Datum vanaf: |
1814 |
Kapitein: |
Quakkesteijn, Dirk |
Overige informatie: |
1814-04-07 |
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt A. v/d/ Weyden als gezagvoerder gedurende:
* 1829 t/m 1835 van de hoeker “Wisselvalligheid”, gebouwd in 1814, bouwplaats niet vermeld, 104 ton o.m., varend voor Hoogendijk te Vlaardingen;
* 1837 t/m 1842 op de hoeker “Maria Johanna”, gebouwd in 1810, bouwlocatie niet vermeld, 140 ton o.m. óf 1817, bouwlocatie niet vermeld, 80 ton, varend voor A.Hoogendijk te Vlaardingen;
* 1859 t/m 1862 van de hoeker “Verwisseling”, gebouwd in 1837 te Vlaardingen, 99 ton o.m., varend voor S.van Gijn & Zn te Vlaardingen;
* 1863 t/m 1873 van de hoeker “Wilhelmina”, gebouwd in 1847 te Vlaardingen, 105 ton o.m., varend voor van Harwegen & den Breems te Vlaardingen.
Overige bijzonderheden
Geen
Datum vanaf: |
1815 |
Kapitein: |
Weyden, A. v/d |
Overige informatie: |
1815-03-03 |
Familiegegevens en opleiding
David Janse Cupido werd geboren op Ameland c. 1756005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Hij was met vlagnummer R43 in de periode 1819 t/m 1833 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1829 van het Rotterdams Zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Gemeentearchief Rotterdam, J/126) wordt vermeld dat aan “acht oude en behoefige Kapiteins” waaronder nr. 43, een “voorloopig bepaalde uitkeering” wordt gedaan. Herhaald in Jaarverslagen 1829 t.m 1832. In het Jaarverslag 1833 staat vermeld dat hij in 1833 is overleden. In hetzelfde Jaarverslag staat dat tot aan zijn dood plus aan zijn weduwemet drie kinderen een uitkering is verstrekt van f 182,53. In 1834 was de uitkering voor de weduwe plus drie kinderen f 190,90.
In het Jaarverslag 1835 (Maritiem Museum, Rotterdam) staat in de Rekening van Ontvangst en Uitgaaf dat de weduwe van kapitein D.J.Cupido een uitkering heeft ontvangen van f 211,- voor onderstand en schoolgeld voor haar en haar drie kinderen. In de Jaarverslagen 1836 t/m 1839 is de uitkering f 200,- voor haar en twee kinderen. In 1840 staat dat de uitkering f 42,50 bedraagt, zijnde 3 maanden “tot haar overlijden”. (ze is kennelijk in april 1840 overleden). In het Jaarverslag 1840 staat dat aan een kind van wijlen D.J.Cupido is uitgekeerd een bedrag van f 15,- voor een periode van 9 maanden. In 1841 is de uitkering f 20,-058.
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt D.J.Cupido als gezagvoerder gedurende:
* 1830 t/m 1834 van de bom “Industrie”, gebouwd in 1815, bouwlocatie niet vermeld, 51 ton o.m., varend voor J.Bonker te Alblasserdam.
In het Archief van de Waterschout op het Stadsarchief van Amsterdam bevinden zich monsterrollen op naam van kapitein Douwe Jans Cupido op de:
“Flora”, dd 11 september 1815.
Overige bijzonderheden
Van Sluijs013 vermeldt bij de “Willem de Eerste”, walvisvaarder, het volgende:
“Het schip Willem de Eerste, comm J.C.Groendijk, uitgerust door de Ned. Groenl. en Straat Davis Visscherij Sociëteit te Harlingen, is 27 Mrt 1827 uit ’t Vlie gezeild en is 27 Mei in Groenland verongelukt, de equipage is door den Rotterdamschen Commandeur D.J.Cupido opgenomen en vervolgens overgezet op verscheidene schepen (Bremer en Hamburger) alsmede op het schip van comm. J.C.Adriaan (Nederland), die de commandeur J.C. (of J.J.) Groendijk en 14 man in Texel heeft aangebracht. 24 Sept. voor 98% schade uitgekeerd. Brief Ds.W.A.Poort ag no 16340 (is dit een code uit het NSM?)
Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”
Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp
p.108 Op 01 januari 1825 werd voor een periode van 10 jaar te Harlingen de Groenlandse en Straatdavidse Visscherij Socviëteit opgericht met Pieter Rodenhuis als president directeur.
“The 1827 season again brought misfortune to the company. Willem de Eerste(II) left the harbour of Harlingen 0n 27 March 1827 ubder the command of Jan Cornelisz Groendijk. …Exactly two months later, while on the Greenland whaling grounds, the vessel was damaged and had to be abandoned. Douwe Jansz Cupido, whaling captain fom Rotterdam, came tot the secue of the crew and took them all on board his ship Maasstroom. Later, some crew were transferred to whaleships sailing under the flags of Bremen and Hamburg. J.J.Adriaan, Captain of Nederland brought Groendijk and 14 men back to their home port
p.121 In 1825 werd te Rotterdam opgericht de “Nederlandsche Maatschappij voor Walvisvangst”.
“Between 1825 and 1828, two ships – Rotterdam, Jacob Keller master and the pink Maasstroom (155 last/249 tons) under Douwe Jansz Cupido, who was born on Ameland – were equipped for whale and seal hunting in the Arctic.”
Op beide schepen voeren leerlingen van de Amsterdamse Kweekschool voor de Zeevaart mee.
p.122 De vangstresultaten van kapitein Keller waren teleurstellend, maar “The Rotterdam-based company achieved better resluts with the Maasstroom” maar dan met de vangst van robben “Whaling, however, had been a complete failure”. In 1827 werd de Rotterdamse maatschappij opgedoekt. “… Maasstroom was auctioned on 23 October 1827. One year later, all gear and equipment was sold.”
Op 27 maart 1827 vaart het Pinkschip met als Commandeur Jan Cornelis Groendijk weer uit, maar op 27 mei 1827 verongelukt het bij Groenland, 'Het volk is geborgen'(= gered) door Douwe (sic) Jansz Cupido. [It Beaken, 1983: 16].
Gegevens van Auwert Dijkstra te Schiermonnikoog (april 2009). Zijn vrouw is een Groendijk en stamt van Terschelling
Rotterdamsche Courant 14 augustus 1819114
Advertentie. Nicolaus Montauban van Swijndregt, Hubertus Montauban van Swijndrecht en Fredrik van Dam, makelaars te Rotterdam, als lasthebbenden van hunnen Principaal, zijn van mening (na gedane aangifte ingevolge de Wet), publiek te veilen en aan de meest daarvoor biedenden (zonder affslag) te verkopen, op dinsdag den 24 augustus 1819, des namiddags te 4 uren, in het Logement genaamd het Badhuis, in de Boompjes, het Hol van het Brigantijnschip, genaamd FLORA, laatst gevoerd bij kaptein D.J. Kupido, lang over steven 75 voet en 9 en 9 twaalfde duim, wijd, binnen de huid, 21 voet en 3 twaalfde duim, hol, in het ruim, 10 voet 6 en 7 twaalfde duim, alles Amsterdamse maat, zo als hetzelve is liggende; en een partij Scheeps-gereedschappen, bij kavelingen, bestaande in ankers, touwen, zeilen, masten, stengen, ra’s en verder rondhout, staande en lopend want en andere scheepsgoederen meer. Het voorschreven Hol is liggende in de Zalmhaven en de Scheeps-gereedschappenen op de kaai voor het gemelde Hol, alwaar dezelve daags vóór en op de dag der veiling door een ieder zullen kunnen worden bezichtigd. Iemand nader onderrigting begerende, spreke de bovengemelde makelaars.
(opm: in de verder identieke advertenties van 17 en 24 augustus werd het hol nu omschreven als dat van een Galjasschip)
Rotterdamsche Courant 21 mei 1822114
Rotterdam, 20 mei.
….Den 19 zeilde ALBERDINA, D.A. Wilkens, naar Rouaan, en arriveerden la LOUIS MARIE, kapt. J. Hervé, van St. Malo; de JONGE JAN, D.J. Kuijpedo, van Liverpool. ….
onzeker of deze advertentie op de goede plek staat.
Familiegegevens en opleiding
Pieter Krak werd gedoopt te Veendam 22 februari 1804 als zoon van de apothekar Gerhardus Harmannus Krak en Grietje Egges Kleve.
Hij trouwde op 02 januari 1828 te Veendam als zeeman met Rena/Reina Everts Hoveling, geboren te Veendam 09 deccember 1806 als dochter van de schipper Evert Eppes Hoveling en Hindrikjen Geerts Oortjes. Rena hertrouwde op 21 november 1839 te Veendam met de landbouwer Hindrik Daniels Kotter. Reina overleed op 17 december 1883 te Zuidwending gem. Veendam, 77 jaar, weduwe.
Pieter verdronk in de nacht van 22 op 23 oktober 1834 aan boord van de galjoot “Jufvrouw Klara”. Het schip lag voor anker op het buitenstrand bij Ameland en is in de storm vergaan, waarbij de bemanning is omgekomen.
De weduwe Reina Everts Hoveling wilde na enige jaren opnieuw huwen, en liet het overlijden van kapt. P. Krak gerechtelijk vastleggen. Aan de documenten gedeponeerd bij acte 104/1837 in het overlijdens register Veendam wordt het onderstaande ontleend:
(overlijdensregister Veendam 1837, nr.104)
‘overwegende dat uit voor bovengemeld Vredegeregt [kanton Holwert, Prov. Vrieslandt] afgelegde en bevestigde verklaringen van getuigen regtens genoegzaam blijkt, “…dat in den morgen van den 23 oktober 1834 op het buitenstrand van Ameland het onderst boven, en ontramponeerd is komen aandrijven het galjootschip JUFVROUW KLARA, blijkende voor anker te hebben gelegen, - volgens de gevonden papieren te huis behoorende te Delfzijl en gevoerd door kapitein Pieter Krak, van Veendam, en als stuurman Jan Evert Zoutman, mede van Veendam, komende met eene lading hout van Ooster Risoer, in Noorwegen, en gedestineerd naar Delfzijl, en dat alzoo, vermits er niemand van de equipagie heeft kunnen worden gered, de genoemde kapitein en stuurman, met de overige manschappen in de zee, voor het bovengemelde Amelandsche strand zijn omgekomen, terwijl in die dagen wel lijken zijn aangespoeld, die echter reeds onherkenbaar, en buitendien onbekend waren…”
(overlijdensregister Veendam 1837, nr.104)
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
H.Kracke was effectief lid van het zeemanscollege “De Vereeniging” te Delfzijl met vlagnummer 16 in de periode1833-1837
De schepen van de kapitein
Galjoot Jufvrouw Klara/Juffer Clara.
In een lijst van verloren gegane schepen in 1835 in een lijst van Gedeputeerder Staten van Groningen staat de kof Juffer Clara onder kapitein Pieter Krak. De 6 koppige bemanning is verdronken.
Overige bijzonderheden
Leeuwarder Courant 04 november 1834114
Ameland, 26 oktober. Ook in den jongste stormen hebben alhier vele ongelukken plaats gehad. Zo is in de nacht van de 18e op de 19e dezer, in de Buitengronden van dit eiland verongelukt de Franse haringvisser No. 79, waarschijnlijk genaamd EDUARD en te huis behorende te Fécamp; de gehele equipage is daarbij, voor zo veel men kan nagaan omgekomen; acht lijken zijn uit het wrak opgevist en behoorlijk ter aarde besteld.
In de nacht van de 23e op de 24e daaraanvolgende strandde het Pruisische brikschip AUGUSTA, kapt. Ludwig Swell, met houtwaren, lijnzaad en veren, van Memel naar Londen bestemd; de equipage uit elf man bestaande, is gered en met het bergen der lading en tuigage is men druk bezig, doch het schip zal weg zijn.
In den late avond van de 24e daarop, strandde het Deens sloepschip de FEM SÖDSKEDAM (opm: FEM SODSKENDE), kapt. Hans Hanzen, met garst van Denemarken naar Londen bestemd; te middernacht kreeg men kennis van deze stranding, de reddingboot werd toen naar de strandingplaats gebracht, doch kon door de hoge branding niet in zee komen, terwijl men door de duisternis en regen ook geen leven op het schip kon ontdekken. Zekere Thomas B. Roep van hier, gelukte het, na onderscheidene vruchteloze pogingen, eindelijk, niettegenstaande de hoge brandingen, met een paard al zwemmende, zo nabij het schip te komen, dat hij de in het want zittende en om hulp roepende equipage ontdekte, waarop het, op aanmoediging en belofte van beloning van de heer grietman en assessor Scheltema, aan de even te voren aangekomen S.R. Brouwer, S.G. Hannema, J.C. Kolmer en H.L. Wagenaar, gelukte de boot in zee te krijgen, en de kapitein, stuurman en twee matrozen in een jammerlijke toestand aan wal te brengen, hebbende deze sedert de vorige avond negen uren in het want gezeten en met slingerende mast telkens onder water bedolven geweest; zijnde de kajuitswachter en een matroos over boord geslagen en verdronken. Van schip, lading en tuigage heeft men niets kunnen bergen.
In denzelfden nacht dreef omgekeerd op strand het hol van een kofschip, beladen met Noordse houtwaren, van welke equipage, herkomst of bestemming, men nog niets heeft ontdekt; verders zijn nog op strand gevonden twee bootjes waarop met vergulde letteren stond geschreven de JUFFER CLARA.
(opm. Hydro. Dienst: Wrak nummer 503, FEM SODSKENDE. Wrak nummer 511 de JUFFER CLARA, galjoot, Nederlands, kapt. P. Krak, lading hout. Wrak nummer 452 L’EDUARD DE FÉCAMP, logger. Wrak nummer 432, AUGUSTA, bark. )
Provinciale Groninger Courant 11 november 1834114
Een mastloos, tweemast galjoot of kof met Noors hout is volgens brief van Harlingen van 3 november, zonder volk op Ameland gestrand, ingevolge twee daarbij aangedreven naambordjes, genaamd de JUFFER CLARA, kapt. P. Krak (opm: in het overzicht van het Delfzijler Zeemanscollege DE VEREENIGING door S. Parma aangehaald als kapt. H. Kracke, geen schepen bekend), van Osterrisoer naar Delfzijl. Nog mede was aldaar aangespoeld een opgedoekte blauwe signaalvlag met een rode en een witte hoek, met No.16, zijnde waarschijnlijk de Collegievlag van Delfzijl en wel als zijnde die van bovengenoemde kapt. Krak. Nog heeft men in het schip gevonden een stuk hout, waarop S.H. Bok 1833.
|