeerde op de terugreis in februari 1854 Kaap Hoorn en is vermeld op 29 maart 1854 te Rio de Janeiro met schade.121

NRC 28 mei 1852114

Rotterdam, 27 mei. Volgens bericht van kapt. Ruhaak, voerende het barkschip NOORD, te Brouwershaven binnen, had het schip MOZAMBIQUE, kapt. Bouman, van Batavia naar Rotterdam, de 29e maart te St. Helena binnengelopen, schade aan het roer bekomen, doch zou binnen acht dagen gereed zijn de reis voort te zetten.

 

 

Datum vanaf: 1833
Kapitein: Bouman, Teunis Johannes Jacobus
Overige informatie: 1833 – 1837

Afbeeldingen


Omschrijving: NIJVERHEID, getroffen door de bliksem en vergaat. Aquarel gemaakt in 1845, kapitein Teunis Johannes Jacobus Bouman.
Collectie: particuliere collectie, niet gespecificeerd
Vervaardiger: Spin, Jacob
Onderwerp: Storm
Algemene informatie

Op 22-05-1827 wordt voor de NIJVERHEID door Hudig & Blokhuyzen uit Rotterdam een zeebrief aangevraagd voor kapt. Lambertus Heykoop.

RC 150327

Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading: Naar Suriname, mede voor passagiers, het nieuwe tweedeks, met zink gedubbeld brikschip NIJVERHEID, kapt. L. Heijkoop.
RC 210827
Rotterdam, 20 augustus. De 17e, des namiddags, zeilden van Helvoetsluis de SNELHEID, kapt. H.P. de Jonge, naar Londonderry en de NIJVERHEID, kapt. L. Heijkoop, naar Vera-Cruz.

OHC 291227
Arrivementen: Te Vera Cruz is gearriveerd het schip de NIJVERHEID, kapt. L. Heykoop van Rotterdam.


1828

RC 240128
Rotterdam, 23 januari. Op de 2e december laatstleden is in de beste staat van Havannah gearriveerd het brikschip de NIJVERHEID, kapt. L. Heijkoop, van Rotterdam, laatst van Vera Cruz.
RC 110328
Rotterdam, 10 maart. De 8e dezer, arriveerde de NIJVERHEID, kapt. L. Heijkoop, van Havannah.
RC 130328
Rotterdam, 12 maart. Van de 11e dezer wordt gemeld vanuit Helvoetsluis, dat het schip de NIJVERHEID, kapt. L. Heijkoop, uit de quarantaine ontslagen is.

AH 190328
Cargalijst Rotterdam. NIJVERHEID, L. Heykoop van Havanna met 1.203 kisten suiker. N.H.M. en 1 partij campeche hout.

RC 010428
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar Batavia, het nieuw gebouwde Nederlands brikschip NIJVERHEID, kapt. Lambertus Heijkoop, om in het laatst van mei te vertrekken, hebbende zeer goede inrichting voor passagiers. Adres ten kantore van Hudig en Blokhuijzen.

Op 03-06-1828 wordt voor de NIJVERHEID door Hudig & Blokhuyzen uit Rotterdam een Turkse pas aangevraagd voor kapt. Lambertus Heykoop.

 

RC 280628
De 27e, des morgens, zeilden van Helvoet de NIJVERHEID, kapt. L. Heijkoop, van Batavia en de TREKVOGEL, kapt. H.T. de Jong, naar Marennes.
JC 201128
Batavia, 18 november. Heden arriveerden alhier de brikken NIJVERHEID, kapt. L. Heijkoop, de 27e juni vertrokken van Rotterdam, en JONGE JACOBUS, kapt. G. Vis, de 30e juni vertrokken van Rotterdam.

1829

 

RC 040629
Amsterdam, 2 juni. De schepen de NIJVERHEID, kapt. L. Heykoop, de 28e december 1828 van Soerabaja naar Rotterdam vertrokken en BETSEY BRANDT, kapt. F.W. Brincken, van Marseille naar Petersburg, waren de 21e mei op de hoogte van Portland.
RC 060629
Rotterdam, 5 juni. De 3e, des namiddags, arriveerden te Hellevoetsluis de NIJVERHEID, kapt. L. Heykoop, van Batavia.
AH 100629
Cargalijst Rotterdam. De NIJVERHEID, L. Heykoop van Batavia met 3.481 balen koffie, 192 kanasters suiker, 1.922 stuks gedroogde huiden, 410 schuitjes tin. N.H.M.

Op 11-08-1829 wordt voor de NIJVERHEID door Hudig & Blokhuyzen uit Rotterdam een zeebrief en Turkse pas aangevraagd voor kapt. Lambertus Heykoop.


RC 031029
Helvoetsluis, 1 oktober. Uitgezeild de NIJVERHEID, kapt. L. Heykoop naar Batavia.
LCO 041129
De schepen EMILLIE, kapt. D. Molander, van Aveiro naar Stokholm. de VROUW CATHARINA ELISABETH, D.B. Lutjens,van Amsterdam naar Padangen en de NYVERHEID, kapt. L. Heykoop, van Rotterdam naar Batavia, alle te Cowes binnen, hebben derzelver reizen voortgezet; het eerste den 23sten, en de beide laatste den 24 oktober.

1830


JC 100430
Advertentie: Postkantoor te Batavia. Wordt ter kennis van het publiek gebracht, dat aan het postkantoor teBatavia pakketten voor brieven zijn geopend om te worden verzonden naar Rotterdam met de Nederlandse brik NIJVERHEID, L. Heijkoop. Het pakket brieven voor Nederland, per de brik NIJVERHEID, kapitein L. Heijkoop, zal op aanstaande donderdag, den 15 dezer, uiterlijk ten 12 ure, worden gesloten.

Batavia, 9 april 1830. Postmeester B.A, Bik.
OHC 250930
Arrivementen: Te St. Helena, L. Heykoop van Batavia naar Rotterdam.
LCO 270930
Arrivementen: Te St. Helena, L. Heykoop, van Batavia naar Rotterdam, deze heeft den 31 juli de reis vervolgd.

OHC 281030
Helvoetsluis, 27 oktober. Binnengekomen NIJVERHEID, L. Heykoop van Batavia.
AH 031130
Cargalijst Rotterdam 29 oktober 1830. NIJVERHEID, L. Heykoop van Batavia met 3.930 balen koffie, Ned. Handel-Maatschappij.

1831 

 

RC 170531
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading, naar Batavia, het Nederlands brikschip NIJVERHEID, kapt. Lambertus Heijkoop; hebbende zeer goede inrichting voor passagiers.
Adres ten kantore van Hudig & Blokhuijzen en Kuijper, Van Dam & Smeer.
RC 160731
Te Rotterdam ligt in lading, naar Batavia, het Nederlands brikschip NIJVERHEID, kapitein Lambertus Heijkoop; hebbende zeer goede inrichting voor passagiers. Zullende den 25 dezer vertrekken.
Adres ten kantore van Hudig & Blokhuijzen en Kuijper, Van Dam & Smeer.

Op 21-07-1831 wordt voor de NIJVERHEID door Hudig & Blokhuyzen uit Rotterdam een zeebrief en Turkse pas aangevraagd voor kapt. Lambertus Heykoop. 

 

JC 151231
Batavia, 12 december. Heden arriveerden alhier het pinkschip JONGE ELIZABETH, kapt. H. de Wit, den 1 augustus vertrokken van Rotterdam, en de brik NIJVERHEID, kapt. L. Heijkoop, den 8 augustus vertrokken van Rotterdam.

1832

JC 010332
Batavia, 29 februari. Vertrokken de brik NIJVERHEID, L. Heykoop naar Rotterdam.
OHC 140732
St. Helena, 17 mei. Aangekomen NIJVERHEID, L. Heykoop van Batavia naar Rotterdam.
RC 110832

Rotterdam, 10 augustus. Kapitein A. van der Weyde, voerende het schip de WISSELVALLIGHEID, in Den Briel gearriveerd, rapporteert, dat hij den 5 augustus laatstleden bij Lizard in goede staat gepraaid heeft het brikschip de NIJVERHEID, kapt. L. Heykoop, van Batavia naar Rotterdam.
RC 140832
Helvoetsluis, 12 augustus. Volgens rapport van de zeeloodsen is voor de wal, met loodsen aan boord, het schip NIJVERHEID, kapt. L. Heykoop, van Batavia; de wind WNW.
RC 140832
Rotterdam, 13 augustus. Den 12 dezer, des namiddags, arriveerden te Helvoetsluis: de DRIE MARIA’S, kapt. J. Glazener, en de NIJVERHEID, kapt. L. Heykoop, van Batavia.
RC 280832
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading: Naar Batavia, het Nederlands brikschip NIJVERHEID, kapt. Lambertus Heykoop, mede voor passagiers, waarvoor (hetzelve) goede inrichting heeft; zullende medio september aanstaande vertrekken.

1833

 

RC 040633
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar Batavia, mede voor passagiers, waarvoor zeer goede inrichting heeft, het Nederlands brikschip NIJVERHEID, kapt. Lambertus Heykoop; ligt gereed.
Adres ten kantore van Kuyper, Van Dam & Smeer en Hudig & Blokhuyzen.

Op 16-06-1833 wordt voor de NIJVERHEID door Hudig & Blokhuyzen uit Rotterdam een Turkse pas aangevraagd voor kapt. Lambertus Heykoop. 

 

RC 220633
Rotterdam, 21 juni. De 20e, des morgens, zeilden van Helvoetsluis NIJVERHEID, kapt. L. Heykoop, en ROTTESTROOM, kapt. J.H. Deuling, naar Batavia.
JC 231033

Batavia, 21 oktober. De 21 oktober is alhier gearriveerd het schip ’s-GRAVENHAGE, kapt. D.J. Bulsing, met een passagier, de 7 juli vertrokken van Rotterdam, het schip SURINAME, kapt. W. Landsaat, met een passagier, de 19 juni vertrokken van Amsterdam, de brik NIJVERHEID, kapt. L. Heijkoop, de 20 juni vertrokken van Rotterdam.
RC 261033
Advertentie. Openbare vrijwillige verkoping. De notarissen Nozeman en Van der Loot, residerende te Rotterdam, als last hebbende van derzelver principalen, zijn voornemens op woensdag de 13e november 1833, des namiddags ten 4 ure, in het lokaal der publieke verkopingen, op de Gelderschekade, aldaar, in het openbaar te veilen en te verkopen:
- 3/304 aandelen in de Reederij van Vier Schepen, te Rotterdam, onder directie van de heer A. van Hoboken van Rhoon en Pendrecht c.s., aldaar, tot welke rederij behoren de fregatschepen de STAD ROTTERDAM en de MAAS en de brikschepen de ROTTESTROOM en de NIJVERHEID.
Nadere informatiën zijn te bekomen ten kantore van de voorschreve notarissen en de te veilen panden (opm: beperkt tot de scheepsparten) twee dagen vóór en op de voormiddag van de dag der veiling te zien, mits gemunieerd zijnde van permissie-biljetten, door één der gemelde notarissen getekend; blijvende
dezelve en ook de voornoemde aandelen inmiddels uit de hand te koop.
JC 231133
Batavia, 22 november. Vertrokken brik NIJVERHEID, L. Heijkoop naar Rotterdam met 5 gepasporteerde militairen.

1834

 

AH 030234
Batavia, 21 oktober 1833. Binnengekomen NIJVERHEID, kapt. L. Heykoop, en ADRIANUS EN JACOBUS, kapt. J. Parlevliet, van Rotterdam.
DC 150234
Kapt. H.J. Bonn, gisteren van Batavia binnengekomen, rapporteert, dat hij op 17 oktober ll. in Straat Sunda aan boord is geweest bij de St. Nicolaas Hoek op het schip de NEDERLANDEN, kapt. A.J. Struik, van Amsterdam, aan boord alles wel, welk schip op 26º ZB 99º OL gepraaid had het schip SURINAME, kapt. Landsaat, van Amsterdam, nummervlag 205. Nevens Anjer passeerde nog dezelfde dag en heeft gepraaid brik NIJVERHEID, kapt. Heykoop, en de brik ROTTESTROOM, kapt. Deuling, ook alles wel.
RC 040334
Rotterdam, 3 maart. Van Batavia zijn vertrokken de schepen ROTTESTROOM, kapt. J.W. Deuling en de NIJVERHEID, kapt. L. Heykoop, naar Rotterdam.
AH 310334
St. Helena, 31 januari. NIJVERHEID, kapt. L. Heykoop, van Batavia, dezelve is 1 februari naar Rotterdam gezeild.
DC 100534
Hellevoetsluis, 6 mei. Van de morgen arriveerde uit zee: NIJVERHEID, kapt. L. Heykoop, van Batavia.

Op 19-06-1834 wordt voor de NIJVERHEID door Hudig & Blokhuyzen uit Rotterdam een zeebrief aangevraagd voor kapt. T.J.J. Bouman.

 

RC 240634
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading: Naar Batavia, mede voor passagiers, het Nederlands brikschip NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman.
Adres ten kantoren van Hudig & Blokhuyzen en Kuyper, Van Dam & Smeer.

DC 080734
Hellevoetsluis, 4 juli. Heden morgen zeilde naar zee: NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman, naar Batavia.
JC 291034
Batavia, 24 oktober. Heden is alhier aangekomen de brik NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman, vertrokken van Rotterdam de 4e oktober. (opm: deze vertrekdatum moet een drukfout zijn)

JC 121134
Batavia, Uitvoer. Naar Rotterdam, met de Nederlandse brik NIJVERHEID, T.J.J. Bouman. 2.932 picols koffie, 974 picols suiker, 200 picols tin, 40 picols sapanhout, 20 picols bindrotting. F.H.M.N.


1835


NSC 040335
Van Batavia vertrokken, 9 november 1834. De brik NIJVERHEID, T.J.J. Bouman naar Rotterdam.
OHC 170335
Arrivementen: Te St. Helena, brik NIJVERHEID, T.J.J. Bouman  van Batavia naar Rotterdam.
RC 250435
De 24e dezer, des morgens, arriveerde te Helvoetsluis NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman, van Batavia.
RC 200635
Advertentie. Te Rotterdam liggen in lading: Naar Batavia het Nederlands brikschip NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman en het Nederlands fregatschip DRIE MARIA’S, kapt. J. Glazener.
Adres ten kantoren van Hudig en Blokhuyzen en Kuyper, Van Dam en Smeer.

RC 230735
Rotterdam, 22 juli. De 21e dezer, des morgens, zeilden van Helvoetsluis NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman, DANKBAARHEID AAN DE NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ, kapt. P. Landberg; ANTHONY, kapt. B. van der Tak en ADELAAR, kapt. W. Smith, naar Batavia.
JC 251135
Batavia, 22 november. Heden is alhier aangekomen de brik NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman, de 21e juli vertrokken van Rotterdam.

JC 251135
Batavia, 23 November 1835. Passage naar Rotterdam met de voor den overvoer van passagiers bijzonder wel ingerichte brik de NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman, zullende van hier vertrekken in het begin der maand januari aanstaande (opm: 1836), adres bij Ten Brink,Reijnst & Gijsing.
JC 281135
Batavia, 25 november. Vertrokken de Nederlandse brik NIJVERHEID, T.J.J. Bouman, naar Samarang, passagier, de heer R.J.A. Abraham de Melverda.
JC 281135
Batavia, uitvoer. Naar Nederland over Samarang, met het Nederlandse schip NIJVERHEID, Bouman. 200picols tin, F.N.H.M.
JC 231235
Samarang, 15 december. Vertrokken de Nederlandse brik NIJVERHEID, Bouman over Batavia naar Rotterdam.

1836


JC 060136
Batavia, 1 januari. Vertrokken de Nederlandse brik NIJVERHEID, T.J.J. Bouman naar Rotterdam.

DC 260336
Den 24 maart. Kapt. O. Kievijt, te Hellevoetsluis binnen, rapporteert gepraaid te hebben, op 31 juli 1835, de brik NIJVERHEID, kapt. Bouwman, op 40º 60’ NB 12º WL (opm: mogelijk 41º NB 12º WL).
AH 210536
Kapt. Kraay, voerende de NEPTUNUS, de 19e januari l.l. van Batavia vertrokken en de 16e mei bij Weymouth, rapporteert gepraaid te hebben de 21e januari op 4 mijlen van Batavia, de MIDDELBURG, kapt. Rickeles, van Middelburg naar Batavia en 6 of 7 dagen later op 60 a 70 mijlen van Batavia de WILLEM DE EERSTE, kapt. H. Blad, van Amsterdam. Ook waren met hem van St. Helena vertrokken de MAAS, kapt. Van Velthoven en de NIJVERHEID, kapt. Bouman, beide naar Rotterdam bestemd.

OHC 110636
Arrivementen: Te St. Helena de NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman van Batavia naar Rotterdam.

DC 180636
Hellevoetsluis, 16 juni. Heden morgen arriveerden uit zee: NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman, van Batavia.

AH 210636
Cargalijst Rotterdam. NIJVERHEID, T.J.J. Bouman, van Batavia met 3.028 balen koffie, 307 canaster suiker, 400 schuitjes tin, 1.000 bossen bindrotting N.H.M.

RC 260736
Advertentie. Te Rotterdam ligt in een lading: Naar Batavia, mede voor passagiers, het Nederlands nieuw gekoperd brikschip de NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman. Adres ten kantore van Hudig en Blokhuyzen en Kuyper, Van Dam en Smeer.

Op 05-08-1836 wordt voor de NIJVERHEID door A. van Hoboken & Zonen uit Rotterdam een zeebrief aangevraagd voor kapt. T.J.J. Bouman. 

 

DC 150936
Hellevoetsluis, 13 september. Heden zeilden naar zee: PRINSES MARIANNE, kapt. A. Plug, DANKBAARHEID AAN DE NEDERLANDSE HANDELMAATSCHAPPIJ, kapt. P. Landsberg, ’s GRAVENHAGE, kapt. D.J. Bulsing, en NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman, allen naar Batavia, dezelven zijn over Pampus ten anker gekomen.

1837 

JC 040137
Batavia, 2 januari. Heden is hier aangekomen de Nederlandse brik NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman, de 14e september vertrokken van Rotterdam.
JC 070137
Batavia, invoer. Van Nederland, met het Nederlandse schip NIJVERHEID, Bouman. 50 kisten wijn. A. Meyer. 8 kisten papier, N. Cezard. 57.000 metselstenen, diverse dranken en provisien, Reijnst en Vinju. 5 kisten regenschermen, Douglas, Brothers en Co. 20 kisten wijn en 2 kisten wijn, Order.
JC 070137

Batavia. Vertrekkende schepen.Vracht en passage naar Rotterdam, met de snelzeilende nieuw gekoperde brik NIJVERHEID, kapitein F.J.J. Bouman, zullende voor het einde van deze maand, van hier vertrekken; adres bij J.Reijnst en Vinju.
JC 180237
Batavia, 17 februari. Vertrokken de Nederlandse brik NIJVERHEID, T.J.J. Bouman, naar Rotterdam, passagiers, onder-inspecteur der 2 klasse C. Brun, en de heren A. Reverchon, C. Mentz, M. Rijneveld en dochter.
AH120537
Helvoetsluis, 10 mei. Binnengekomen NIJVERHEID, Bouman van Batavia.
RC 290637
Rotterdam, 28 juni. Kapt. S. van Delden Az. (opm: bark JAVA’S WELVAREN), van Batavia in Texel binnen, heeft den 25 februari, in Straat Sunda bij St. Nicolaaspunt, gepraaid het schip (opm: fregat) de OCEAAN, kapt. P. Zunderdorp, van Rotterdam naar Batavia; den 3 maart even buiten Straat Sunda de schepen (opm: brikken) de NOORD, kapt. J.A. Weyerbusch, en de NIJVERHEID, kapt. T.J.J. Bouman, beide den 17 februari van Batavia naar Rotterdam vertrokken.
AH 201137 

Volgens brief van St. Helena, in dato 15 september, door de boekhouders ontvangen, was aldaar per Engelse brik VELOCITY, komende van Madagascar, gearriveerd de majoor Brun, als passagier zich bevonden hebbende aan boord van het Nederlands schip de NIJVERHEID (opm: brik, bouwjaar 1827) van Rotterdam, kapt. T.J.J. Bouman, de 22e februari van Batavia naar Rotterdam vertrokken, welke rapporteert, dat op de 29e maart daaraan volgende, zich toen bevindende op 29˚56' zuiderbreedte en 43˚38' oosterlengte, gedurende een verschrikkelijke storm, de bliksem 's avonds te 7 uur het schip had getroffen, waardoor de kaneel, in het tussendek geplaatst, was in brand geraakt en alle pogingen om de vlam te blussen vruchteloos bevonden zijnde, was men te 11 uur 's nachts genoodzaakt toevlucht tot de boot en sloep te nemen en het schip te verlaten, hebbende geen andere provisie kunnen meenemen dan 1 zak beschuit, 12 hammen en 1 vat water; dat men, na een aller gevaarlijkste reis, de 14e april op de oostkust van Afrika aangeland en van daar te voet naar Inhambanie gereisd was, alwaar men de 20e april aankwam en, na zich aldaar op de 4e mei te hebben ingescheept, de 28e van die maand te Mozambique was gearriveerd, van waar men trachten zou gelegenheid te vinden om zich naar Europa in te schepen. 
RC 251137
Advertentie. Heden ontvingen wij het voor ons en onze kinderen zo bedroevend bericht, dat onze zoon, Gijsbert, timmerman op het verongelukte schip NIJVERHEID, na het doorstaan van zo vele gevaren en gebrek, in het begin der maand mei, te Inhambanie, op de oostkust van Afrika, in de ouderdom van ruim 28 jaren is overleden.
Rotterdam, den 24 november 1837, G. van Heel, J. van Heel, geb. Kop

JC 251137
Door de welwillendheid der heren Reijnst en Vinju zien wij ons in de gelegenheid gesteld, om onze lezers een belangrijk verslag mede te delen, van het ongeluk het Nederlandse brikschip NIJVERHEID, gevoerd door kapitein T.J.J. Bouman, en bestemd naar Rotterdam overgekomen, en laten wij de brief van die gezagvoerder aan gemeld handelshuis hier in zijn geheel volgen:

Mozambique, 20 augustus 1837 (Oostkust van Africa)

Daar er thans een schip van hier naar Bombay vertrekt, kan ik niet nalatig blijven UEd. het ongeluk mij overkomen mede te delen, namelijk het totaal verongelukken van het door mij gevoerd brikschip NIJVERHEID, op de 29e maart op 29º26’ ZB 43º38’ OL van Greenwich; wetende dat Ued. daar groot belang in stelt, zal ik UEd. een omstandig verhaal daar van doen.

Na dat ik de 19e februari van Batavia vertrokken was hebben wij tot de 4e maart in en buiten Straat Sunda met stiltens gesukkeld, doch daarna een gewenste gelegenheid gehad tot de 29e maart, zo als UEd. uit de afstand, in die tijd afgelegd, wel begrijpen kunt. Als toen kwam ons nademiddags een zwaar onweder belopen, zijnde de wind van het oosten koershoudende om de west halfzuiden, en zeilden wij met alle lijzeilen welke maar trekken konden, toen de lucht rondom de horizonten zware donderwolken te samen pakte, waar uit het sterk lichtte. De buien al opkomende zetten, oordeelden wij het raadzaam om de lijzeilen in te nemen, bramzeilen en onderzeilen vast te maken en de marszeilen dicht te reven, hetwelk ten 4 ure dan ook gedaan was, als ook op een schip hetwelk bij ons was en met ons stevende toen het reeds zeer zwaar donderde en stortregende. De zee was zeer hoog en moeilijk. Ten 5 ure schoot de wind met een zware donderbui uit tot noord, waarom ik het voormarszeil nog deed vastmaken, en om het schip gemakkelijker in de zee te doen werken, en de zuiging der bliksemstralen, die zeer zwaar en onophoudelijk waren, te vermijden, onder de wind liet houden met de steven om de oost. Er vielen zeer zware donderslagen en men scheen midden in een vuurregen te zijn. Rondom de horizont vielen klompen vuur uit de lucht. In de bui was het somtijds dood stil en somtijds liep de wind met stormvlagen het kompas rond, waardoor het schip onweerbaar rond dreef en ten 6 ure, voor de zee liggende, met een stortzee de jol achter het schip verbrijzeld werd, de donder steeds toenemende, zo dat er tussen de zware slagen, waar door het schip uit elkander scheen te zullen barsten, geen tussenpozing was. Ten 7 ure trof een vuurklomp ons in het voortuig waar door de stengen verbrijzeld en de fokkemast tot beneden van elkander gespleten werd, brand veroorzakende in de cassia (Padang-cassia = valse kaneel, heeft scherpere smaak dan goede Ceylon-kaneel). Dit werd dadelijk aan de slag ontdekt en ik liet terstond het beschot en het volkslogies wegbreken, om te zien of wij de brandende kisten er uit konden krijgen en door inwerping van een massa water de brand meester worden, doch waren in minder dan een kwart uur genoodzaakt de arbeid tot demping van de brand daar ter plaatse te staken, door dien het logies zo vol met stiklucht der cassia was, dat niemand het langer daarin konde uithouden en zelfs de laatste zich daarin bevindende persoon, bedwelmd, met een touw om het lijf er uit gehaald werd. Ik liet hierop dadelijk de timmerman grote gaten in het dek kappen en het voorluik openbreken, om door het uithalen van kisten en het inwerpen van veel water, geholpen door de zware stortregens en het bij aanhoudendheid overkomen van zeewater de brand te blussen; doch te vergeefs. De cassia scheen hoe meer water er op kwam, hoe feller te branden zodat, ten 8½ ure de vlam al door het gehele tussendeks verspreid was en woedend voortliep. Ik had geen geschut om noodschoten aan het bij ons zijnde schip te doen, daarom liet ik het buskruit in zee werpen om de uitbarsting voor te komen, en liet enige vuurpijlen, welke ik aan boord had, afsteken tot sein voor voormeld schip, of het soms gezien mocht worden en hetzelve tot hulp bij ons zoude blijven, doch zonder de arbeid tot demping van de brand te staken, welke hoe langer hoe feller werd. – Het gehele schip was toen reeds zodanig met rook gevuld dat de hofmeester welke het buskruit gekregen had bedwelmd op het dek viel, en ik zag dat er tot ons groot ongeluk geen mogelijkheid meer bestond om de brand meester te worden, daar het voordek reeds geheel afgebrand was en de vlammen de luiken uitsloegen, zodat het hoog tijd was om op levens behoud te denken. Maar hoe de boten met zulk weer uitgekregen en maar één mast waaraan men takels hechten kon! Wij waren intussen gelukkig genoeg, met een takel op de grote ra en een op het groot stag, dezelve ten 10½ ure hoewel geheel beschadigd er uit te krijgen.

De barkas was van voren en van achter reeds in brand geweest en zo lek, dat vier man met putsen deszelve niet ledig konden houden. Het weder scheen nog erger te worden en, niettegenstaande de zware stortregens, was de vlam reeds op onderscheidene plaatsen in het tuig en de fokkemast geheel in brand. Wij hadden toevallig een zak, met ongeveer 40 Nederlandse ponden brood en twee hammen, in de kerk (opm: ruimte voor de kajuit, die van de eigenlijke kajuit gescheiden was door een schot; men hield daar vroeger de kerkdiensten) onder het luik liggen, welke wij in de boten kregen, als ook twee kwart leggers half vol water, anders konden wij deszelve door de zwaarte niet in de boten krijgen; ook was door de hofmeester op mijn order uit mijn kamer gehaald het blikje met scheepspapieren, journaal, sextant, een kaart en een paar boeken, welke voor dagelijks gebruik altijd bij elkander voor de hand waren; en zo waren wij verplicht om met de twee geheel ontramponeerde vaartuigen, in zulk een vreselijk weder en ten minste 70 mijlen van het laatste land verwijderd, ten 11 en een half ure het schip te verlaten, wijl wegens de hitte niemand het langer aan boord konde uithouden. Wij maakten de boten achter malkander vast en hielden dezelve zo goed mogelijk op de zee, zijnde met 14 man in de barkas en met 8 man in de sloep, half gekleed, zonder baatjes (opm: baadje, katoenen jasje), schoenen of kousen, de passagiers in sarong en kabaai (opm: huisjakje), elk ogenblik denkende dat onze laatste minuut daar was. Wij hadden een zeer bange nacht. De bliksem sloeg tussen beide tussen de twee boten in zee. De donkere nacht werd voor ons verlicht door het brandende schip, dat nu van achter tot voor reeds in de vlam was. Wij zagen de dag reikhalzende te gemoed, om te zien of het vroeger vermelde schip ook bij ons was, doch zagen niets als ons brandend vaartuig waarvan de masten reeds afgebrand waren en des namiddags van de 30e maart ten 4 ure zagen wij hetzelve zinken. Het verschrikkelijke donder-weder met aanhoudende stortregens duurde voort tot ’s morgens van de 1e april, toen wij allen als doorweekt, altijd de boot half vol water hebbende, eindelijk het weder zagen opklaren en de zon doorkomen. Nu dacht men ook voor de eerste maal aan eten, doch ons brood was, niettegenstaande er een bramzeil over gelegen had, tot een deeg geworden en doorweekt van zout- en regenwater bijkans oneetbaar, en ons water daar de pompen niet goed dicht geweest waren, geheel brak. Ik resolveerde (opm: besloot), daar de wind zuid-oost liep, naar Madagaskar te sturen en van ons bramlijzeil een zeil gemaakt hebbende, stevenden wij om de noord, hebbende wij een kompas uit het nachthuis en een lood medegenomen. Na drie dagen noordwaarts gezeild te hebben, dat wij zware stroom om de zuid hadden en de wind noord-oost liep, zag ik dat het niet mogelijk was de kust van Madagaskar te bereiken. Wij hadden met ons 22 personen, dagelijks een mok, ongeveer een fles vocht inhoudende, met ons zout en zuur brood en een hals van een fles waarvan 16 in een fles gingen driemaal daags brak water, want ik had ons weinige voedsel nog voor 15 à 16 dagen verdeeld.

Nu kregen wij ook nog slecht weder, waardoor wij in de nacht van de 3e en 4e april de sloep verloren, en dachten dezelve verongelukt te zijn, doch vonden ze des morgens geheel vol water terug; toen namen wij de 8 man uit de sloep ook nog in de boot en lieten wij het wrak drijven.

Men moest met het beste weder met 4 à 5 man met putsen het water uit de boot houden.

Nu besloot ik om naar het vaste land van de kust van Afrika te stevenen, alwaar wij dan ook de 15e april uitgehongerd en uitgedorst op 24º18’ ZB 35º40’ OL, even bezuiden Kaap Los Corientes, geland zijn.

Wij hadden toen niet meer te eten of te drinken, en waren na onze landing, welke door een zware branding op klippen ging, genoodzaakt boombladeren en wilde wortelen te eten, wordende door de negers mishandeld, welke ons om de zuid dreven. Hier verloren wij de sergeant-majoor M. Rijneveld en de matroos passagier C. Mentz, welke van honger en dorst gestorven zijn.

Na 4 dagen zuidwaarts gelopen te hebben, de wil hebbende naar de Algoa baai en ons gevoed hebbende met boombladeren en wilde wortelen, ontmoetten wij een negerhoofd, welke ons in de Portugese taal, die door de heer Reverchon verstaan werd, zeide dat wij met hem zouden gaan en dat hij ons te In… (opm: waarschijnlijk Inhambani, zie ook RC 251137 advertentie) bij blanken zoude brengen, hetwelk hij, na ons gevoed te hebben, ook deed, zodat wij aldaar de 26e april, dood afgemat door een mars van 25 à 30 mijlen door het mulle zand en de bossen van Afrika, half naakt aankwamen en ons weder onder beschaafde mensen bevonden.

De 4e mei zond de gouverneur ons naar Mozambique, nadat ik eerst protest ? (opm: zeeprotest [scheepsverklaring]; het vraagteken was van de redactie van de JC) gemaakt had, en de 30e mei kwamen wij aldaar allen ziek aan, met achterlating van de heer Reverchon, die wij te In… (opm: waarschijnlijk Inhambani) gelaten hadden en met verlies van twee man der equipage. De Portugese gouverneur aldaar trok zich onzer (opm: lot) aan en behandelde ons zeer royaal. De zieken gingen dadelijk naar het hospitaal en de stuurlieden en passagiers werden bij burgers gelogeerd. Ik heb de eer bij Zijne Excellentie te wonen.

Er is hier geen gelegenheid naar Europa. Ik heb al het volk met Zuidzee-vissers naar St. Helena (opm: mogelijk St. Helena Bay, Westelijke Kaap; 32º45’ ZB 18º01’ OL) afgezonden en de heer Brun is met een Engels brik over Madagaskar naar Londen vertrokken, zo dat ik met nog twee stuurlieden en het dochtertje van Rijneveld (opm: de overleden sergeant-majoor) hier ben, en reikhalzend naar een gelegenheid uit zie om ook weg te komen, hetwelk denkelijk niet voor oktober zal zijn. Ik ben hier ook zwaar ziek geweest maar nu weder beter, hoewel nog zwak en mager als een geraamte, en dood arm zo als ik ga en sta, want ik kan hier geen geld krijgen, daar de Hollanders hier onbekend zijn.

Wij krijgen soldij, dat is zo wat 33 centen daags en daar voor kan ik mij net schoon houden, om bij de gouverneur, door wie ik enige klederen bekomen heb, aan tafel te komen.
En hiermede heb ik de eer enz.


1838

AB 020138
Lijst van vergane, gesloopte en verbrande schepen gedurende het jaar 1837.

NIJVERHEID, Bouman.
AH 060138

Het Journal de la Haye (opm: een Haagse krant) behelst een brief, door de heer Brun, adjunct-onderinspecteur bij het koloniale leger, aan de kolonel Timmermans van datzelfde leger, tegenwoordig in deze residentie (opm: Den Haag) woonachtig, geschreven uit Mozambique: Na het verbranden van het schip de NIJVERHEID (opm: brik, bouwjaar 1827, kapt. T.J.J. Bouman, dezelve bevat de volgende bijzonderheden:
 

Mozambique, 26 juni 1837

Mijn waarde kolonel,

De welwillendheid, welke gij hebt willen betonen, terwijl ik mij in Indië onder uw bevelen bevond, maakt het mij ten plicht u mede te delen, wat mij is wedervaren gedurende mijn overtocht van Batavia naar het moederland, werwaarts ik mij wegens redenen van gezondheid en familiezaken begaf. Trouwens, ik weet hoeveel belang gij in de officieren van uw corps stelt.

Ik scheepte mij in op de brik NIJVERHEID, onder bevel van kapt. Bouman uit Rotterdam. Eerst was onze reis zeer voorspoedig, doch de 29e maart jl., toen wij ons 29º56’ ZB 43º38’ OL van Greenwich (opm: plm 300’ ZW van Madagascar) bevonden, overviel ons een verschrikkelijk onweer, vergezeld met windstoten, en de bliksem op ons dek slaande, zette hetzelve in de brand. Het scheepsvolk en de passagiers stelden ongehoorde pogingen in het werk om de brand meester te worden, maar vruchteloos; wat de vlammen spaarden, werd door de golven verzwolgen. Wij betwistten ons aan boord zo lang aan het vuur, als er slechts enige hoop tot redding van hetzelve bestond, zo zelfs, dat het hekwerk van onze grote sloep reeds door de vlammen bereikt werd, toen wij er in slaagden om dezelve over boord te krijgen, en hadden wij nu aan het water het behoud van dit vaartuig te danken, daar korte tijd daarna het rokend wrak van de NIJVERHEID in de golven verdween.

Wij hadden er het leven, doch ook niets anders afgebracht, en wij zetten onze gevaarlijke vaart tot de 15e april voort, toen wij de Afrikaanse kust, bij de Kaap de los Corientos op 24º18’ breedte en 35º46’ lengte (opm: Cape Correntes, 24º06’ ZB 35º30’ OL) bereikten. Wij hadden bijkans geen levensmiddelen meer om het leven van 22 schipbreukelingen te onderhouden; 40 ponden beschuit, omstreeks een kwart waterton en 2 hammen, ziedaar onze hele levensvoorraad voor zo veel mensen, en voeg hierbij een verschrikkelijke droogte, voor ongelukkigen die de hemel, al was het een enkele regendroppel, afsmeekten. Meer dan eens geraakten wij door de verbolgen zee en de stromen in het grootste gevaar; doch wij werden telkens gered, dank zij de tegenwoordigheid van geest en onverschrokkenheid van onze kapitein, en dank bovenal de Goddelijke barmhartigheid, waarin wij al onze hoop hadden gesteld, en die, daar zij ons voor alle noodlottige tweedracht behoedde, ons vergunde tot het laatste ogenblik van onze ontscheping, het kleine dagelijkse rantsoen te ontvangen, wat vooraf was verdeeld, om hetzelve te langer te doen duren. Wij waren niet ver van Madagascar verwijderd, doch tegenwind en stroom hielden ons er van af, verbrijzelde onze sloep op de klippen, welke de gehele kust bedekken, doch wij waren gelukkig genoeg om de branding te overkomen, en het strand te bereiken. Gedurende onze moeilijke tocht, hadden wij de gepensioneerde sergeant-majoor verloren, doordien hij te veel zout water had gedronken; hij stierf in het gezicht van de kust, bij ons zijn ongelukkig dochtertje van 14 jaar achterlatende. Wij moesten nog een matroos achterlaten op het strand, waar wij landden, die wij door de uitputting van onze krachten niet verder binnen ‘s lands konden vervoeren.

Onze tocht vervolgende ontmoetten wij kaffers, en wij konden niet dan de gastvrijheid van die arme lieden roemen; zij, die in de eenvoudige natuurstaat verkeerden, deelden met ons het weinige wat zij hadden. Na een moeilijke tocht in het binnenland dezer alsnog nooit bezochte streken, en gedurende welke wij, tegen ruiling van enige spijkers en ijzerwerk van onze sloep, die wij de voorzorg hadden gebruikt mede te nemen, verschaften wij ons een weinig maïs, enige maniok wortelen en soms enige oranjeappelen kwamen wij de 26e april, afgemat en bijkans naakt te Inhambaai aan (opm: Inhambane, pos: 23º52’ ZB 35º23’ OL). De Portugese gouverneur, señor Candido Montes, en de aanzienlijken van dit oord, onthaalden ons vriendschappelijk en verzorgden ons, zo veel als in hun vermogen was: daar kwamen wij een weinig op verhaal van de ellende en de ontberingen, welke wij een maand lang geleden hadden, want toen wij aankwamen, zweemden wij niet meer naar mensen, zodanig had onze fysieke en morele gesteldheid geleden.

De 4e mei scheepten wij op een Portugese brik in, die naar Mozambique bestemd was, alwaar wij de 30e daaraanvolgende aankwamen, na twee der onzen verloren te hebben, die aan de vermoeienissen, welke wij hadden geleden, waren gestorven. Te Mozambique ontving Zijne Excellentie de gouverneur-generaal Don Antonio de Mello, met het hoofdbewind over de Portugese etablissementen op deze kust belast, ons met voorkomendheid en met de edelmoedigste menslievendheid, terwijl de inwoners als om strijd alles te brengen wat tot verlichting van onze toestand kon strekken.

Ik behoef u niet te zeggen, kolonel, hoe zeer wij naar het ogenblik haken, om het vaderland weder te zien doch de rechtstreekse gelegenheden naar Europa zijn zeldzaam; reeds bevinden wij ons sedert twee maanden alhier, en wellicht moeten wij nog even lang hier vertoeven; wij zouden ons denkelijk, voor die tijd, naar Bourbon (opm: Réunion) of Mauritius kunnen inschepen, werwaarts de equipage van de VULCAIN, van Nantes, zich denkt te begeven. Dit schip is in de baai van Imhambaai vergaan, doch de lading is geborgen. Door genoemd middel zouden wij onze terugkomst in Europa niet verhaasten. Zijne Excellentie de gouverneur-generaal heeft zich diensvolgens wel willen verbinden om ons, op kosten van zijn bewind, hetzij naar Engeland, hetzij naar Lissabon, te doen vertrekken door een gelegenheid, welke hij eerlang wacht. Ik kan de oplettendheid en de kiese behandeling, die wij van die hoge gezagvoerder ondervinden, niet genoeg roemen; doch hetgeen ons nog meer vleit, is de geestdrift, welke men in deze vergelegen streken voor onze geëerbiedigde Monarch, voor de instellingen, de nationale geest en de handelsbloei van Nederland, mitsgaders voor de wijsheid van deszelfs koloniaal bewind aan de dag legt; zo gij bespeurt, kolonel, blijf ik niet ten achter om u al te melden wat ik weet en dit schriftelijk onderhoud verzacht het leed des afzijns en verkort de eenzaamheid van een langdurige uitlandigheid.

Vaak heeft Z.E. bij de feesten, welke dezelve geeft, toasten aan de koning en het volk van Nederland gebracht, welke heildronken telken male door de luidste toejuichingen werden ontvangen, en bij die gelegenheid heeft Z.E. ons steeds verzekerd, dat hetgeen hij voor ons deed, niet slechts het uitvloeisel van gevoelen van menslievendheid was, maar ook een minder belangeloze strekking had, te weten, om op die wijze te doen zien welk een grote prijs het Portugese bewind stelt op de vriendschap van Z.M. de Koning der Nederlanden, en ter zelfder tijd betreurde Z.E., dat hij niet meer kan doen, want, zei hij, de ontwerpen tot kolonisatie van deze streken zijn nog niet rijp genoeg om tot uitvoering te worden gebracht, en tot dusver zijn onze handelsbetrekkingen zo onbetekenend, dat zij ons ter nauwer nood het strikt nodige verschaffen.

Nog ben ik aan de ijverige oplettendheden van mijn gastheer, de kapitein der artillerie, señor Antonio Candido Pedrozo Gamitto, het genot van een goede gezondheid verschuldigd, want het oord, waar wij ons bevinden en deze gehele kust, zijn niet in de beste geur wat derzelver gunstige gesteldheid voor de gezondheid der Europeanen betreft; doch het is even waar, dat de Europeanen zich gemeenlijk niet genoeg ontzien, dat zij als het ware het luchtgestel tarten en niet de minste leefregel in het gebruiken van spijzen in acht nemen.

Met een goed stelsel van beheer, waarmede men zich in het moederland bezig houdt, en aan welks hoofd de tegenwoordige gouverneur-generaal verdient geplaatst te blijven, zal deze volksplanting zeker een even grote mate van bloei als Brazilië bereiken; wellicht zal Mozambique weder een tussenliggend punt voor de handel en de scheepvaart tussen Europa, Amerika en Azië worden. Vermits tegenwoordig de negerhandel (opm: slavernij) alhier afgeschaft is, kan men met veel gemakkelijkheid uitmuntende arbeiders bekomen, aldus zijn deze streken wel waardig om de aandacht van volksplanters van ondervinding te vestigen, die er menigvuldige voortbrengselen uit de drie rijken zullen aantreffen, welke thans aan de onbebouwde natuur zijn overgelaten.

Waarschijnlijk zal ik eerlang gelegenheid vinden, om u nadere bijzonderheden en nieuwe berichten mede te delen; doch ik heb vermeend van de tegenwoordige gelegenheid te moeten gebruik maken, om des te vroeger hulde te bewijzen aan allen die ons op deze kust zulk een edelmoedige gastvrijheid hebben verleend, en verder aan de kapitein der NIJVERHEID, wiens gehele gedrag, van het ogenblik onzer inscheping niet opgehouden heeft een voorbeeld voor allen te zijn, en boven alle lof verheven is.
Ik ben, enz.

1839

ZZC 220339

‘s-Gravenhage, 20 maart. Men meldt uit Rotterdam van de 18e dezer: op heden is in de vergadering van burgemeester en wethouders dezer stad, ten gevolge van een daartoe van het hoger bestuur gedane uitnodiging, op een plechtige wijze aan de heer scheepskapitein T.J.J. Bouman alhier, door de heer burgemeester een gouden medaille uitgereikt, voerende aan de ene zijde de beeltenis des Konings en aan de andere zijde de vermelding van het lofwaardig gedrag, door deze gezagvoerder, bij gelegenheid van de ramp aan het schip de NIJVERHEID overkomen, aan de dag gelegd.

DDH 270438
Gisteren is te Rotterdam, met goed gevolg, van stapel gelopen het fregatschip HENDRIK JAN, groot circa 750 tonnen, gebouwd voor rekening van den heer L.F. de Bruyn, op de werf van de wed. E. Fisser en is daarna opgehaald de kiel voor een schip van gelijke grootte, genaamd MOSAMBIQUE, zullende varen onder het boekhouderschap van de heren Hudig en Blokhuyzen, voor rekening van enige ingezetenen dezer stad, welke zich met de heren A. van Hoboken en Zonen, als commissarissen, verenigd hebben, ook met het doel om het gezag van dit schip op te dragen aan T.J.J. Bouman, als een hulde aan zijne bekwaamheden bedaarden moed, bij de redding der passagiers en equipage van het verbrande schip de NIJVERHEID.

AH 210738
Advertentie. Boekaankondiging: Het verbrande brikschip de NIJVERHEID, kapt. Bouman, van Rotterdam.

Met het weldadige oogmerk om aan de gehuwde leden der equipage van het, in hoofde dezes, genoemde schip en aan het door de ramp ouderloos geworden meisje, enige vergoeding voor het geleden te schenken, heeft de heer passagier C. Brun, adjunct inspecteur bij het Nederlands Indische leger, deelgenoot aan al de rampen, geschreven, het werk getiteld : De redding der bemanning van het Nederlandse brikschip de NIJVERHEID, verbrand in de Indische zee op 29° 56' Z. en 43° 38' lengte beoosten Greenwich; benevens de beschrijving een reis op de kust en in de binnenlanden van Oost-Afrika, met statistieke en mercantile berichten, betreffende dit weinig bekende gewest; door C Brun, adjunct inspecteur bij het Nederlands Oost-Indische leger." Dit werk heeft de ruime deelneming genoten van het Koninklijk Huis, van den Minister van Koloniën, van de Directie der Nederlandsche Handel-Maatschappij, en der Directie en Deelhebberen der Reederij, tot welke het schip behoorde, daarenboven in het algemeen van vele mensenvrienden in een ruime mate. Maar de deelneming tot het opgegeven doel, in nimmer te groot geacht worden in het land, in hetwelk bijna leder huisgezin in de zeevaart belang stelt. Het werk is daarenboven niet alleen lezenswaardig om het zonderlinge, het verheven gelukkige der redding, maar om de zeer oorspronkelijke beschrijving van landen die tot dusverre zoo weinig bekend zijn en bij de vorderingen van handel en scheepvaart wellicht in korten tijd en door de kennis der bijzonderheden in het aangekondigde werk vervat, van enig belang zullen worden. Hetzelve wordt,onder erkentenis aan de voortreffelijke gevoelens des schrijvers, uitgegeven, voor rekening der Reederij en tot het voorgestelde doel, bij de boekhandelaren Mensing en van Westreenen te Rotterdam tot den prijsvan ƒ3.90, en is alom in dit Rijk op bestelling te bekomen, doch wordt om het doel niet in kommissie verzonden.
MCO 270938
Door Z.M. is dezer dagen de gouden medaille van de tweede grootte toegekend aan den koopvaardij-kapitein Bouman, van het Nederlandse schip de NIJVERHEID, voor zijn loffelijk gedrag bij gelegenheid van het schipbreuk lijden van gemelde bodem in de Portugese provincie Mozambique (Afrika)
UC 141238
Per de JACOBUS, kapt. Romyn, van Batavia naar Rotterdam, van Dartmouth den 10 dezer te Hellevoetsluis binnen, is in het vaderland aangekomen de opper-stuurman Krans, van het verbrande schip de NIJVERHEID, gevoerd geweest door kapt. Bouman.

1839


AH260339
Advertentie:  Bij gemelde uitgevers zijn nog voorhanden, enige weinige exemplaren van het zoo belangwekkende als voor den handel hoogst nuttige werk: de redding der bemanning van het Nederlands brikschip NIJVERHEID, verbrand in de Indische Zee, benevens "de beschrijving ener reis op de kust en in de binnenlanden van Oost-Afrika, door C. Brun, Adj. inspecteur bij het Nederlands Oost-Indisch leger, en passagier aan boord van gemelde bodem (Den kapitein van gemeld schip, den heer T.J.J. Bouman, is dezer dage, van wege Z.M. onzen ge-eerbiedigde en veel geliefden Koning, als blijk van tevredenheid over deszelfs bij die gelegenheid gehouden gedrag en betoonde moed en volharding, een gouden ere-penning geschonken.)  De prijs van genoemd werk is NLG 3.90; zijnde de opbrengst van dezelve bestemd voor de huisgezinnen van de gehuwde leden der equipage, en voor een vijftien-jarig ouderloos meisje, dat alle gevaren en vermoeienissen, als gevolgen van het verongelukken. van het schip, gelukkig heeft doorgestaan. 

 

Kroniekberichten

Toon kroniekberichten
Akten

ARCHIEF Nat.Archief-Den Haag archiefnummer Rott.3.03.56.65.215 __________________________________________________
Bijlbrief
Naam schip: de NIJVERHEID

Plaats en datum acte bijlbrief, Rotterdam, 27 maart 1827

Soort schip brik

Bouwwerf / verkoper Pieter van Swijndregt, scheepmaker, van zijn firma
P. van Swijndregt & Wed. Visser, op hun werf Het Land van Belofte, aan de Schiedamsche Hooge Zeedijk, even buiten de Schiedamschepoort, te Rotterdam

Gevoerd door kapt.

Eigenaar / aankoper de Reederij van Vier schepen, Rotterdam, opgericht door Anthony van Hoboken

Te voeren door kapt. Lambertus Heijkoop

Groot volgens meetbrief 372 tonnen

Tuigage en aantal dekken

Afmetingen lang 26,50 m., breed 4,98 m., hol 4,23 m.

Kiellegging in de maand augustus 1825

Tewaterlating 1 november 1826 en sedert aan de werf geheel volbouwd

Plaats en datum van registratie Rotterdam, 28 maart 1827

Nummer van registratie deel 1, folio 23, verso, afd. 5

Notaris Dammes Ledeboer, vrederechter te Rotterdam

Prijs (bij aan-/verkoop vermeld)

Bijzonderheden






Researcher/datum research ML/230107

Naam NYVERHEID (de)
Archiefinstelling Nationaal Archief Den Haag
Jaar 1827
Toegang 3.03.56
Inventaris 65

Bronnen

Jaar: 1827
Bron: Diverse Bronnen
Omschrijving: N.A. Den Haag toegang nummer 2.08.01.07 Zeebrieven verbalen, diverse bestanddelen.
N.A.Den Haag archiefnummer Rott.3.03.56.65.215
AB = Avondbode
AH = Algemeen Handelsblad
DC = Dordtsche Courant
JC = Javasche Courant
LCO = Leydsche Courant
MCO = Middelburgsche Courant
NSC = Nieuwe SurinaamscheCorant
OHC = OpregteHaarlemsche Courant
UC = Utrechtsche Courant
RC = Rotterdamsche Courant
ZZC = Zierikzeesche Courant
DDH = Dagblad van Den Haag